Ngomong Gombong is about the history of Gombong, a small town in Central Java, originally written in Bahasa Indonesia, and aimed to encourage young Indonesians to explore local history based on inter-cultural respect and understanding, as well as to promote cultural and historical tourism.
A special limited English edition is made available through the IGV, which has also financially supported this initiative. Many persons with Dutch East Asia roots have an ancestry in Gombong because of the presence of the KNIL cadet school in this town.
Attention is given to the mystery of the origin of the name of Gombong, the town in the era of the Javanese Kraton, the establishment of the Benteng Van Wijck, the KNIL cadet school, education in the 20th century, religious movements, health care and the dark sides of Gombong, cross-culture circumstances, prominent personalities in Gombong of European, Javanese and Chinese descent, and much more.
Free copies of the bahasa version, which is already in second print, have been made available for schools, public libraries and related communities.
Regular: €20, IGV members: €10 (plus shipping).
About the authors
Salma Nusiana (left) was born in Kebumen, November 9, 1996. She graduated from El Qolam Islamic Boarding School, Tangerang. History, photography and travelling make a unique combination that makes her laife more colourful. To pursuit her passion, at the age of 18 she decided to study Islamic Culture History at the Islamic State University Sunan Kalijaga Yogyakarta.
Photography brings het to various places where she delves into the emotional essence of a trip. Every trip enables her to meet many types of people. It brings her to a better understanding about human diversities. As the program officer of Milangkori Tour, she regularly travels to various places in Indonesia where she sharpens her photographic instinct. You can greet Salma Nusiana via her Instagram account @achilles_acil and email salmanusiana-at-gmail.com
Sigit Asmodiwongso (right) was born in the DKT (Militairy Hospital) Kotabaru Yogyakarta, March 28, 1969. Spending his childhood in two places, cool villages on the slopes of Merapi, Sleman, Yogyakarta and Gombong. His love for Gombong was cultivated through his childhood habits with his father, Dukut Asmodiwongso, who laid out a mat in one corner of Gombong city while enjoying coffee-beer (a local lemonade).
His activity of revealing layer by layer of Gombong’s history was summarized in a book entiteled Pusaka Gombong (Gombong Heritage Trail) published by Martha Tilaar in 2018. He is also actively involved in the Gombong Heritage Society (GHS) which regularly holds walks and exhibitions.
Apart from his hobby of visiting tombs and old houses, he organizes thematic tour packages with the Milangkori Cultural Tour. Sigit can be reached at asmosiwongso-at-gmail.com.
Update: onze gehele oplage is uitverkocht. U kunt zich hier inschrijven voor een eventuele heruitgave.
Vraag niet hoe het kan, maar binnen enkele weken is de gigantische berg dozen geslonken tot behapbare proportie en de bodem komt in zicht. Op het moment is al 85% van de oplage (van 750 ex.) weg. Het is duidelijk dat het boek zichzelf verkoopt, vanwege de hoge kwaliteit – getuige de vele lovende reacties – en de lage prijs (“te goedkoop”). Die prijs is zo laag omdat het boek uiteindelijk een cadeau is aan de hele gemeenschap, gemaakt met een Erkenningssubsidie van het Ministerie van VWS. Het betekent ook dat een eventuele tweede druk aanmerkelijk duurder zal zijn. We zien dat veel mensen er twee tegelijk bestellen, één voor zichzelf en één om weg te geven. De verzendkosten worden hiermee ook gehalveerd. Momenteel is er nog voldoende voorraad, maar de vraag is hoe lang nog… met andere woorden: grijp uw kans!
Let op! IGV-leden en donateurs van het E. du Perrongenootschap ontvangen dit jaarboek via hun organisatie.
De Indische Genealogische Vereniging verrast het lezerspubliek met een rijk geïllustreerd jaarboek, dat in zijn geheel is gewijd aan de schrijver Eddy du Perron (1899-1940). Het jaarboek bevat 25 artikelen van 20 auteurs, waarvan de meeste tussen 1994 en 2018 zijn gepubliceerd in Cahiers voor een lezer, het tijdschrift van het E. du Perron Genootschap. De meeste artikelen zijn bewerkingen van ooit gehouden lezingen. Zo bevat het een artikel over de vriendschap tussen Du Perron en Menno ter Braak, onder de titel ‘“Moedige wanhoop” als cultuurkritiek’, in 1994 bij de oprichting van het E. du Perron Genootschap als lezing uitgesproken door cultuurhistoricus Léon Hanssen, en een artikel van literair criticus Carel Peeters over Du Perron en het hedendaagse individualisme, uitgesproken ter gelegenheid van het twintigjarige bestaan van het genootschap. Peeters stelt Du Perrons artistieke, zelfkritische individualisme tegenover het collectief individualisme ‘light’ van tegenwoordig, waarbij hij constateert: ‘De aantasting van de individualiteit komt nu van een heel andere kant dan Du Perron ooit heeft kunnen denken.’ De cultuurkritische aspecten van Du Perrons schrijverschap maken dat zijn werk de huidige lezer nog steeds aanspreekt.
Het jaarboek is ingedeeld in zes afdelingen, in min of meer chronologische volgorde. Allereerst komt de genealogie van het geslacht Du Perron aan de orde, daarna Du Perrons jeugdwerk uit de jaren twintig, gevolgd door zijn kritische blik op het verzuilde Nederland, zijn betrokkenheid bij de verdediging van de cultuur tegenover politieke ideologie, zijn pleidooien voor de grote schrijver Multatuli alsook zijn onvoltooide romanproject ‘De Onzekeren’, waarin hij vanaf de achttiende eeuw de mens in zijn tijd plaatst – en tenslotte zijn naleven en actualiteit.
