Home Blog Pagina 8

Boekdelen burgerlijke stand Banda teruggevonden

0
Voorpagina van het geboorteregister Banda uit 1829, ondertekend door de President van de Raad van Justitie van Banda, gedaan te Banda Neira (bron: Arsip Nasional)

Eén van de IGV bronnenspecialisten, Karel Soeterik, is regelmatig in Jakarta en rapporteert in deze nieuwe rubriek Jurnal Arsip zijn laatste bevindingen.

In het ANRI zijn de verloren gewaande originele Burgerlijke stand boeken van de Banda eilanden door een toevalligheid door mij herondekt. Dit is een spectaculaire onverwachte vondst. Het frontoffice van het ANRI kende het bestaan hiervan niet. Het gaat om de geboorte-, sterfte- en huwelijksregisters over de periode 1817-1870. Ik heb diverse kopieën van de boeken kunnen maken; van de periode 1817-1833 bijvoorbeeld alle geboorten en overlijdens. De LDS kerk (Mormonen) hebben deze boeken al verfilmd in 1976, maar de films zijn niet digitaal online beschikbaar. De enige mogelijkheid was tot voor kort om de analoge films te bekijken in Salt Lake City, of in een of ander LDS Family History Center waar toevallig nog wat microfilms aanwezig zijn. In het ANRI lijken deze films ook afwezig.

Huwelijksakte uit 1831 van William Hugh Nash en Maria van Zeyl (bron: Arsip Nasional). Deze huwelijksakte is niet opgenomen in de Indische regeringsalmanak.

Via dezelfde toevallige manier heb ik ook de residentie-administratie van de burgerlijke stand van Meester Cornelis over de periode 1891-1923 ontdekt die bij mijn weten nog nooit is geïnventariseerd. In deze administratie komen veel brieven voor van individuele gevallen; er zijn geen burgerlijke-stand-registers aanwezig.

Zorgelijk nieuws

Zorgelijk nieuws is dat ik met een werknemer heb gesproken van de Pengadilan Jakarta Pusat, de beheerder van de koloniale archiefstukken. Aan hem liet ik de speciale na-oorlogse overlijdensboeken zien waarnaar ik op zoek ben en hij bevestigde mij dat die schriftjes helaas verloren zijn gegaan door een overstroming ergens in het jaar 2000. Ontzettend jammer en groot historisch verlies. Daarnaast bevestigde hij mij dat op dit moment nog meer boeken in gevaar zijn in het oude Pengadilan gebouw, ze bevinden zich in een overstroomde kelder aan de Molenvliet op een kilometer afstand van het oude landsarchief waar geen werknemer binnen mag komen vanwege elektrocutie gevaar. Een zorgelijke ontwikkeling.

Opening digitaal Indisch Archief op algemene ledenvergadering IGV

2

Na twee jaar van voorbereiding opent de IGV op zondag 12 maart aanstaande haar omvangrijke en professionele digitaal Indisch Archief. Rond 15:00h, kan iedereen voor het eerst kennismaken met het Indisch Archief dat gehost wordt op archieven.nl van De Ree archiefsystemen. De bronnenspecialisten van de IGV onder leiding van Dennis van der Jagt hebben hieraan maandenlang in het geheim gewerkt en honderdduizenden namen en documenten op gestructureerde en vindbare manier samengebracht.

Het archief bevat momenteel 23 collecties met daarin samen meer dan 1 miljoen records, dat wil zeggen, personen, foto’s of andere documenten. Het archief brengt databasekracht en -veiligheid van archieven.nl samen met de expertise en bronnenrijkdom van de IGV en zal daardoor een belangrijke pilaar zijn voor de toekomst van de vereniging. Leden kunnen bijdragen tot de verdere groei van het archief en meehelpen met indexeringsprojecten.

 

Voor toegang heeft u een account nodig op archieven.nl (gratis) en lidmaatschap van de IGV (al vanaf €24 per jaar). De aanschaf, onderhoud en licenties van dit archief worden in hun geheel bekostigd door de leden van de IGV. Ook privacy- en AVG-overwegingen maken het onmogelijk het archief zonder restricties open te stellen.

Naast de opening van het Indisch Archief zijn er op de ALV nog twee andere interessante presentaties: een update over de ontsluiting van de repatriëringspassagierslijsten die in het bezit zijn van de IGV door Adriaan Intveld en een presentatie van de uitgave Perkeniersfamilies van Banda door Ad Lans. Tot en met 12 maart kunt u nog intekenen voor deze uitgave voor de speciale prijs van €14,50 inclusief verzending.

Eigenlijk mag u deze ALV dus niet missen. En dat hoeft ook niet, schrijft u zich in via deze link. Na afloop van de ALV en presentaties is er een gezellig samenzijn en een Indische maaltijd (€32,50 p.p. inclusief 2 drankjes). Niet-leden of introducé(e)s zijn ook van harte welkom vanaf 14:30 (na het officiële ALV gedeelte).

Programma

15:00 – 16:30

  • Introductie van onze nieuwe professionele database Indisch Archief, met honderduizenden namen en documenten door Dennis van der Jagt
  • Update van de passagierlijsten-database door Adriaan Intveld
  • Presentatie van de uitgave Perkeniersfamilies van Banda door Ad Lans

16:30 – 19:00 Borrel (ook alcoholvrij) en  Indisch buffet

 

Het vroegste portret van een Euraziatisch gezin: wie is de afgebeelde vrouw?

2
De daguerreotypie uit ca. 1856 met Thomas Crone en Louisa Wilhelmina Thomass en drie kinderen. Gemeentearchief Amsterdam.

Het stadsarchief Amsterdam publiceerde onlangs een prachtige daguerreotypie van een familie uit Nederlands-Indië gemaakt rond 1856.

