E.A. Zonneveld
Op basis van militaire stamboekgegevens uit het Nationaal Archief zijn voor mij interessante gegevens beschikbaar gekomen over de eerste Vacquier en zijn medepassagiers die naar Indië gingen. Deze gegevens sloten aan op de gegevens die uit andere bronnen al beschikbaar waren binnen de familie. Het onderstaande artikel geeft de beknopte geschiedenis van mijn Indische schoonfamilie.
Charles was de eerste Vacquier die voet zette op Indische bodem. Als Fransman (geboren in 1794 te Bouches1) was hij waarschijnlijk in 1812 als 18-jarige opgeroepen om dienst te nemen in het leger van Napoleon2. In 1815 heeft hij de slag bij Waterloo meegemaakt. Na de nederlaag was hij (evenals duizenden Franse lotgenoten) in de buurt van Brussel blijven hangen, omdat een terugkeer naar Frankrijk door de Franse regering werd tegengehouden.
Omdat koning Willem I door de afspraken van het Congres van Wenen (1815) ook koning van de Zuidelijke Nederlanden was geworden en er in Indië militairen nodig waren voor de opbouw van een leger (na de teruggave van de kolonie door Engeland) mochten de Franse “deserteurs” zich vanaf 1816 aanmelden voor het suppletieleger in Indië3. Ongeveer 3300 Fransen maakten tussen 1816 en 1821 gebruik van deze regeling. Na 1821 stond de Franse regering wel terugkeer toe en meldde men zich niet meer aan te Harderwijk.
In 1821 tekende Charles in Harderwijk voor een dienstverband van 8 jaren en kreeg een handgeld van 10 gulden (Figuur 1)4.
Op 4 augustus 1821 vertrok hij, met 74 andere soldaten (42 Fransen, 14 Belgen, 16 Nederlanders, 2 Zwitsers en een Deen) en 4 officieren met het fregat Marij en Hillegonda vanuit Helvoet (het huidige Hellevoetsluis) naar Indië5. De gekoperde houten driemaster was een snelzeilend schip dat volgens advertenties in zowel de Rotterdamse als de Bataviasche Courant prima was ingericht voor het vervoer van passagiers.Vanaf 1821 tot 1834 voer dit schip o.a. met de Rotterdamse kapitein Hessel Glazener jaarlijks naar Indië6.
Het schip lag waarschijnlijk nog enkele dagen op de rede van Brouwershaven op gunstige wind te wachten en zette daarna koers zuidwaarts voor een tocht om Kaap de Goede Hoop.
Onderweg werd het schip twee keer waargenomen, zoals later de Rotterdamsche Courant meldde. De eerste keer was dat op 24 augustus ter hoogte van de Engelse zuidkust, de tweede maal was in de buurt van Java toen men het schip Clay passeerde dat vanuit Batavia de tocht naar Europa was begonnen. Omdat geen muiterij of andere ongeregeldheden zijn vermeld, mag worden aangenomen dat de tocht verder zonder problemen heeft plaatsgevonden. Op 7 januari 1822 kwam men te Batavia aan7.
Op de reizen naar Indië vóór 1830 overleden onderweg en in de eerste jaren in Indië procentueel veel opvarenden door ziekten. Op deze reis overleed onderweg één militair die al ziek was bij vertrek en in het eerste jaar in Indië (1822) overleden 20 militairen. In de drie jaren daarna nog eens 20 man. Tot en met 1830 overleden in het totaal 55 personen. Van de in Helvoet ingescheepte militairen haalden 73 % hun pensioen dus niet. Daarnaast bleken 5 van de 75 personen kort na aankomst al niet geschikt voor krijgsdienst in de tropen en gingen retour naar Nederland. De overige 15 militairen hebben hun pensioen gehaald8.
Na ontscheping te Batavia liep men naar de kazerne te Weltevreden om daar zijn uiteindelijke bestemming te vernemen. Charles die als fuselier onder Napoleon had gediend, werd huzaar in het Nederlands-Indisch Leger (later KNIL geheten). Mogelijk diende hij in de Java-oorlog die van 1825 tot 1830 o.a. in de streek Kedoe (ook wel Kadoe genoemd) woedde9 en die in het begin zo desastreus voor het NIL verliep dat bij Kon. Besluit van 26/10/1826 nog eens een expeditionaire afdeling van 3100 man (bovenop de al 1000 man van het suppletieleger dat jaar), naar Indië werd gestuurd. In deze oorlog kwamen 15.000 militairen om (7000 Europeanen en 8000 inheemsen), met daarnaast 200.000 Javanen door krijgsgeweld, honger en ziekten10.
Charles Vacquier woonde in 1830 in Kadoe , zoals de Rijksalmanak van Nederlands Indië aangaf11. Omdat er in de Almanak slechts Europese burgermannen ouder dan 16 jaar worden vermeld, komt de naam Vacqui (in het militaire stamboek als ook in de Almanak verkeerd geschreven) pas in 1830 in zicht. Dit klopt omdat Charles volgens een handgeschreven aantekening in het koloniale stamboek (een soort kopie van het militaire stamboek) in 1830 met pensioen gaat (gepasporteerd wordt) en dan pas burger is.