Du Perrons optreden in de letteren en in de cultuur van zijn tijd krijgt reliëf door de namen van beroemde voorgangers en tijdgenoten, zoals Multatuli, Louis Couperus, Friedrich Nietzsche, Paul van Ostaijen, J. Slauerhoff, S. Vestdijk, André Gide en André Malraux. Een uitgebreid register ontsluit de inhoud.
Namens Luitenant-Kolonel b.d. Jacq. Z. Brijl BL zijn wij op zoek naar nabestaanden van 94 militairen die zijn omgekomen in krijgsgevangenschap in het kamp Maomere op het eiland Flores, of transporten hier naartoe, de zgn. Molukkentransporten.
Molukkentransport en het kamp in Maoemere op het eiland Flores
door Jacq. Z. Brijl.
Toen tijdens WOII na enige tijd het tij begon te keren ten voordele van de Geallieerde Strijdkrachten (Verenigde Staten, Engeland, Australië en Nederland) in o.a. Zuidoost-Azië, en Geallieerde troepen erin waren geslaagd een aantal eilanden en gebieden weer terug te veroveren op Japan, besloten de Japanners met spoed nieuwe vliegvelden aan te leggen en versterkingen te bouwen op de Molukken.
De krijgsgevangenen die geïnterneerd waren in de voormalige KNIL. kazernes van het IVe en IXe Bat. Inf. te Tjimahi werden via Batavia op 12 april 1943 per trein op transport gesteld naar Soerabaja. Dit was een verschrikkelijke reis waarbij onderweg water noch voedsel beschikbaar werd gesteld; naderhand bleek dat tijdens deze reis al enige Nederlandse krijgsgevangenen waren overleden.
Na aankomst op het station te Soerabaja werden de krijgsgevangenen door luid schreeuwende, schoppende en slaande Koreaanse militairen opgejaagd en naar het voormalig Jaarbeursterrein gebracht, dat als interneringskamp was ingericht. De situatie in dit kamp was bijzonder slecht.
Vele krijgsgevangenen hadden last van ernstige oogziekten en van dysenterie; de medische verzorging was onvoldoende en men leed honger door het weinige en slechte voedsel dat men in dit kamp kreeg.
Na enige dagen verblijf moest de krijgsgevangenen, in groepen van ca. 200 “met al hun spulletjes” op een trein stappen, die hen naar het station Goebeng, bij het havenemplacement van “Tandjong Perak” (“De zilveren Kaap”) bracht.
In de haven lagen schepen klaar, die de krijgsgevangenen onder andere naar het eiland Flores zouden brengen. Deze transporten zouden naderhand de beruchte naam van “Molukkentransport” krijgen, met de z.g. Japanse “Hell”-schepen.
Het konvooi dat de krijgsgevangenen via Timor naar FLORES zou brengen bestond uit:
ss Tazima Maru met 1030 Nederlandse krijgsgevangenen
ss Tenzio Maru met 930 Nederlandse krijgsgevangenen onder Co. v Kap. Blom
ss Koam Maru met 100 krijgsgevangenen onder Co. van de arts Kuilman.
De 2060 krijgsgevangenen stonden onder leiding van Lnt. Kol. van Altena. De Japanse Commandant van het gehele transport was de beruchte Lnt. kol. Anami. Het konvooi vertrok ’s middags op 18 april 1943 naar Maoemere op FLORES. Na aankomt op Maoemere – begin mei 1943 – moesten de krijgsgevangenen alle goederen, die in de schepen opgeslagen lagen, zelf uitladen en aan land brengen; doordat er geen steiger was, moesten de krijgsgevangenen steeds door het water lopen om de goederen aan land te kunnen brengen.
In Maoemere bleek men echter niets te hebben voorbereid. De krijgsgevangenen werden naar stukken land gebracht waar klapperbomen (Kokospalmen) stonden en kregen opdracht om meteen te beginnen hun eigen kampen te bouwen. Er werden tenslotte drie kampen ingericht:
Blom kamp (400 Ned. krijgsgevangenen)
Reijers kamp (400 Ned. krijgsgevangenen)
Wulff kamp (ca. 250 zieken).
De huizen in de kampen waren van lokaal materiaal gemaakt, b.v. bamboe, en als dakbedekking had men Atap-bladeren gebruikt. De krijgsgevangenen werden in Maoemere onder onmenselijke omstandigheden gedwongen om vliegvelden en wegen aan te leggen. De situatie was bijzonder slecht; er was ‘s nachts bijv. geen verlichting, en drinkwater werd in beperkte mate aangevoerd. Door de erbarmelijke situatie waaronder de krijgsgevangenen moesten werken en slapen, en mede als gevolg van gebrek aan goede medische verzorging, tropische ziekten, slechte voeding en door uitputting, overleden er in de periode 1943-1944 op Flores 380 Nederlanders.
Op FLORES werd dus door het KNIL niet met het Japanse Leger gevochten.
