De Indische Onderzoeker: Mark Loderichs

1
2009

Ieder kwartaal spreken wij met een ervaren onderzoeker op het gebied van Indische en/of Indonesische (familie-) geschiedenis. Dit keer maken wij kennis met Mark Loderichs, historicus, onderzoeker, ex-Moesson, en momenteel bestuurslid van het Indisch Familiearchief. Hij werkte mee aan het vuistdikke deel 4 van de Militaire Geschiedenis van Nederland: Krijgsgeweld en de Kolonie.

Mark, je hebt een lange geschiedenis in de Indische wereld, bijvoorbeeld redacteur bij Moesson, onderzoeker bij het NIMH, nu bestuurslid van het Indisch Familie Archief. Kan je vertellen waar de interesse in Indische (familie-) geschiedenis vandaan komt? Wanneer begon het bij je “te borrelen”?

Die interesse was er eigenlijk al heel lang. Als kind was ik al geboeid door de verhalen die ik hoorde op verjaardagen en feestjes. Er zal in die vertellingen de nodige overdrijving, stoerdoenerij en bangmakerij hebben gezeten, maar als kleine jongen vond ik het allemaal reuze interessant en spannend. Serieus was de interesse in de familiegeschiedenis nog niet. Ik was te jong om te beseffen hoe bijzonder en tijdelijk die omgeving eigenlijk was. De generatie van mijn ooms, tantes en grootouders hadden de vooroorlogse tijd, de oorlog en de dekolonisatie aan den lijve meegemaakt. Dit besef van tijdelijkheid kwam pas met de dood van mijn vader. Hij stierf op 55-jarige leeftijd. Ik was toen 23, studeerde en woonde op kamers. Twee jaar later ben ik met mijn zus voor het eerst naar Indonesië gegaan. We wilden de omgeving zien waarin hij was opgegroeid. Wat daarbij meespeelde was dat ik ben opgegroeid in een gezin met een Indische vader en een Nederlandse moeder. Ik had het idee dat mijn Indische opvoeding abrupt stopte. Dat was natuurlijk niet zo, maar zo voelde het destijds wel. De reis naar Indonesië duurde zes weken en was in een aantal opzichten een soort pelgrimstocht. Op aanwijzingen van de familie zijn langs de plekken geweest waar de familie gewoond had. We gingen naar het ziekenhuis waar mijn vader geboren was en bezochten zijn doopkapel. Dit was voor mij een van de hoogtepunten van de reis. Achteraf vind ik dat we op Java zijn as hadden moeten uitstrooien. Mijn vader heeft in Nederland nooit zijn draai kunnen vinden.

Oma met mijn tantes en vader, Cheribon (Cirebon) 1938

Op Java was voor ons genoeg te ontdekken. Mijn Opa werkte bij de spoorwegen, eerst bij de particuliere Semarang-Joana Stoomtrammaatschappij en later bij de Nederlands-Indische Staatsspoorwegen. De treinstations waar hij gewerkt had waren nog allemaal te vinden, al waren ze niet allemaal meer in gebruik. We reisden veel en logeerden in hostels, maar ook bij Indische en Indonesische families thuis. Het was me niet altijd duidelijk hoe de familie aan die adressen kwam. We gingen vanuit Nederland op pad met alleen een familienaam en een onduidelijk adres in Jakarta, Bandung of Solo. De ontmoeting met de Indische families vond ik bijzonder. Ze waren als warga negara in Indonesië gebleven en hadden het vaak moeilijk. Wat me ook bij is gebleven was dat ze een prachtig en ouderwets soort Nederlands spraken waarin moeiteloos spreekwoorden en gezegden werden verhaspeld.

Trouwfoto van mijn Oma en Opa, Semarang 1930

De afgelopen jaren heb je gewerkt bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), hoe kwam je daar terecht?

Op een dag had ik het plan opgevat om te promoveren, en zonder professor geen promotie. Zo leerde ik Petra Groen kennen. Zij was bijzonder hoogleraar militaire geschiedenis in Leiden en senior onderzoeker bij het NIMH in Den Haag. Zij vroeg me op een gegeven moment of ik tijdelijk bij het NIMH wilde komen werken. De voorlopige resultaten van het promotieonderzoek konden dan mee in het handboek waaraan gewerkt werd. Die tijdelijke baan duurde uiteindelijk acht jaar.

Je hebt meegewerkt aan de indrukwekkende uitgave “Krijgsgeweld en Kolonie” wat is jouw rol daarin geweest? Is het een publieksboek of meer een academische uitgave?

Krijgsgeweld en kolonie is een deel van een ambitieuze, zesdelige serie over de militaire geschiedenis van Nederland. Ik ben één van de vijf auteurs en heb meegeschreven aan vier hoofdstukken. Twee alleen, een samen met Petra Groen en een samen met Anita van Dissel. In de eindfase van de productie ben ik ook druk geweest om het boek af te ronden en op tijd naar de uitgever te krijgen. Dat wil zeggen met de selectie, en het schrijven van onderschriften, bij de afbeeldingen, het verwerken van de commentaren van de meelezers en de reactiecommissie, met het maken van het register, het notenapparaat, de bibliografie et cetera en met het lezen van de drukproeven. Ook dit doe je uiteraard niet in je eentje, maar samen met de andere auteurs en met de interne en externe collega’s die de tekstredactie en beeldredactie helpen verzorgen. Omdat Krijgsgeweld en kolonie zo’n dik boek is geworden – het behandelt zowel de koloniale militaire geschiedenis van Nederlands-Indië als die van de Antillen vanaf 1816 tot 2010 – ging daar heel veel tijd in zitten. Maar het resultaat mag er zijn hoop ik. Krijgsgeweld en kolonie is een publieksboek, maar het is serieus publieksboek dat gebouwd is op een fundament van wetenschappelijk onderzoek. Er zitten heel veel uren onderzoek in.