Hoe ging het verder met de familie Vacquier
De militair Charles Vacquier (overleden in 1853) leefde waarschijnlijk met zijn njai Naërah in concubinaat12. Al voor zijn pensioen kreeg hij met Naërah een dochter Josephine (1829) en daarna de kinderen Charles (1831), Florence (1837), Florans (1846) e.a. (Figuur 2).
Charles II werd te Buitenzorg geboren, groeide op en ging in de handel. Hij woonde lange tijd in Krawang, waar hij mogelijk zijn Chinese schoonfamilie leerde kennen. Bij de Chinese christenvrouw Kwee Njong Nio (Figuur 3) kreeg hij o.a. drie kinderen: Albert Charles (1864), Grietje (1878) en Geertruida (1882) e.a. Bij de Javaanse vrouw Biah kreeg hij minstens 4 kinderen: Alexander (1888), David (1866), Martin (1880) en Poppie (voor de stamboom van de kinderen van Charles Vacquier met Biah wordt verwezen naar de website van Lex Vacquier13).
Grietje Vacquier trouwde met Willem Gabriël Droop en kreeg in 1898 een dochter Victorine. Geertruida kreeg in 1903 een buitenechtelijke zoon van haar zwager. Het kind werd niet erkend door de vader en kreeg de naam Max Vacquier. Max mocht bij gouvernementsbesluit in 1922 Droop aan zijn familienaam toevoegen14 (Hij is zodoende de stamvader van de familie Vacquier-Droop).
Albert Charles werd in 1864 te Bandoeng geboren. We vinden hem in 1887 terug als eleve-opzichter van de kininefabriek16 bij Bandoeng, aan de weg naar Lembang, waar de Vacquiers toen woonden en zijn vader gronden naast de kininefabriek in erfpacht had. In 1894 wordt Albert Charles vermeld als opzichter17 en in 1895 trouwt hij met Petronella Smits. In 1896 wordt zijn zoon Albert Ferdinand geboren.
Albert Ferdinand ging, na zijn lagere school, bij de Indische Staatsspoorwegen werken, volgde intern o.a. de opleiding tot technisch tekenaar en werd uiteindelijk leidinggevende bij de bruggenbouw door heel Indië tijdens de uitbreiding van het spoorwegnet in die tijd. Op het hoofdkantoor van de Staatsspoorwegen te Cheribon had hij kennis gemaakt met Anna Fransz en in 1920 trouwden zij. De kinderen zijn op diverse plaatsen geboren. Frans Albert Ferdinand (1923, Bandoeng), Reinier (1925, Karanganjar), Jeannette (1929, Jember), Jenny (1931, Lahat) en Willy (1932, Bandoeng).
Mijn schoonvader Frans (Boeng) Albert Ferdinand (1923-2006) werd halverwege zijn middelbare schoolopleiding te Bandoeng, opgeroepen voor de militie omdat Nederland de oorlog had verklaard aan Japan. Na de overgave van het Indische leger in maart 1942 kwamen hij en zijn vader in het krijgsgevangenenkamp te Tjimahi terecht en bleef moeder Anna met vier kinderen als buitenkampers op de Rochussenweg achter.
Vanuit Tjimahi gingen vader en zoon (met in totaal 6200 man) in april 1943 op transport met de zgn. Hell Ships18 via de Molukken naar Flores voor de aanleg van een vliegveld19,20. Toen het vliegveld klaar was, werden de krijgsgevangenen weer naar Java teruggebracht. Vader Albert Ferdinand ging terug naar het krijgsgevangenenkamp in Tjimahi en Boeng ging in september 1944 vanuit Batavia per schip naar Singapore. Van daar ging hij naar Pakan Baroe, waar hij in het laatste oorlogsjaar tewerk werd gesteld aan de spoorlijn van Pakan Baroe (kamp 9, Logas).
Na de oorlog werd Boeng niet uit militaire dienst ontslagen, maar ingedeeld bij de Gadja Merah brigade (Figuur 5, met het rode olifant-embleem) die in Singapore moest wachten op toestemming van de geallieerden om naar Indië terug te mogen gaan. Juist in die periode vluchtte in Bandoeng zijn familie van de Rochussenweg naar het beschermingskamp Tjihapit omdat door ontvoeringen en moorden van ongecontroleerde jonge Indonesiërs (de pemuda’s) het buiten de kampen in de stad te onveilig was geworden.
In februari 1946 stonden de geallieerden toe dat de Nederlanders naar Indië terug konden en in maart ging Boeng met zijn brigade bij Sanoer op Bali aan land om tegen de opstandige Indonesiërs te worden ingezet21. De Gadja Merah trad soms meedogenloos op, waardoor de Indonesiërs een beloning van 100 gulden hadden gezet op het hoofd van elke strijder van de Gadja Merah (zoals mijn schoonvader mij heeft verteld). Vanaf Bali is hij vroegtijdig met verlof naar Bandoeng teruggestuurd om zijn schoolopleiding af te kunnen maken. In 1948 trouwde hij met Gretha Waldt. Hun eerste kind (mijn latere echtgenote) is het jaar erop in Bandoeng geboren. Later werkte hij nog bij de meteorologische dienst van Tarakan in overheidsdienst.