De 94 militairen in kwestie zijn:
Naam, voornamen
Geboorteplaats
Geboortedatum
Geneuveld
Rang
1
Barneveld Binkhuysen, Charles Hendrik Jacques
Semarang
23-04-1905
29-11-1943
Ls Sld Knil
2
Bergh van den, Raoul Henri Theodore
Mr.Cornelis
03-08-1904
18-10-1943
Ls Sld Inf Knil
2a
Boelhouwer, Theodoor Frederik
Mr.Cornelis
17 juni 1913
2 maart 1942
res. 2e Luitenant waarnemer ML. / KNIL
3
Broek van den, Arthur Arnold
Semarang
08-11-1906
29-12-1943
Ls Sld Inf Knil
4
Brummelen van, Frederik Willem
Weltevreden
02-01-1918
29-11-1943
Brig Knil
5
Busschère de, Victor Léon
Magelang
25-04-1901
08-07-1943
Ls Sld Ekl Gi Knil
6
Chevalier, George Jan
Telokbetong
16-02-1896
03-02-1944
Ldst Sgt Knil
7
Das, Willem Nicolaas
Soerakarta
29-07-1908
13-09-1943
Sgt Fourier Knil
8
Dencher, Ernst Theodoor
Kaboemen
13-05-1920
07-05-1944
Mlt Sld Inf Knil
9
Diephuis, Gustaaf Antoon
Djatibarang
20-06-1912
20-05-1943
Mlt Sld Knil
10
Doelitzsch, Gustaaf Adolf
Bodja
09-01-1907
20-07-1943
Ls Sld Knil
11
Eeden van, Marius Olivier Johan
Padang
21-02-1911
17-08-1943
Mlt Wmr Berg Art Knil
12
Emmerik van, Maurits Robert
Batavia
09-06-1905
30-01-1944
Ls Sld Inf Knil
13
Engh van den, Fernand
Semarang
14-12-1910
22-05-1943
ls Sgt Ekl Knil
14
Fisscher, Ruddy Hendrik
Batavia
23-02-1919
27-05-1943
Mlt Sld Knil
15
Fleur, Johan Christiaan
Soerabaja
22-11-1911
24-06-1943
Mlt Sld Knil
16
Gebhardt, Herman Maximiliaan
Tasikmalaja
27-09-1923
27-05-1943
Mil Sld Knil
17
Göllner, Daniël Francois
Batavia
27-06-1902
19-06-1943
Ls Sld Knil
18
Haar van der, Rudolf Jacob
Banjoemas
06-10-1913
15-05-1943
Mil Sld Art Knil
19
Ham van, Jacob Willem
Bandoeng
03-07-1904
09-06-1943
Ls Sgt Inf Knil
20
Haze Winkelman de, Christiaan Willem
Batavia
29-12-1907
22-05-1943
Ls Sld KuA Knil
21
Haze Winkelman de, Frans Jozef
Weltevreden
12-10-1896
25-05-1943
Ls Sld Inf Knil
22
Heinemann, Adolf
Koetoardjo
19-03-1922
30-05-1943
Mil Sld Knil
23
Hek van, Johannes Jozef
Semarang
27-01-1918
12-05-1943
Sgt Knil
24
Helden van, Gijsbert Jacob
Semarang
13-10-1908
09-06-1943
SM Inf Knil
25
Hes, Jacob Alexander Lodewijk
Amboina
17-08-1890
16-12-1943
AOO Knil
26
Hessink, Frederik
Tjimahi
12-01-1916
31-05-1943
Sgt Inf Knil
27
Heydeman, Dirk
Soerabaja
26-05-1894
05-08-1943
Ls Sld Knil
28
Hoet, Emil Romain Hendrik
Ampenan
22-04-1901
04-08-1943
Sgt Inf Knil
29
Hofkamp, Arnold Hendrik
Kotaradja
04-10-1905
03-09-1943
Ls Sgt Knil
30
Hulswit, Marius Paul
Batavia
08-12-1905
15-06-1943
Ldst Sld Knil
31
Ingen van, Jan Willem Tijmen
Soerabaja
26-06-1923
30-05-1943
Mlt Sld Mitr. Knil
32
Jager de, George Willem
Mr.Cornelis
15-08-1907
16-07-1943
Ls Sld Knil
33
Janssen, Gerardus Petrus
Salatiga
01-06-1896
24-06-1943
Ls Sgt Knil
34
Janszen, Willem
Koedoes
12-12-1911
20-06-1943
Mlt Sgt Knil
35
Jonathans, Lodewijk Gustaaf
Batavia
24-09-1913
28-05-1943
Mlt Sld M.M.D. Knil
36
Kepel, Lodewijk Jacob Eduard
Tjimahi
13-12-1901
11-05-1943
Ls Sgt Ekl Inf Knil
37
Kerkhoff, Julius
Djokjakarta
18-05-1923
30-06-1943
Mlt Sld Knil
38
Kleef van, Miliaan
Buitenzorg
11-11-1905
24-01-1944
ls Sgt Ekl Knil
39
Kleinen, Ferdinand Emile Albert
Salatiga
09-03-1912
24-08-1943
Mlt Sld Art Knil
40
Koch, Karl Carolus
Poerworedjo
13-08-1895
09-07-1943
Ls Sld Ekl Knil
41
Koning de, Josephus Johannes Adolf
Kwala Simpang
22-12-1914
26-06-1943
Sgt Inf Knil
42
Kooijmans, Eddy
Poerwakarta
14-03-1921
11-06-1943
Mil Sld Knil
43
Kreleger, Johannes Lambertus
Poerworedjo
22-10-1914
03-02-1944
Sld Tkl Art Knil (Tijdens 1e retourtransport te Batavia overl.)
44
Kriekhoff, Willem Izak
Amboina/Ambon
16-12-1909
12-05-1943
Sgt Inf Knil
45
Krols, Johannes Baptist
Tjimahi
21-06-1908
17-08-1943
Mil Korp.Schrijver DVO Knil
46
Kruijt, Anthonie Johannes
Batavia
07-05-1920
10-06-1943
Mlt Sld Knil
47
Kuuhl, Wouter
Bandoeng
30-07-1922
22-05-1943
Mlt Sld Knil
48
Lastdrager, Jan Ferier
Madioen
22-03-1911
09-07-1943
Mlt Sgt Knil
49
Leent van, Adriaan Henry August
Bandoeng
12-01-1922
08-08-1943
Cadet Vdg Gi Knil
50
Ling van, Hendricus Albertus Johannes
Padang Pandjang
05-06-1893
19-08-1943
ls Sld Tkl Knil
51
Lingen van, Johan Willem
Batavia
27-09-1920
18-07-1943
Mlt Sld LuA Knil
52
Maingay, George
Soerabaja
11-08-1911
30-06-1943
Mil Sld Cav Knil
53
Mathijsen, Glaucus
Batavia
18-12-1920
13-03-1944
Mlt.Sld.KNIL.