Deze oude foto is volgens het archief het vroegste fotoportret van een Euraziatisch gezin. Op de foto staan de in Nederland geboren handelaar Thomas Crone en zijn vrouw Louisa Wilhelmina Thomass, samen met hun drie kinderen Theodoris (geb. 1847) Maria Louisa (geb. 1846) en Charlotta (geb. 1851).

Hoewel de echtgenoot, Thomas Crone, goed is gedocumenteerd door de brieven van zijn hand die aanwezig zijn in in het Stadsarchief, is tot nu toe weinig bekend over de echtgenote, Louisa Wilhelmina Thomass. Er wordt in het artikel gesuggereerd dat zij een njai kan zijn geweest.

Een njai is een Indonesische of soms Chinese vrouw die ongehuwd samenleefde met een (Indo-) Europese man. De njai had destijds een zeer ongelijke rechtpositie ten opzichte van de (Indo-) Europeaan en was in feite rechteloos als zij met hem ongehuwd samenwoonde. Zij viel onder de wetgeving (adat) van haar eigen bevolkingsgroep terwijl de (Indo-) Europeaan onder de wetgeving voor de Europeanen viel. De kinderen die uit de relatie voortvloeiden werden voor de wet Europeaan indien zij gewettigd of erkend werden door de Europese of daaraan gelijkgestelde vader. Indien dit niet gebeurde vielen ze onder de adat van de bevolkingsgroep van de moeder. De njai stond juridisch gezien bijzonder zwak tegenover haar Europese (of daaraan gelijkgestelde) man over zaken als bezit, erfrecht maar ook voogdij over de door de vader erkende kinderen.

Bij een huwelijk vond er een verschuiving plaats van juridisch system waarbij in die tijd de vrouw haar man volgde. In het geval van een njai betekende dit dat, als zij trouwde met een Europeaan (of daaraan gelijkgestelde), zij niet meer onder de adat van haar bevolkingsgroep viel maar onder de wetgeving voor Europeanen. Deze verschuiving van juridisch system waaronder zij viel was blijvend ook na de dood van haar man of na een scheiding. Andersom gold hetzelfde als een Europese (of daaraan gestelde) vrouw trouwde met een Javaan.

Het huwelijk tussen Thomas Crone en Louisa Wilhelmina Thomass vond pas na de dood van de vader van Thomas Crone. Het stadsarchief schrijft:

“De standsbewuste familie in Nederland wees het idee van een niet-Europese vrouw als levensgezel onverbiddelijk af. Pas na de dood van vader Crone in 1855 voelde Thomas zich vrij om Louisa te huwen.”

Maar wie was Louisa Wilhelmina? Een njai? Om meer over haar te weten te komen traceerde Dennis van der Jagt, bestuurslid van de IGV en bronnenspecialist, de huwelijksakte uit 1856, die is gefotografeerd en gedigitaliseerd door de LDS kerk, voluit de Church of Jesus Christ of the Latter Day Saints (“de Mormonen”). Dankzij zijn indexeringsproject dat eind vorig jaar voor 90% werd voltooid is de akte relatief eenvoudig te vinden. Overigens moet voor het inzien van dit soort akten fysiek een LDS kerk worden bezocht.

Huwelijksakte van Louisa Wilhelmina Thomass en Thomas Crone (Church of Jesus Christ of the Latter Day Saints (LDS) microfilm 1208807 scan 1690). Transcripie, zie noot 1.

Uit de huwelijksakte, opgemaakt in Batavia, blijkt dat over Louisa Wilhelmina Thomass ten tijde van het huwelijk 33 jaar oud was, en geboren te Batavia. Haar ouders worden ook genoemd en waren Willem Christoffel Thomass, overleden, en Engeltina Dianira Louis, “alhier wonende op de voorreij”. 

Dit klopt goed met de gegevens uit een brief van de echtgenote Thomas Crone, volgens het artikel van het Stadsarchief Amsterdam:

“Het weinige dat van Louisa Wilhelmina bekend is, komt uit de mond, of liever de pen van Thomas: haar doopnaam, dat ze een moeder had die een pensioentje genoot dat te karig was om van rond te komen, dat ze in 1823 is geboren, en dat ze vier kinderen kreeg met Thomas, van wie de jongste, een meisje, in 1853 overleed, pas 13 maanden oud. Louisa Wilhelmina komt in deze geschiedenis niet zelf aan het woord, ze is zwijgend aanwezig.”

Het huwelijk van de ouders van Louisa Wilhelmina is terug te vinden in de Regeerings Almanak van Nederlandsch-Indië (RA 1822), waarin wordt vermeld dat zij in Batavia trouwden in het jaar 1821. Dit, in combinatie met de gegevens uit de huwelijksakte werpen meer licht op de situatie. Louisa Wilhelmina Thomass is duidelijk geen njai. Zij is een Indo-Europese vrouw, dus met eenzelfde rechtspositie als haar partner, behoudens de rechtsverschillen tussen man en vrouw, ook vóór hun huwelijk. Dit klopt ook met haar naam: njai’s hadden meestal een Indonesische (enkelvoudige) of Chinese naam, of alleen een doopnaam (na de doop kreeg een niet-Europeaan niet automatisch een familienaam aangezien de doop niet onder het burgerlijk recht van de Europeanen viel).

Handtekening van Louisa Wilhelmina Thomass, onder die van haar man Thomas Crone.

Uit het document blijkt ook dat Louisa Wilhelmina in staat was te schrijven: zij tekent onderaan het document, L.W. Thomass, onder die van haar man, T. Crone. Njai’s kwamen vrijwel altijd uit arme gezinnen waar, zeker in die tijd, analfabetisme de regel was.

Louisa Wilhelmina Thomass ziet er op de foto onmiskenbaar (deels) Aziatisch uit, maar de vraag is hoe zij zich voelde. Als iemand met de Europese status volgde zij het Europese systeem voor wat betreft onderwijs, religie en leefde in de Indo-Europeese cultuur. Vandaar dat haar ongehuwde relatie met Thomas Crone moeilijk vergelijkbaar is met die van een njai. De foto uit 1856 zou je kunnen noemen: een oudste foto van een Indo-Europees gezin.