Momenteel werk je aan je proefschrift, kan je daar iets meer over vertellen?

Ik ben nog volop bezig. Het proefschrift gaat over de Nederlandse militaire strategie tijdens de Javaoorlog (1825-1830). Het koloniale leger wint die oorlog uiteindelijk na een ontzaglijke inspanning en de vraag is interessant waarom het na verloop van tijd militair de overhand kreeg. Er zijn altijd meerdere factoren in het spel, maar ik ben op zoek naar factoren die zwaarder wegen dan andere en dus in de strategie doorslaggevend waren. Vergelijk het met onderzoek naar een verkeersongeval. Een auto vliegt uit de bocht. Reed de bestuurder te hard? Was de bestuurder dronken? Lag er olie op de weg? Was het nacht? Of waren de remmen krakkemikkig? Het zijn allemaal relevante factoren die je na moet lopen om hun gewicht vast te kunnen stellen. Mijn onderzoek richt zich met name op het effect van de strategie op de Javaanse bevolking. Zij was partij in de oorlog en werd door het koloniale leger ook als zodanig behandeld. Vreemd genoeg is de Javaoorlog weinig in trek bij (militair)historici. Er ligt hier nog een heel onderzoeksveld open. Ik lees op het moment brieven van en naar legercommandant luitenant-generaal De Kock in de hoop meer inzicht te krijgen in wat er precies gebeurde. Het zijn kleine velletjes papier. Soms in het Frans, soms moeilijk leesbaar en altijd in een piepklein handschrift, want deze brieven werden te velde geschreven zoals dat heet. Het is tijdrovend werk en zonder de hulp van een computer (om de handschriften te vergroten) was ik er misschien niet aan begonnen. Maar onderzoek doen in archieven is boeiend en heeft iets verslavend. Je bent gewoon een nerd, zeggen de kinderen.

Over welke aspecten van je eigen Indische familiegeschiedenis zou je meer te weten willen komen?

Mijn beide overgrootmoeders waren Aziatische vrouwen. De moeder van mijn Opa was een Chinese. We kennen haar naam uit de koloniale bronnen als Swat Nio of Swat Njo, een naam die er waarschijnlijk op duidt dat ze Hokkien was. In de familie stond ze bekend als Oma Pati en ik heb daarom lange tijd niet de gaten gehad dat ze Chinees was. Daarnaast was de moeder van mijn Oma was een Javaanse, vermoedelijk uit de omgeving van Boyolali. Haar naam is aan ons overgeleverd als Wagijen, maar verder weet ik nauwelijks iets over haar. Naar deze twee vrouwen zou ik onderzoek willen doen.

Het Indisch Familiearchief is verhuisd naar Bronbeek, en jullie zijn op zoek naar vrijwilligers die daar in de (ruime) buurt wonen. Hoe kunnen mensen zich aanmelden als vrijwilliger? Aan wat voor taken moet je denken?

Vrijwilligers zijn meer dan welkom. Als we de verhuizing hebben afgerond ligt er een stapel werk op ons te wachten. Je kunt je aanmelden via onze website of anders via Museum Bronbeek. Een gerichte scholing of specifieke ervaring is niet echt nodig. Je leert het werk in de praktijk. Een grote klus die we moeten klaren is het ompakken van de naar schatting 15.000 familiedossiers in archiefdozen zodat ze duurzaam bewaard kunnen worden. Individuele familiedossiers moeten daarvoor stuk voor stuk worden nagelopen, geschoond en waar mogelijk samengevoegd met andere deelcollecties. Alledaagse werkzaamheden zijn daarnaast het inschrijven van schenkingen, het schrijven van inventarissen en het beantwoorden van vragen. Affiniteit met persoonlijke Indische geschiedenissen helpt daarbij.

Aan welk onderwerp in de Indische/Indonesische geschiedenis wordt momenteel te weinig aandacht besteed?

Als ik het tot het mijn eigen vakgebied van de militaire koloniale geschiedenis mag beperken zou ik het KNIL willen noemen. Een volwassen geschiedenis van dit koloniale leger is er nog altijd niet. En binnen de gelederen van het KNIL weten we bijzonder weinig over de Javaanse, Madurese en Sundanese militairen die toch met afstand de grootste groepen vormden. We zouden veel meer te weten kunnen komen als we onderzoek kunnen doen in de stamboeken van deze Indonesische militairen. Hier is nog een wereld te winnen.

Krijgsgeweld en kolonie, Opkomst en ondergang van Nederland als koloniale mogendheid, door Petra Groen, Anita van Dissel, Mark Loderichs, Rémy Limpach, Thijs Brocades Zaalberg | Boom uitgevers Amsterdam. Verkrijgbaar bij de boekhandel of de uitgever.

 

1 REACTIE

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.