54
Megens, Eugène Jean Marie
Batavia
01-04-1913
24-05-1943
Ls Sld Inf Knil
55
Mendelsohn, Freddy Albert Wilhelm
Soerakarta
27-02-1904
28-11-1943
Sgt Inf Knil
56
Nelissen, Willem
Soekaboemi
13-07-1905
01-06-1943
Ls Sld Knil
57
Nicolaas, George Julius
Batavia
26-10-1900
06-06-1943
Ls Sld Knil
58
Patiwael, Karel Maximiliaan
Balikpapan
22-01-1918
22-05-1943
Mlt Sld Knil
59
Pattiwael van Westerloo, Willem
Mr.Cornelis
02-09-1895
15-08-1943
Ls Sld Inf Knil
60
Pleijte, Evert Pieter
Padang Pandjang
02-04-1900
15-05-1943
Ls Sld Knil
61
Prins, Volkert Hubert
Buitenzorg
24-06-1896
12-05-1943
Ls Sld Knil
62
Promt, Henri Johan
Mr.Cornelis
20-11-1906
08-06-1943
Ls Sld Knil
63
Put van der, Paul Freddy
Gombong
13-07-1901
13-06-1943
Ls Sld Knil
64
Reijn van, Martinus
Weltevreden
11-02-1896
11-06-1943
Ls Sld Knil
65
Rijkeboer, Jan
Bandoeng
27-05-1916
30-07-1943
Mil Sld Knil
66
Robinson, Harry Willy
Bandoeng
21-01-1912
26-08-1943
Mil Sld Inf Knil
67
Rusman, Herman
Garoet
09-08-1898
13-01-1944
Ldst Sgt Knil
68
Schmid, Frans
Semarang
30-04-1913
29-08-1943
Sgt Inf Knil
69
Schmid, Karl Julius
Gombong
08-12-1913
04-12-1943
Sld Tkl Inf Knil
70
Schuttevaer, Harry
Cheribon
22-02-1923
02-07-1943
Mlt Sld Inf Knil
71
Sloos, Karel Albert
Mr.Cornelis
09-08-1902
14-09-1943
Ls Sld Knil
72
Smits, Roger Emile
Buitenzorg
02-02-1921
18-06-1943
Mil Sld Knil
73
Spangenberg, Willem Otto
Salatiga
28-05-1897
27-06-1943
Ls Sld Knil
74
Speulman, Hendrik Hielko
Banda Neira
20-10-1900
07-07-1943
Ls Sld Knil
75
Stammler, Willy Ado
Pladjoe
22-04-1910
22-06-1943
Mlt.Sgt. KNIL.
76
Steenbergen, Theodorus
Magelang
09-06-1894
04-02-1944
Sld Knil (Tijdens 1e retourtransport te Batavia overleden)
De afgelopen twee jaar heeft de IGV meegewerkt aan cursusen voor jongerendie meer wilden weten van hun Indische, Molukse en/of Chinees-Indonesische roots. Georganiseerd door Stichting Zierad. Opvallend daarbij was de interesse in de Aziatische kant van de familie, waarbij ook opviel hoe weinig bronnen daarvoor ontsloten zijn.
Vandaar dit project, samen met Jeroen van Luin, digitaal archivaris van het Nationaal Archief, waar 9300 stamboeken van niet-Europese KNIL militaren kunnen worden geïndexeerd, inclusief eventuele echtgenotes en ouders. Hierdoor worden meer dan 30.000 namen vindbaar van voornamelijk Molukse, Javaanse, Chinees-Indonesische en Madurese bevolkingsgroepen. Deze stamboeken zijn tussen 1949 en 1950 opgemaakt, veelal voor niet-Europese KNIL militairen van wie het stamboek tijdens de oorlog verloren was gegaan. Het stamboek kon dienen als paspoort en als documentatie voor onder andere pensioenrechten.
Iedereen kan eenvoudig meedoen met dit indexeringsproject via deze link. Lees eerst goed de uitleg omdat de verschillende bevolkingsgroepen verschillende naamsystematiek hanteren.
Dit is alweer het vierde indexeringsproject dat de IGV samen met Jeroen van Luin opzet. Nog even op een rijtje:
Korps Pupillen (5.000 extracten, af! Gepubliceerd bij het Nationaal Archief en Openachives)
Oost Indisch Boek (25.000 extracten, af! Gepubliceerd bij het Nationaal Archief en Openachives)
Suppletiefolio’s (150.000 extracten, we zijn nog bezig)
Niet-Europese KNIL (nieuw! 9.300 extracten, meer dan 30.000 namen)
Ieder kwartaal laten wij een door de wol geverfde Indische onderzoeker aan het woord, dit maal Jan-Karel Kwisthout, die uitgebreid heeft gepubliceerd over de geschiedenis van Depok, tegenwoordig een buitenwijk van Jakarta. Wij vragen hem wat hem inspireerde en hoe hij aankijkt tegen de huidige aandacht voor Depok in Nederland.
Wanneer bent u begonnen met het onderzoeken van uw Indische geschiedenis?
Tijdens mijn rechtenstudie in Leiden stuitte ik bij toeval op de naam Chastelein, en daarmee begon mijn zoektocht naar de ontstaansgeschiedenis van Depok en de familiegeschiedenis van de stichter van Depok, Cornelis Chastelein. Een zoektocht die omstreeks 1985 begon en nog steeds niet is afgerond. Een zoektocht waarin ik zowel de historie onderzocht en tegelijkertijd mijn Indische familiebanden ontdekte.