Met dank aan: Dennis van de Jagt voor expertise op het gebied van de burgerlijke stand van Nederlands-Indië en haar wettelijke bepalingen.

Noten

1) Transcriptie:

Heden den acht en twintigsten junij Achttien honderd zes en vijftig verschenen voor mij, Adolphe Fritz Verploegh gewoon ambtenaar van den Burgerlijke Stand te Batavia:

Thomas Crone geboren te Amsterdam oud acht en dertig jaren beroep Koopman alhier wonende aan het Molenvliet buiten Batavia, ongehuwd meerderjarige zoon van Henrich Gottfried Theodor Crone, en diens Echtgenote Maria, Petronella Mann, beiden overleden en

Louisa Wilhelmina Thomass geboren te Batavia oud drie en dertig jaren zonder beroep alhier wonende aan het Molenvliet buiten Batavia, ongehuwd meerderjarig dochter van Willem Christoffel Thomass overleden, en van diens Echtgenote Engeltina Dianira Louis zonder beroep alhier wonende op de voorreij

die mij verzochten overtegaan tot de voltrekking van hun voorgenomen huwelijk, en mij tot dat einde de navolgende, onder de bijlagen van dit register opgenomen bewijsstukken ter hand stelden, te weten:

1e de geboorte en doop akten der aanstaande echtgenoten;
2e het bewijs dat de afkondiging van dit huwelijk alhier op den vijftienden en den twee en twintigsten dezer maand behoorlijk hebben plaatsgehad en zonder stuiting zijn afgeloopen.

Wijders gaven de comparanten mij het verlangen te kennen om dit huwelijk gewettigd te zien drie door hen buiten echt verwekte kinderen (blijkens de hierbij overlegde geboorte akten) met name Maria Louisa geboren te Batavia, den negentienden Januarij achttien honderd zes en veertigen in het geboorte register van dat jaar onder nummer tien ingeschreven, Theodoor geboren te Batavia den zesden September achttien honderd zeven en veertig, en in het geboorte register van dat jaar onder nummer een honderd en veertig ingeschreven, en Charlotta, geboren te Batavia den tienden Januarij achttien honderd een en vijftig, sub nummer vijf ingeschreven.

De daarna door mij den Bruidegom en der Bruid in het openbaar voorgehoudene vraag, of zij elkander tot Echtgenoten aannemen, en al de pligten, door de Wet aan den huwelijken staat verbonden, getrouwelijk zullen naleven, door beide bevestiend beantwoord zijnde, heb ik, in naam der wet, uitspraak gedaan, dat zij door den Echt aan elkander zijn verbonden, en zulks in tegenwoordigheid van Evert Jan Hendrik van der Beck oud acht en twintig jaren, van beroep koopman alhier, wonende in den gang Setjenongan buiten Batavia en van Johannes Frederik Jacobs oud zeven en twintig jaren, van beroep klerk op het Residentie Kantoor alhier, wonende op de voorreij.

En is hiervan deze acte opgemaakt, die na voorhouding door de beide comparanten, de getuigen en mij is onderteekend.

Verploegh
T. Crone
S.W. Thomass
E.J.H. van der Beck
J.F. Jacobs

De Perkeniersfamilies van Banda boek

5
Omslag met uitsnede van de aquarel van Q.M.R. Ver Huell, ca. 1817, Collectie Maritiem Museum Rotterdam.

In 2019 namen enkele IGV leden het initiatief om samen onderzoek te doen naar families die op de Banda eilanden nootmuskaatbomen teelden in boomgaarden (“perken”). Over de unieke geschiedenis van deze families die perkeniers werden genoemd en hun leefomstandigheden is tot nog toe weinig gepubliceerd.

De eerste “perkeniers” vestigden zich daar vierhonderd jaar geleden nadat deze eilanden in 1621 door de VOC waren veroverd. Van dertig families hebben de onderzoekers op basis van diverse bronnen en veelal met behulp van familieleden gedetailleerde – en veelal complete – genealogieën opgesteld van de stamvader t/m de generaties in de twintigste eeuw.

Ondermeer door de coronapandemie is het onderzoek wat uitgelopen. Maar omstreeks maart 2023 komt het boek “Perkeniersfamilies van Banda” uit. Daarin staan deze genealogieën waarin meer dan duizend familienamen voorkomen van de nazaten uit die families, hun partners en de ouders van hen. Van elke naamdrager en/of de partner daarvan is een overzicht opgenomen van wetenswaardigheden over hun leven. Van verscheidene takken die later naar andere plaatsen in Oost-Indië (Nederlands-Indië) verhuisden zijn ook gegevens opgenomen. De stamvaders van sommige families zoals die van “Leurs” en “Van den Broeke” vestigden zich al in de zeventiende eeuw op Banda waardoor er van hen 9 of meer generaties in kaart gebracht konden worden. 

Het boek dat wordt uitgegeven i.s.m. de IGV bevat 400 pagina’s met een korte inleiding over de geschiedenis van de perkeniers en dertig genealogieën met zwart-wit foto’s inclusief gegevens over de geraadpleegde bronnen en een index van familienamen. Door enkele ruimhartige particuliere donaties is het gelukt om de verkoopprijs laag te houden.

Men kon voor-intekenen en daar is dan ook veelvuldig gebruik van gemaakt. Alle voor intekenaars krijgen in week 12 het boek gratis thuis bezorgd.

Er zijn nog enkele exemplaren te koop in de IGV webshop.

 

 

Afbeelding: Omslag met uitsnede van de aquarel van Q.M.R. Ver Huell, ca. 1817, Collectie Maritiem Museum Rotterdam.