Reinier Vacquier ging in 1947 als werkend passagier naar Holland om met een beurs te studeren aan de MTS in Dordrecht. Daarna werkte hij bij de Staatsmijnen in Limburg waar hij Maria Hamers leerde kennen.
Albert Ferdinand kwam met vrouw Anna en kinderen (Jeannette, Jenny en Willy) in 1949 met periodiek verlof van de Staatsspoorwegen naar Nederland. Tijdens dat verlof bleek dat hij door de politieke toestand in Indonesië niet meer terug kon keren en dat zijn dienstverband met de Staatsspoorwegen beëindigd werd.
In 1951 kwam Frans A.F. Vacquier als laatste van deze tak van de familie met vrouw en kind naar Nederland om er definitief te blijven (Figuur 6).
Dit artikel is met o.a. aanvullende genealogische informatie bedoeld voor publicatie in de Indische Navorscher.
Noten
1. Mogelijk wordt verwezen naar het departement Bouches du Rhône, dat werd gecreëerd tijdens de Franse revolutie, op 4 maart 1790. Een gebied rondom Marseille dat bestaat uit de arrondissementen Aix-en-Provence, Arles, Marseille en Istres.
2. In het militaire stamboek wordt Charles opgevoerd als deserteur uit het Franse leger. Zijn ouders waren Francois (Vacquier) en Marie Jeanne Thomas.
3. M. P. Bossenbroek, Volk voor Indië. De werving van Europese militairen voor de Nederlandse koloniale dienst, 1814–1909. Amsterdam (Van Soeren), 1992, p.50.
4. Suppletiefolio’s zijn kopieën van militaire stamboeken van het voormalige Ministerie van Koloniën, nu gescand en aanwezig in het Nationaal Archief (NL-HANA 2.10.50). In deze boeken zijn de opvarende per schip opgenomen en zijn gebeurtenissen nadien met de hand bijgeschreven. De IGV is bezig met een indexeringsproject hiervan.
5. M.P. Bossenbroek, Van Holland naar Indië. Het transport van koloniale troepen voor het Oost-Indische leger 1815-1909. Amsterdam/Dieren, 1986, p. 134.
6. Delpher-kranten / Marij en Hillegonda: Bataviasche Courant 2/3/1822.
Volgens (Piets-) scheepsindex.nl waren er meerdere schepen met de naam Marij en Hillegonda. Het schip dat vóór 1835 op Indië voer was van de rederij Suermonst, en bracht in 1821 o.a. Charles Vacquier naar Indië.
7. http://www.marhisdata.nl/schip&id=12010 twee waarnemingen; http://www.marhisdata.nl (kronieken): Rotterdamse Courant 22-5-1822. Aankomst in Batavia met vermelding van een overledene onderweg.
8. Nationaal Archief: Suppletieboek, NL-HANA toegang 2.10.50 inv. 92, scan 62 t/m 76.
9. Louw P.J.F. en E.S. de Klerck: De Java oorlog deel 1. Batavia: Landsdrukkerij en Den Haag:Nijhoff.
10. Neve, Roel de: Asal Oesoel. Gids voor genealogisch onderzoek naar voorouders uit Nederlands Indië. Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag, 2009.
11. Regerings-almanak van Nederlandsch-Indië 1830 p. 182 (206).
12. Baaij, Reggie: De Njai, het concubinaat in Nederlands-Indië, Amsterdam, 2009.
13. Website van Lex Vacquier (op dit moment off-line wegens update-werkzaamheden).
14. P. Kal, Genealogie van de Indische familie Droop en Vacquier Droop: De Indische Navorscher 6 (1993).
15. Argumenten om foto 3 toe te schrijven aan Kwee Njong Nio met familie: (1) de foto zat in het familie-album vóór de foto van Albert Charles en Petronella Smits en moet belangrijk genoeg zijn geweest om in het album te worden opgenomen (2) de personen hebben Chinese kleding aan en de enige familieleden die in aanmerking komen voor het familie-album zijn die van de familie Kwee.
16. Regerings-almanak van Nederlandsch-Indië 1889: Kalender en Personalia_1CV blz.302.
17. Natuurkundig tijdschrift voor Nederlands Indië, 1896, p. 85.
18. Maaswinkel, Kees: 3 documentaires over de Hell Ships (opdrachtgever het Veteraneninstituut). Deel 1 : de zeetransporten van pow’s naar Flores en de Molukken.
19. Veenstra, J.H.W. e.a. : Als krijgsgevangene naar de Molukken en Flores. Relaas van een Japans transport van Nederlandse en Engelse militairen 1943-1945.
20. Binnerts, Mr.C.: Alles in orde heren. Een dagboek van het eiland Flores uit het jaar 1943. Minerva Hollandia, 1988.
21. Baay, Reggie: Het kind met de Japanse ogen. Amsterdam, 2018. Hierin het relaas van zijn vader bij de Gadja Merah.