In mijn jeugd was het huis van mijn grootouders de plaats van samenkomst waar familie en vrienden elkaar ontmoetten. Familiebanden met Indonesië werden toen nog per luchtpost en met cassettebandjes onderhouden. Het huis had Indische geuren, kleuren en klanken, waar altijd eten op het fornuis stond, waar gastvrijheid troef was en ooms en tantes ‘familie’ waren zonder dat ik de exacte familieverbanden goed kende. Vertrouwd en toch onbekend. De verhalen die er werden verteld verwezen naar een wereld die vertrouwd klonk en voelde, en waar ik als ‘cucu’ deel van uitmaakte. Dat maakte mij nieuwsgierig. Er werd veel gesproken over Depok en de familie in Indonesïe, ondanks dat familienamen zoals Laurens, Jonathans, Isakh, Loen of Leander, niet erg Indonesisch klonken. Hun voornamen waren dat duidelijk wèl. Ze heetten Tata, Nonnie, Aät, Oö, Dede, Toet of Titi; koosnamen van welluidende en Europees-klinkende voornamen.
Naarmate meer familieleden overleden, verdwenen ook hun verhalen waarin hun verleden in Indië centraal stond, dat steeds met Depok was verbonden. Waarom woonden zij in Nederland terwijl hun hart lag bij hun geboorteland en hun geboorteplaats Depok. Dat intrigeerde mij. Wat was Depok en wie waren de Depokkers?
Mijn grootmoeder was een Depokse vrouw, getrouwd met mijn grootvader Barend Kwisthout, die in 1937 zijn geboorteplaats Breda verliet om als KNIL-militair naar Indië te gaan. Hij ontmoette in Batavia een meisje uit Depok, Johanna Eleonora (Adeen) Laurens, met wie hij zich in het najaar van 1938 verloofde. Op 17 mei 1939 trouwden zij in Batavia. Nadat de Japanse troepen op 1 maart 1942 op Java landden, capituleerde het KNIL op 8 maart 1942. Barend werd als krijgsgevangene geïnterneerd door de Japanners en zijn vrouw bleef alleen in Batavia achter, in verwachting van haar tweede kind. Barend belandde in het Japanse krijgsgevangenkamp Ashio-1 (Tokyo-9B1). Hij overleefde zijn krijgsgevangenschap en keerde in 1946 terug naar Batavia, waar hij zijn vrouw en kinderen terugvond in Depok, de geboorteplaats van mijn grootmoeder. Barend werd als KNIL-militair in Batavia gelegerd en in april 1948 werd hij naar Pontianak (Kalimantan) overgeplaatst waar hij tot 1950 met zijn gezin woonde en werkte. In juli 1950 werd het KNIL opgeheven. Barend trad in dienst bij het regiment intendancetroepen van de Koninklijke Landmacht en met zijn gezin verliet hij Pontianak en repatrieerde hij via Batavia naar Nederland. Pas na het overlijden van mijn grootouders ontdekte ik de elfde generatie te zijn van de vrijgemaakte slaven van Cornelis Chastelein.
Wat inspireerde u destijds? Op welke vragen wilde u een antwoord vinden?
Ik wist vrijwel niets van Nederlands Indië en kende slechts een verfomfaaide kopie van een oud testament dat thuis lag tussen de paperassen. Het testament had iets te maken met Depok, en dus met mijn familie, maar wat? Wie was die Cornelis Chastelein uit het testament? Hij was geen familie. Maar hoe zat het dan? In mijn familie deden weliswaar verhalen over Depok de ronde maar niemand kon mij het fijne uitleggen. Eén centraal element keerde echter in alle verhalen telkens terug. Het land Depok was ooit gesticht door een Hollander die zijn christenslaven na zijn dood in vrijheid stelde. Zij hebben generaties lang op het land Depok gewoond en geleefd. Hun christelijke traditie, hun cultuur en hun gezamenlijke afkomst bepaalt tot op de dag van vandaag hun verwantschap.
Mijn nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van Depok en de familie Chastelein werd groeide. Ook wilde ik de identiteit van Depokse mensen leren kennen. Mijn onderzoek richtte zich op drie hoofdvragen:
Waar lag Depok, hoe is het land Depok ontstaan en ontwikkelde het in de loop der eeuwen ontwikkeld?
Wie was de stichter van Depok, Cornelis Chastelein, en waarom heeft hij Depok gesticht?
Wat gebeurde er met Depok en de Depokkers gebeurd tijdens en na de revolutietijd?
Mijn eerste publicatie over Depok was een tijdschriftartikel over een zilveren schenkbord dat na zijn overlijden in 1714 was gemaakt in Batavia, ter gedachtenis aan Cornelis Chastelein. Het bevatte een allegorische voorstelling waarin de stichting van Depok en de vorming van de Depokse gemeenschap worden gesymboliseerd. Drie eeuwen lang was de betekenis ervan onbekend.
De allegorie bevat een veelzijdige symboliek. De man op de tombe stelt uiteraard de overleden Cornelis Chastelein voor. Het gesloten boek is de bijbel maar symboliseert ook het beëindigde leven, evenals het half neergelaten gordijn op de achtergrond. De dood is afgebeeld als een geraamte, steunend op de spade waarmee het graf is gedolven. Boven het tafereel zweeft Saturnus op een wolk, die de tijd personifieert. Zijn zeis en zandloper zijn zinnebeelden van de tijd. Zijn opgeheven vinger zegt: memento mori!