De Indonesische onderzoeker: Suzanne Liem

0
Queshayro leiwakabessy

Elk kwartaal spreken we met een ervaren onderzoeker die zich bezighoudt met aspecten van voormalig Nederlands-Indië. Dit maal documentair fotograaf Suzanne Liem, die eerder een boek publiceerde over de Weduwen van Rawagede. Recent verscheen van haar het boek Lain Sayang Lain, dat de verschillende generaties van Molukse Nederlanders in beeld brengt. We vragen haar hoe dit boek tot stand kwam en ook naar haar eigen Indonesische roots.

Suzanne, voel je jezelf een Indische, een Indonesische of een Molukse onderzoeker?

Ik voel mij Nederlands, Chinees, Javaans, in die volgorde. Momenteel werk ik aan een project over Peranakan-Chinezen; Chinese families uit Indonesië die daar eeuwenlang hebben geleefd, en die zich daardoor hebben aangepast aan de Indonesische cultuur. Ik sprak daarover met de voorzitter van het Chinese Indonesian Hertiage Center Patricia Tjook-Liem, die onlangs een boek over de geschiedenis van Chinezen uit Indonesië publiceerde. Ik was opgevoed met het idee dat de familie van mijn vader Chinees is. Maar een familie die zes generaties in Indonesië heeft geleefd kon volgens mij niet zuiver Chinees zijn. Patricia bevestigde dit idee, omdat de Chinese mannen eeuwen geleden zonder vrouwen naar Indonesië kwamen, en zich dus met Indonesische vrouwen vermengden. Omdat, voor zover ik tot nu toe heb onderzocht, mijn familie alleen op Java heeft geleefd, wil ik nu zeggen dat ik gedeeltelijk van Javaanse afkomst ben. Mijn moeder is Nederlandse. Ik vind het eigenlijk best ingewikkeld, maakt dat mij een Indische? Ben ik een Peranakan-Chinees? Ben ik van Chinees-Indische afkomst of van Chinees-Indonesische afkomst?


Wanneer ben je begonnen met het onderzoeken van je Indische geschiedenis? 

Pas nadat ik in 2010 naar Indonesië ben geweest om de Weduwen van Rawagede te bezoeken, ben ik mij gaan verdiepen in onze familiegeschiedenis. Mijn Chinese grootmoeder, de moeder van mijn vader, was een paar jaar eerder overleden. In Indonesië zag ik telkens vrouwen die op haar leken, toevallig was ik daar op haar geboortedag. Door het project over deze weduwen, waarvan de mannen in 1947 waren vermoord door Nederlandse militairen, en die een rechtszaak hadden aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, werd ik voor het eerst geconfronteerd met de onafhankelijkheidsoorlog. Pas in 2013 interviewden mijn jongere zus en ik mijn vader erover. Vlak voordat hij overleed. Het heeft daarna nog zes jaar geduurd voordat ik besloot er iets mee te doen. Ik kreeg toen, via mijn moeder, een koffer van mijn opa met daarin foto’s en documenten uit de tijd in Indonesië, de overtocht en daarna. In 2020 deed ik mee aan de online editie van Tracing Your Roots 35+ in samenwerking met het IGV. Erg fijn dat er met Tjabring van Egten ook expertise is op het gebied van Chinezen.

Wat triggerde je destijds? Op welke vragen wilde je een antwoord vinden?

Ik wilde graag weten wie mijn voorouders zijn en wat ze hebben gedaan. Het liefst wil ik weten wanneer ze uit China naar Indonesië zijn gegaan en waar in China ze precies vandaan komen. Ook wilde ik graag weten hoe ze eruitzagen.

Wat is je mooiste ontdekking geweest van je eigen familiegeschiedenis?

Suzanne Liem

Een mooie ontdekking vind ik om te weten dat de moeder van mijn Chinese grootvader een  ‘Han’ is en dat van deze familie een stamboom bestaat die teruggaat tot 500 na Christus. Ik behoor volgens deze stamboom tot de 27ste generatie.

En een andere ontdekking is, dat ik zowel in Nederland als in Indonesië, familie van vaders kant heb die ik nog nooit ontmoet had. Inmiddels ontmoette ik een aantal familieleden in Nederland en ook afgelopen zomer in Indonesië. Zij ontvingen mij met open armen. Via een goede vriend van onze familie, kwam ik met hen in contact.

Een derde ontdekking: in Semarang kwam onderzoeker Oktoriza Dia er voor mij achter dat de vader van mijn Chinese oma, samen met een Chinese zakenpartner, in de jaren veertig de eerste busonderneming tussen Semarang, Yogyakarta en Surabaya startte. Ik had van mijn vader wel eens over een busonderneming gehoord maar ik kende het verhaal niet precies.


Je bent bekend als fotograaf, hoe verhoudt dat zich tot het doen van onderzoek?

Ik ben inderdaad allereerst documentair fotograaf. Om mijn projecten goed te kunnen starten en uitvoeren is onderzoek nodig: waar moet het project over gaan? Wat wil ik bereiken met een project? Wat wil ik laten zien, letterlijk en figuurlijk? 

Je hebt onlangs het prachtige fotoboek uitgebracht Lain Sayang Lain, wat een beeld geeft van de Molukse gemeenschap in Nederland. Hoe is dit boek tot stand gekomen?

De heer Anthon Pattinama

Dank je wel Maarten! Verhalen over de Molukse gemeenschap kwam ik al tegen toen ik aan mijn andere projecten over voormalig Nederlands-Indië/Indonesië werkte. In 2018 vroeg mijn uitgever of ik een project over de Molukse gemeenschap wilde maken. In eerste instantie werd ik getriggerd door de rechtszaak die de nabestaanden van de gijzelnemers van de trein in De Punt voerden tegen de Staat der Nederlanden. Advocaat in deze zaak was Liesbeth Zegveld, dezelfde advocaat die de Weduwen van Rawagede vertegenwoordigde, en met wie ik contact had voor mijn eerdere project over deze weduwen. Nadat ik mij daarin had verdiept, leek het mij niet goed als het project alleen over de ‘acties’ zou gaan. Ik wist te weinig van de geschiedenis van de Molukkers in Nederland. Ik vroeg mij af: ‘Wie zijn de Molukkers?’ Dat was de vraag die ik wilde beantwoorden.