Kunsthistorici kenden echter niet de betekenis van het meisje dat aan de figuur op de tombe een bloem aanbiedt en met haar hand een gebaar maakt in de richting van de bossage achter haar. Zij staat symbool voor de Depokse gemeenschap en verbeeldt hun eerbetoon aan Chastelein. Hij stichtte hun gemeenschap, stelde hen in vrijheid en liet hen het land Depok in gemeenschappelijk eigendom na. Die symboliek was enkel te begrijpen voor wie de Depokse geschiedenis kende. Vandaar mijn eerste publicatie. Nadien volgden andere zoektochten en publicaties, over de Depokse geschiedenis, het familiewapen van Chastelein, slavernij in de Bataviase ommelanden in de zeventiende eeuw en inmiddels ook over de familie Chastelein[1].
In ‘Sporen uit het verleden van Depok, een nalatenschap van Cornelis Chastelein (1657-1714) aan zijn vrijgemaakte christenslaven’ besloot ik mijn verzamelde kennis over de ontstaansgeschiedenis van Depok te beschrijven en te delen. U ziet, ik spreek over slaven en niet over ‘tot slaaf gemaakten’. We spreken immers ook gewoon over verkeersslachtoffers en niet over tot verkeersslachtoffer gemaakten!
De Depokse geschiedenis tijdens de revolutietijd beschreef ik in ‘De Mardijkers van Tugu en Depok, vrijmaking, bevrijding en merdeka’. Wat nog ontbrak was een beschrijving van de familie Chastelein. Een familiekroniek daarover publiceerde ik dit jaar als het voorlopige sluitstuk van mijn historisch avontuur. Parallel kwam ik meer te weten over mijn eigen familie. Bovendien bleek Depok een “verwaarloosde zuster” te hebben. Dat was Tugu; ook een gemeenschap van nazaten van vrijgemaakte slaven. Een gemeenschap met nauwe banden en verwantschappen met de Depokkers, met een geschiedenis die nader onderzocht en beschreven moet worden. Gelukkig worden daartoe inmiddels mooie initiatieven ondernomen.
Door ruim drie eeuwen ‘oral history’ zijn zowel de Tugunezen als de Depokkers bekend met hun eigen verleden. Over Depok vond ik primaire brondocumenten en secundaire literatuur die ik wilde ontsluiten en waarmee ik de ‘oral history’ wilde toetsen en de geschiedenis voor een breder publiek wilde beschrijven. Het is een fantastische traditie als mensen verhalen overleveren over hun voorouders, over geschiedenis en over hun herkomst. De Depokkers waren meesters in het verhalen vertellen. Overleveringen die van generatie op generatie hun weg vonden. Een rijke ‘oral history’ over wie zij zijn, waar zij vandaan komen en hoe zij, verdeeld in twaalf families, aan elkaar verwant zijn: Bacas, Isakh, Jacob, Jonathans, Joseph, Laurens, Leander, Loen, Samuel, Soedira, Tholense en Zadokh. Elke nieuwe generatie voegde een stukje toe aan die overlevering maar ook veranderen de verhalen in loop de tijd of verdwenen onderdelen in de vergetelheid. Zo ging dat ook bij de verhalen van de Depokkers en die traditie is inmiddels omgevormd in een traditie van ‘written history’. Depokkers schrijven inmiddels ook zelf over hun geschiedenis[2].
U heeft uitgebreid gepubliceerd over de Depokse gemeenschap, die is ontstaan uit vrijgemaakte Christenslaven. Slavernij in Indië is een “hot topic” tegenwoordig, en er is een beweging om hiervoor excuses te maken. Hoe kijkt u hier tegenaan?
Slavernij in het algemeen, en ook slavernij in Indië, zijn momenteel inderdaad een “hot topic”. Toch voel ik mij ongemakkelijk in het ongenuanceerde digitale denken daarover waarbij vooral meningen domineren en nuance en verdieping er minder toe lijken te doen.
Laat ik voorop stellen elke vorm van slavernij, onderdrukking, vrijheidsberoving en uitbuiting verwerpelijk te vinden. Ik heb echter geen behoefte om in de gepolariseerde slavernijdiscussies mijn mening toe te voegen over het verleden. Er heerst momenteel een welhaast activistische tendens om morele oordelen uit te spreken over gebeurtenissen en gedragingen uit het verleden. Daarbij bestaat nauwelijks ruimte voor nuance. Door oppervlakkigheid lijkt er vooral aandacht te zijn voor meningen over bepaalde positieve of negatieve aspecten uit de geschiedenis. Mijn interesse ligt echter vooral in het zoeken naar historische achtergronden, context en het belichten van verschillende perspectieven. Daarom juich ik onderzoek naar het slavernijverleden toe maar vind ik de roep om excuses of compensatie een uitvloeisel van een (te) gepolariseerd debat dat vaak minder met geschiedenis van doen lijkt te hebben en meer een middel lijkt om over misstanden uit het verleden een morele of politieke uitspraken af te dwingen. Ik constateer dat het verdeeldheid en tegenreacties oproept en vaak niet leidt tot verbinding. Zelden is de Indische gemeenschap, of de gemeenschap van Indische Nederlanders (ik weet inmiddels echt niet meer wat de politiek correcte term is) zo verdeeld en gefragmenteerd geweest als tegenwoordig.
Om de geschiedenis te begrijpen moet eerst zorgvuldig en navolgbaar onderzoek worden gedaan om gebeurtenissen, gedragingen en ideeën in een perspectief te kunnen plaatsen, alvorens het verleden in een context kan worden geïnterpreteerd. Daarbij kunnen accenten worden gelegd die in de tijd steeds veranderen. Daarom is geschiedenis levend en fascinerend en ben ik terughoudend met meningen, kwalificaties of interpretaties.