Om daarachter te komen was het belangrijk om goede contacten te vinden binnen de gemeenschap die mij konden helpen verder te komen. Via contacten met het Indisch Moluks Netwerk Politie, kreeg ik in 2019 toegang tot de jaarlijkse viering van de proclamatie van de RMS (Republik Selatan Maluku, Republiek der Zuid-Molukken) in Apeldoorn. Daar trof ik 1.200 Molukkers die samen het RMS-volkslied zongen en een regering in ballingschap. Daar ontmoette ik Molukkers die mij verder wilden helpen. Ook ontmoette ik de Molukse schrijfster Sylvia Pessireron en samen zochten we naar een kapstok waaraan we alles wat de vier generaties Molukkers kwijt wilden, konden ophangen. Lain Sayang Lain, vrij vertaald ‘we zijn er voor elkaar, we kijken naar elkaar om’, een adagium dat alle Molukkers kennen, bleek een goede kapstok te zijn.

Mijn onderzoeken starten dus altijd met een idee, waarna ik vooronderzoek doe op internet en in de literatuur, en bezoeken breng aan lezingen en netwerkbijeenkomsten. Verder ontrolt zich het onderzoek tijdens het maakproces waarbij er meestal een sneeuwbal-effect ontstaat; van de één naar de ander. Al doende leer ik en weet ik steeds beter waar het project over moet gaan. Zoals bij alle onderwerpen over de koloniale tijd en daarna zijn er veel verschillende invalshoeken en verhalen te vertellen, waardoor het ondoenlijk is om een compleet verhaal te vertellen. Mijn projecten zijn geslaagd als ik kan laten zien dat er mensen zijn die verhalen te vertellen hebben en wanneer deze verhalen gezien en gehoord worden door mensen die actie ondernemen om, indien nodig, situaties te verbeteren.

Zo is in 2021 een deel van de foto’s en teksten uit mijn boek Lain Sayang Lain in Barak 1B in museum Nationaal Monument Kamp Vught geëxposeerd. Molukkers hebben toen de burgemeester van Den Bosch uitgenodigd om hem voor te lichten over hun geschiedenis. Voor mij is het geweldig om te weten dat de Molukse gemeenschap het werk heeft gebruikt om de buitenwereld en in dit geval een invloedrijk persoon, uit te leggen wat hun achtergrond is en wat ze willen bereiken.

Vergeleken met Indische Nederlanders en Chinees-Indonesische Nederlanders waren Molukse Nederlanders minder goed in de samenleving geïntegreerd. Je hebt nu verschillende generaties kunnen spreken en in beeld kunnen brengen. Hoe kijken de verschillende generaties hier nu tegenaan? Heb jij hier een mening over of zie je jezelf meer als observator?

De mensen die ik heb ontmoet in woonoord Lunetten zijn gewoon geïntegreerd in de samenleving; de kinderen gaan buiten de wijk naar school, en de volwassenen werken net als andere Nederlanders bij Nederlandse bedrijven of organisaties. Hanna Manuputty die al haar hele leven in Lunetten woont, zegt daarover: integreren ‘Ja’, maar met behoud van de eigen taal en cultuur’. Zo trouwde ze op traditioneel Molukse wijze. Vroeger, toen ze nog niet zo goed Nederlands sprak, werd ze snel boos als ze niet werd begrepen. Sinds ze wel goed Nederlands spreekt, weet ze dat je moet leren de mensen te vertellen wie de Molukkers zijn en waarom ze in Nederland zijn. Misschien zien sommige andere Nederlanders Molukkers als mensen die niet integreren, omdat velen nog in Molukse woonwijken wonen, waar ze hun eigen kerken hebben en eigen buurtgebouwen. Maar er zijn ook heel veel Molukkers die buiten de wijken wonen en met Nederlandse partners samenleven. Ik merkte eens in Vught dat sommige mensen bang zijn om naar de Molukse wijk Lunetten te gaan. En zelf kreeg ik ook een keer een negatieve reactie van iemand in de wijk toen hij dacht dat ik ‘aapjes’ kwam kijken, maar toen we rustig kennis maakten was dat idee snel verdwenen.

Rustig kennismaken met de Molukse gemeenschap dat is wat ik met mijn boek beoog, waardoor Molukkers begrepen zullen worden door mensen buiten de Molukse gemeenschap. Met hun bijdrage aan dit boek hebben deze Molukkers zich kwetsbaar opgesteld en bieden ze een handreiking voor deze kennismaking. Door alle generaties heen zag ik de trots om Molukker te zijn. En ook zag ik dat ze de eerste generatie, die meer dan zeventig jaar geleden naar Nederland kwam, altijd zullen blijven eren.

Met mijn fotografie vraag ik aandacht voor de verhalen achter de foto’s. De Molukkers die aan het boek en de tentoonstellingen Lain Sayang Lain hebben meegewerkt (in 2021 in Vught en op de Lloydkade in Rotterdam) hebben ons allen iets te vertellen. Ik hoop dat mensen zich willen verdiepen in hun soms emotionele en openhartige verhalen; over de aankomst van hun ouders op de Loydkade, over hun harde opvoeding en desondanks de liefde voor en dankbaarheid aan hun ouders, over de moeite die ze doen om de buitenwereld hun verhalen te vertellen, telkens maar weer en met alle geduld van de wereld.

Over welk onderwerp wordt er in de Molukse gemeenschap te weinig gesproken?

De Molukkers die ik heb gefotografeerd en gesproken zijn bereid om telkens maar weer hun verhaal te vertellen en uit te leggen aan iedereen die het maar horen wil, wat hun geschiedenis en die van hun voorouders is. Ik merk dat deze verhalen nog te weinig ingang vinden in de Nederlandse maatschappij en hoop dat mijn boek en de bijbehorende tentoonstellingen op de juiste plekken terecht zullen komen waardoor de Molukkers gezien en gehoord worden door mensen die, net zoals ik eerder, nog té weinig weten over de geschiedenis van Molukkers in Nederland.

Lain Sayang Lain van Suzanne Liem is uitgegeven bij Walburg Pers, en kost €19,90. Haar website is suzanneliem.com.

Notarissen in Indië: waar zijn de notariële archieven gebleven?

1
Eerste pagina die bewaard is gebleven van het naamregisterboek dat toegang geeft tot de minuut-akten van notaris Nicolaas van Bergen van der Grijp, residerend binnen de stad Batavia gedurende de periode 1784-1792. De kaft is verloren gegaan en links op de afbeelding is nog een restje overgebleven van een afgescheurde pagina. Dit register is geordend op naam van de eerste comparant die de akte liet opmaken, Europese en Chinese namen op familienaam en Maleise en Mohammedaanse namen op voornaam (kolom 1). De tweede kolom vermeldt de persoon voor wie de akte bedoeld was en de volgende kolommen vermelden achtereenvolgens de datum waarop de akte werd opgemaakt, de soort akte en het nummer van de akte. Zichtbaar zijn drie soorten aantastingen van het papier, door vochtschade zijn twee gaten ontstaan in het midden van de pagina, door inktvraat is de rechterkant langs de pennenstreken afgebrokkeld en hier en daar zijn kleine zwarte gaatjes ontstaan door insecten.

Anders dan in Nederland zijn de notariële archieven in Nederlands-Indië nooit bij wet in een rijksarchief verzameld. Ze zijn daardoor fragmentarisch bewaard gebleven, en vooral uit de periode 1817-1942 is er weinig bekend. Het notarieel archief van Batavia en Ommelanden uit de periode 1620-1817 is door toevallige omstandigheden grotendeels bewaard gebleven en geeft een uniek beeld van de Europees-Aziatische samenleving uit die tijd.

Door Karel Soeterik en Maarten Fornerod

De grootste verzameling notariële protocollen die bewaard is gebleven uit voormalig Nederlands-Indië is die van Batavia en Ommelanden over de periode 1620-1817. Dit archief werd bewaard in het stadhuis van Batavia en daarna verplaatst naar het Landsarchief aan de Molenvliet, heeft alle oorlogen wonderwel doorstaan en is na de onafhankelijkheid van Indonesië overgedragen aan het Arsip Nasional. De protocollen zijn tot op heden nog niet digitaal ontsloten voor het grote publiek. Een protocol is het archief van een notaris bestaande uit akten (minuten), afschriften die aan de hoofdakte gehecht zijn, en naamregisters en repertoria die toegang geven tot de akten. De eerste notaris in de Indische archipel werd al op 27 augustus 1620 aangesteld in Jaccatra, het latere Batavia, en was Melchior Kerchem. Tot aan 1817 hebben ongeveer 111 Europese notarissen het wel en wee vastgelegd van de Europese en Aziatische bevolking in de stad Batavia en Ommelanden. De meeste notarissen waren geadmitteerd bij de Edele Hoge Regering van Indië, sommigen bij het Hof van Holland of bij het Brits Gouvernement tijdens het Engels tussenbestuur. Personen van hoog tot laag op de sociale ladder bezochten de notaris voor grote en kleine gebeurtenissen. Zo komt Sir Thomas Stamford Raffles luitenant-gouverneur van Java (1811-1816) in het notarieel archief voor, maar ook doorsnee VOC-dienaren en vrijburgers, vrijgemaakte slaven, Njai’s en armen die pro deo akten lieten opmaken. De dagelijkse zaken die bij de notaris konden worden gepasseerd waren bijvoorbeeld huwelijkse beloften en separaties, adopties van weeskinderen en van kinderen uit relaties tussen Europeanen met vrije inlandse vrouwen, benoemingen van universele erfgenamen en executeuren van nalatenschappen, zakelijke machtigingen, schuldbekentenissen, verhuur van land, boedelverkoop inclusief verkoop van lijfeigenen die in die tijd werden beschouwd als onderdeel van de boedel. Veruit de meeste akten hebben betrekking op de slavenhandel, met name door Chinezen en Europeanen. Uit de toegangsbeschrijving van Archives of the Dutch East India Company (VOC) and the local Institutions in Batavia (Jakarta) blijkt dat dit archief uit ruim 8800 inventarissen bestaat die naar schatting een breedte vormen van ongeveer 1,5 kilometer. Een belangrijke aanvullende bron op de notarisprotocollen zijn de notariële akten of brieven die opgesteld werden door de Schepenbank van Batavia. Zij was gemachtigd om naast haar hoofdactiviteit van stadsbestuur en rechtspraak op te treden als notaris van slavenverkoop, van emancipaties van vrijgekochte slaven en van aan- en verkoop van onroerend goed. De notarisprotocollen vormen samen met de notariële akten en brieven van de Schepenbank de grootste notariële bron van Zuidoost Azië over de periode 1620-1817 en geven een unieke en veelzijdige blik op het Europees-Aziatisch leven in voormalig Nederlands-Indië.

Ondanks de inwerking van externe factoren op het archief zoals vocht, inktvraat en insecten hebben veel naamregisters en akteboeken de tand des tijds overleefd en zijn vaak nog goed te lezen. Een klein gedeelte is dermate beschadigd dat het noodzakelijk is dit met voorrang te digitaliseren om het voor de komende generaties veilig te stellen.

Notariële afschriften van transportakten.