Wrange voorbeelden van het tegendeel zien we in Museum het Sophiahof (Den Haag) waar een tentoonstelling over Depok is te zien van dezelfde gastcurator die in 2019 in het West-Fries Museum een tentoonstelling maakte. Slavernij staat volop in de aandacht en omdat Depok een gemeenschap was van vrijgemaakte christenslaven, meende zij een aantrekkelijk thema te hebben gevonden om naam mee te maken. De tentoonstellingen zijn gebaseerd op twijfelachtige vooringenomen meningen en nauwelijks op deugdelijk onderzoek. Informatie van anderen werd gepresenteerd als het resultaat van eigen werk en bronnen worden nauwelijks vermeld. De ‘oral history’ en publicaties van Depokkers over hun geschiedenis wordt verzwegen. Hun storyline luidde namelijk: “wij geven Depokkers hun geschiedenis terug” en brengen “de vergeten geschiedenis” aan het licht. Het West-Fries Museum schreef: “Deze tentoonstelling vertelt de vrijwel onbekende geschiedenis van een bijzondere Indische gemeenschap”. De makers schreven in National Geographic Magazine “Het vergeten verhaal van de Depokkers” en beweerden: “dit komt nu pas aan het licht”. Het tegendeel is echter het geval!
Zonder adequaat onderzoek of bronverwijzingen wordt daar een discutabele verhaallijn met een bedenkelijke beeldvorming over de Depokse gemeenschap gepresenteerd:
De Depokkers hebben hun ontstaansgeschiedenis deels verzonnen of geromantiseerd;
Christendom was een voorwaarde voor hun invrijheidstelling en hun recht op Depok;
Depokse christenen gedroegen zich intolerant ten opzichte van inheemse moslims en superieur ten opzichte van de hen omringende niet-christelijke, inheemse bevolking;
De Depokkers vernederlandsten onder leiding van de zendeling J. Beukhof om er maatschappelijk beter en welvarender van te worden;
Depokkers keken neer op de niet-christelijke inheemse bevolking en hebben door hun religieuze intolerantie en superieur gedrag de gewelddadigheden uit de Bersiaptijd over zichzelf afgeroepen.
Deze falsificatie van een goed gedocumenteerde geschiedenis stigmatiseert de Depokse gemeenschap op onterechte gronden. Ook wordt de geschiedenis gereduceerd tot één enkele tegenstelling over de stichter van Depok: “weldoener of slavendrijver”. De Depokkers wordt impliciet naïviteit verweten door te stellen dat zij hun vrijheid en hun bezit aan Chastelein te danken hadden en hem daarom als “weldoener” beschouwden. Daar wordt tegenover gezet de kwalificatie van hun stichter Chastelein als “slavendrijver”, zonder toelichting en klaarblijkelijk om zijn intenties in diskrediet te brengen. Dat gebeurt enkel met een autoriteitsargument: “Volgens sommige historici is Depok vooral een egoïstisch, sociaal en religieus experiment”. Wat niet wordt vermeld is dat er geen historicus bestaat aan wie die opvatting kan worden toegeschreven, behalve wellicht de gastcurator die zich met deze mening verschuilt achter “sommige historici”. Tegenstellingen oproepen blijkt dus een effectieve manier te zijn om de aandacht te trekken. Onderscheid maken tussen feiten en fictie is daarbij van ondergeschikt belang.
Familieonderzoek betekent vaak van de ene in de andere verbazing vallen. Heeft u een voorbeeld van uit uw eigen onderzoek in (Nederlands-) Indië? Mag ook twee.
Toen ik in 2007 mijn eerste boek publiceerde ‘Sporen uit het verleden van Depok’ was ik nog nooit in Depok geweest. Ik wist kende het dorp als een historisch studieobject. Toen ik berichten uit Depok kreeg van mensen die ervan hadden gehoord, moedigden zij mij aan om Depok te bezoeken. In 2008 bezocht ik Depok voor het eerst. Dat voelde als thuiskomen! De onderstaande foto toont mijn eerste ontmoeting met mensen die elke Depokse familie vertegenwoordigden.
Twee ervaringen waren daarbij verbazingwekkend. Ik kende bij aankomst in Depok niemand en na een verblijf van enkele dagen, bleek het halve dorp familie te zijn en vertrok ik huiswaarts met een grotere familie dan ik ooit voor mogelijk hield. Lopend door de straatjes in Depok, werd ik in het Nederlands aangesproken: “Dag meneer, vanwaar komt u?” Elk praatje leidde tot een hartelijk en belangstellend gesprek want een ‘belanda’ in achterafstraatjes van Depok trok bekijks. Tot mijn verbazing beschikten velen over een kopie van mijn boek, gekregen uit Nederland. Mensen wilden weten wie toch de schrijver was en vrijwel elk gesprek eindigde met de constatering dat er op de een of andere manier een connectie bestond tussen mijn familie en de persoon die ik ontmoette. Ik werd een van hen en was thuis in Depok.
Een andere bijzondere ervaring was dat de mensen vertelden dat voor het eerst hun ‘oral history’ was beschreven en gedocumenteerd. Om politieke redenen werd die in Indonesië als reliek uit de koloniale tijd beschouwd en zelfs regelmatig ontkend. Eindelijk, zo vertelden zij, was er onderzocht en gepubliceerd over hun geschiedenis en was er aandacht voor wat hun identiteit bepaalde. Zij hielpen het boek te vertalen en in het Indonesisch uit te geven, zodat het ook in hun eigen taal beschikbaar kwam.
Waar heeft u zich het afgelopen jaar het meest mee beziggehouden?