Niet altijd zijn de originele akten bewaard gebleven, men is aangewezen op een afschrift of kopie die ooit een keer gemaakt werd door een notaris. De meest voorkomende afschriften zijn die van akten van verkoop (transportakten) van inlandse lijfeigenen die voornamelijk geworven werden in de buitengebieden van de Indische archipel, met name uit Balie en Zuid-Celebes. Bij doorverkoop hechtte de notaris een afschrift van de vorige transportakte aan de nieuwe transportakte, deze bijlage fungeerde dan als bewijs dat de verkoper de rechtmatige eigenaar was.

Tolbrief gericht aan notaris Johannes Greving (1779-1787). Op 5 aug. 1785 te Batavia ondertekend door Hendrik Nicolaas La Clé, sabandhaar en licentmeester te Batavia (1785-1789). Linksonder zijn zichtbaar twee Chinese zhuwen zegelafdrukken in rode inkt. Als bijlage gehecht aan transportakte no. 17234 waarin de Chinees Tjong Soeseeng een slaaf verkoopt voor een bedrag van 85 rijksdaalders aan de Chinees Souw Sinkong, met de naam Tjariki, hernaamd tot Laijhoe en afkomstig van Sibang, gelegen in het huidige regentschap Klungkung, Zuid-Bali. De tolbrief vangt aan met de mededeling dat de Chinees Tjoa Heengko (red., kapitein van het transportschip) jongstleden van Bali is aangekomen, daarna volgt een opsomming van 57 jongens en 41 meiden die te Batavia zijn aangebracht voor rekening van de eerder gemelde Chinees Tjong Soeseeng. Daarna volgen de afsluitende mededelingen dat de ordinair g’regtigheid behoorlijk is voldaan en dat hij gemachtigd is om bij U Edele transporten te passeren (red., notaris Johannes Greving).
 

De meeste transportakten verwijzen naar de voorgaande akte, dus als men dit spoor volgt dan komt men uiteindelijk uit bij de eerstbekende transportakte met in de bijlage een verwijzing naar de eerstbekende locatie waar de lijfeigene was aangekocht. In dit geval kon het om drie soorten herkomsten gaan: een vendutie van bijvoorbeeld een nalatenschap waaronder de lijfeigene viel, een onderhandse verkoop, of een boottransport van een grote groep lijfeigenen die werd aangebracht bij de notaris voor verkoop. Het was gebruikelijk dat de lijfeigene een nieuwe naam kreeg bij overstap naar een nieuwe eigenaar. Een Chinees gaf de lijfeigene altijd een Chinese naam, een Europeaan gebruikte herkomstnamen (Padang, Nias), maand- of dagnamen die naar het tijdstip van aankoop verwezen (December, Maandag), maar ook mythische namen (Cupido, Minerva), bloemennamen (Roosje, Mawar), christennamen of oorspronkelijke namen. De notaris noteerde altijd de naam van de lijfeigene in de transportakte inclusief de eventuele naamsverandering. Als een serie transportakten van een bepaalde lijfeigene bekend is, krijgt men een uniek beeld van de opeenvolgende naamsveranderingen die de lijfeigene in de loop der tijd doormaakte gedurende zijn slavenbestaan in Batavia.

Een bijzondere bijlage van de transportakte is de tolbrief, dit is een brief die werd verstuurd door de sabandhaar (havenmeester) naar de notaris waarop vermeld stond dat de importeur de vereiste invoergelden had betaald en de lijfeigenen die op de brief vermeld stonden via de notaris doorverkocht mochten worden.

De transportakten kunnen vermoedelijk ook meer licht werpen op de oorsprong van Aziatische voormoeders met een slavernijverleden, met name op hun herkomst, loopbaan en originele inlandse naam. Dit is nog een onderbelicht onderzoeksveld, werkgroep bronnenontsluiting van de Indische Genealogische Vereniging (IGV) hoopt in de toekomst deze transportakten digitaal te kunnen ontsluiten via het beschikbaar stellen van naamregisters en repertoria van de Bataviase notarissen.

Notariële afschriften van adoptie-akten

Een ander soort akte waarvan veel afschriften gemaakt zijn is de adoptie-akte. Deze afschriften zijn te vinden in het archief van de retroacta van de burgerlijke stand van Batavia, afkomstig van het College van Huwelijkse- en kleine Gerechtszaken, en bewaard gebleven over de periode 1683-1825. Een statuut van 15 januari 1621 bepaalde dat het trouwen en dopen zonder consent van een gerespecteerde overheid niet toegestaan was. Dit zal de basis hebben gelegd voor het ontstaan van deze serie afschriften want een adoptie werd altijd gevolgd door een doop. Zoals bij trouwen de overheidscommissaris een consent uitvaardigde aan de kerkenraad tot het voltrekken van het huwelijk, zal dat bij dopen ook het geval zijn geweest. De adoptie-akten vermelden altijd de inlandse voormoeder die het kind ter adoptie afstond, wat deze bron een waardevol startpunt voor verder genealogisch onderzoek maakt. Veel van de afschriften van adoptie-akten komen ook voor in de verzameling Familiepapieren (achttiende-twintigste eeuw) van Bloys van Treslong Prins, landsarchivaris van Nederlands-Indië (1925-1931), die in te zien zijn op de website van het CBG.

Kopieën van testamentafschriften

In het Nationaal Archief van Den Haag bevinden zich digitaal raadpleegbare kopieën van testamentafschriften van VOC-dienaren afkomstig uit diverse VOC-vestigingen over de periode 1698-1807, soms aangevuld met onderhandse codicillen. Het archief van de Weeskamer van Batavia in het Arsip Nasional bevat een soortgelijke collectie, maar dan over de periode 1644-1850 en met het belangrijke verschil dat het hier ook kan gaan om testateurs die vrijburger zijn in plaats van Compagnie’s dienaar en dat de testamenten voornamelijk in Batavia zijn opgesteld. De digitale collectie Oost-Indische bronnen van het CBG bevat veel documenten van de Weeskamer van Batavia zoals resoluties, correspondenties en financiële administraties, maar niet volgens de verwachting de collectie testamentenafschriften, daarvoor moet men het Arsip Nasional raadplegen.