Het moeilijkste onderdeel van mijn onderzoek naar de geschiedenis van Depok was de periode van de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende Bersiaptijd; een periode waarin de Depokse gemeenschap zelfs werd bedreigd in haar voortbestaan. Over die periode waren nauwelijks bronnen toegankelijk en werd vanwege politieke tegenstellingen en gevoeligheden nauwelijks gesproken. Omdat er niet één werkelijkheid bestaat over die tijd, heeft mij het mij veel tijd en moeite gekost om die periode evenwichtig en voldoende genuanceerd te beschrijven. Uiteenlopende gezichtspunten, kenmerkend voor die tijd, hadden de samenleving immers verdeeld en verscheurd. Dat de meeste Depokkers destijds geen uitgesproken opvattingen hadden in de maatschappelijke discussie over onafhankelijkheid van Indonesië, werd hen, dat evenzeer als hun loyaliteit aan het Nederlandse bestuur kwalijk genomen. Zij werden, evenals als talloze Euraziaten, geconfronteerd met het tragische dilemma van een gedwongen nationaliteitskeuze.
Toch heb ik geprobeerd met voldoende nuance en oog voor de uiteenlopende gezichtspunten die periode te beschrijven in ‘De Mardijkers van Tugu en Depok, vrijmaking, bevrijding en merdeka’. De parallel met de Tugu-geschiedenis was uitgerekend voor dat thema relevant zodat ik in dat boek de overeenkomsten en verschillen kon beschrijven en een verbinding tussen de Depok en Tugu kon maken.
Het afgelopen jaar stond vooral in het teken van het enige onderwerp dat nog niet goed beschreven was.. Ik beschikte over fragmenten uit de familiegeschiedenis van Cornelis Chastelein, maar het ontbrak nog aan een volledige en coherente beschrijving. Ik dacht er aanvankelijk een tijdschriftartikel van te kunnen maken, maar dat liep uit de hand. Opnieuw werd het een boek: ‘Een kroniek van de familie Chastelein’. Daarin kon ik een genealogische puzzel compleet maken. Het schrijven van deze kroniek was dan ook een groot plezier. Het is vooral een bronnenpublicatie geworden voor verder historisch en genealogisch onderzoek.
Na het uitkomen van uw laatste boek, “De Kroniek” wat zijn uw plannen voor de komende tijd?
Ik heb ik nog geen concrete plannen maar ik denk erover om van mijn eerdere publicaties te actualiseren met voortschrijdende inzichten als een integrale publicatie over Depok en Chastelein. Een ander plan is om onderzoek te doen naar de geschiedenis van Tugu te doen, want daar ligt nog veel braakliggend terrein.
Dankzij de Erkenningssubsidie van het ministerie van VWS en de tomeloze energie van auteur en projectleider Kevin Felter is het boek Kind in Indië een feit, die op woensdagochtend bij Mobility Group Haaker (dank voor de gastvrijheid!!) werd afgeleverd. Het is een prachtig boek geworden, zo dik dat het in twee luxe delen van 325 pagina’s is uitgegeven, in full color, in een stevige cassette. Dankzij de subsidie is de verkoopprijs extreem laag om zoveel mogelijk mensen kennis te laten maken met de geschiedenis van Indisch, Chinees-Indonesisch, Toegoenees en Indo-Afrikaans Nederlands-Indië. Uit de eerste hand: €25 plus verzendkosten (bestel het hier).
In Kind in Indië – Jeugdjaren en familieleven in Nederlands-Indië – komen dertig Indische Nederlanders, laatste ooggetuigen van ons koloniaal tijdperk, aan het woord over hun jeugd gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw in Nederlands-Indië. Sommigen doen voor het eerst hun verhaal, enkelen van hen, spijtig genoeg, ook voor het laatst. Ze vertellen over hun leven voor en in de Tweede Wereldoorlog en tijdens de Bersiap en hun repatriëring naar Nederland. Getuigenissen van uitzonderlijke en veelal ingrijpende ervaringen, die deze kinderen van toen tot overlevers heeft gemaakt. Ze vertellen ons over hun omgang met bedienden, over eten en magie, de tropische natuur, hun internering en vervolging in Japanse kampen en hun angsten tijdens de onafhankelijkheidsoorlog, maar ook over vrolijke belevenissen op de lange bootreis terug – ervaringen die met elkaar het wezen van de Indische cultuur bepaald hebben.
Een ander kernaspect in hun verhalen vormen de geschiedenissen van familieleden en de wortels van het eigen gezin. Aan de hand van uitgebreid archiefonderzoek – waarbij gegevens van onder meer kerken, de burgerlijke stand en VOC-archieven zijn gebruikt – zijn voor dit boek markante Indische familieverhalen en -legendes onderzocht. Uit losse archiefdocumenten zijn Indische stambomen opgebouwd die ons een verrassend beeld verschaffen van de oorsprong van Indische Nederlanders en de beroepen die ze in de Oost uitoefenden.
De combinatie van stamboomonderzoek, familieverhalen en achtergronddocumentatie geeft ons daarnaast een unieke kijk in de gemeenschap en de oorsprong van een aantal relatief onbekende bevolkingsgroepen in de Archipel: de Toegoenezen, Indo-Chinezen en Indo-Afrikanen (ofwel ‘Zwarte Hollanders’).
Kind in Indië is een uitgave van de Indische Genealogische Vereniging en is gesubsidieerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met het boek hoopt de Vereniging de interesse in en kennis van de oorsprong en koloniale achtergrond van Indische Nederlanders te vergroten. Niet door de bekende historische hoofdlijnen te volgen, maar door de hoofdpersonen zelf in kleurrijke verhalen hun persoonlijke geschiedenis te laten weergeven en die aan te vullen met tal van familiefoto’s en -documenten. De vastlegging van hun bijzondere getuigenissen heeft hen voorgoed voor de vergetelheid behoed.
Indische familiegeschiedenis raakt in een stroomversnelling, want nog nooit was het zo gemakkelijk om vanuit huis decennia- of zelfs eeuwenoude documenten te raadplegen. Hierdoor kunt u uw familiefoto’s -verhalen beter plaatsen en tot leven brengen. Maar waar vind ik wat?
Dennis van der Jagt brengt de belangrijkste toegangswegen in kaart.