Notariële archieven 1817-1942

In het Nederlands-Indië van na de Franse en Engelse periode was er, anders dan in Nederland, geen wetgeving die ervoor zorgde dat notariële archieven in een rijksarchief werden ondergebracht. Ze bleven daardoor bij de notariskantoren. Wel was bepaald dat het archief na opheffing van het notariaat bij de Raad van Justitie of het Residentiekantoor kwam te liggen. Of dit altijd is gebeurd is ons momenteel niet bekend. De Genealogical Society Utah (verbonden aan de Latter Day Saints (LDS) kerk) heeft in de vorige eeuw verschillende archieven van de Raden van Justitie gefotografeerd en ontsloten, daar zijn echter maar zeer beperkt notariële archieven te vinden. Uit heel Batavia is maar één notarisarchief verfilmd, dat van notaris Adriaan Hendrik van Ophuijsen uit de periode 1929-1932. De werkgroep bronnenontsluiting van de IGV onderzoekt momenteel of er bij de oudste notariskantoren in Indonesië nog archieven uit de koloniale tijd aanwezig zijn. Van de bovenlaag van de Europese bevolking van Nederlands-Indië is wellicht nog notarismateriaal te vinden bij Nederlandse gemeenten, omdat die bij een bezoek/verlof aan Nederland vaak notariële akten lieten opmaken.

Het Indisch notarieel archief bestaat uit unieke en gevarieerde bronnen, waarvan het meeste nog niet ontsloten en bestudeerd is. Het bevat veel gegevens die licht werpen op de Aziatische voorouders van Indische / Chinees-Indonesische / Molukse Nederlanders, zeker ook van hun Aziatische voormoeders. Vanwege de kwetsbare staat van de notariële archieven in het Arsip Nasional raden wij af om deze te raadplegen, tenzij alle mogelijke bronnen in de Nederlandse archieven al zijn bestudeerd. Het is vooralsnog onbekend hoe het gesteld is met de notarisprotocollen van Nederlands-Indië uit de periode 1817-1942, die slechts zeer fragmentarisch zijn ontsloten.

Geraadpleegde literatuur en website-verwijzingen

  • Archives of the Dutch East India Company (VOC) and the Local Institutions in Batavia (Jakarta) (Brill, 2007);
  • Familiepapieren Bloys van Treslong Prins (18e-20e eeuw), deelbibliotheek Oost-Indische bronnen van het CBG (https://cbg.nl/bronnen/cbg-verzamelingen/oost-indische-bronnen);
  • Inventaris van de notariële archieven van Batavia en Ommelanden (ANRI / Nat. Archief Den Haag, 2004);
  • Naamboek van de Wel-Edele Heeren der Hooge Indiasche Regeering zoo tot , als buiten, Batavia, etc., Jaargangen 1785-1789 (Pieter van Geemen, Batavia  z.j.);
  • Notarisboeken Adriaan Hendrik van Ophuijsen 1929-1932, verfilmd in Pengadilan Negeri Jakarta Pusat door Genealogical Society Utah, 2003 (familysearch.org/search/catalog/1188788);
  • Oud Batavia, gedenkboek naar aanleiding van het driehonderdjarig bestaan der stad in 1919, Deel 1 (G. Kolff & Co., Batavia 1922);
  • Plakaatboek, 1602-1811, eerste deel 1601-1642 door Mr. J.A. van der Chijs (Landsdrukkerij Batavia / M. Nijhoff ’s Hage, 1885);
  • VOC: Oost-Indische Testamenten (1698-1807) (nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/voc-oost-indische-testamenten);
  • Weeskamer van Batavia (1629-1847), deelbibliotheek Oost-Indische bronnen van het CBG (website idem als bij Familiepapieren Bloys van Treslong Prins).

Dit artikel is eerder in iets andere vorm gepubliceerd in Gen.magazine (03-22), het tijdschrift van het CBG | Centrum voor Familiegeschiedenis.

Informatiestand op Tong Tong Fair: een groot, druk en gezellig succes

0

Tijdens de Tong Tong Fair, elf dagen lang, kregen honderden bezoekers persoonlijk advies over hun Indische familiegeschiedenis. Sommigen kwamen toevallig langs, anderen hadden een specifieke vraag voor een van de 35 expert-vragenuurtjes over onderwerpen uiteenlopend van Passagierslijsten tot Armeens-Indonesische geschiedenis.

De stand in de Grand Basar, tegenover de Moesson en naast Pelita, was een samenwerking tussen de IGV, Tracing Your Roots en CBG|Centrum voor Familiegeschiedenis, maar ook experts van het Chinese-Indonesian Heritage Center en de Armenian Cultural Association deden mee.

Dankzij meer dan 40 vrijwilligers van alle organisaties kon iedereen aan bod komen – okay soms was het een tikje hectsich – of gewoon een praatje maken. Heel veel IGV en TYR leden kwamen langs, en bleven soms hangen om anderen te helpen. Ontzettend veel bijzondere verhalen gehoord, veel mensen op weg geholpen, veel geleerd. Met andere woorden: voor herhaling vatbaar!

A picture tells a thousand words, is waar. Daarom hieronder een kleine compilatie van fotomomentjes!

Chinese graven in Indonesië, een schatkamer van (familie-) geschiedenis

0

Veel Nederlandse families hebben via Indonesië en/of Nederlands-Indië een voorouder uit China. Vaak wordt gedacht dat over hun geschiedenis weinig te vinden zou zijn, omdat namen zoals Liem, Tan, Oei en Tijan veel te algemeen zijn. Niets is minder waar. De Indische Genealogische Vereniging is al geruime tijd bezig om mensen met vragen over hun Chinees-Indonesische geschiedenis op het juiste spoor te zetten, vaak in samenwerking met het Chinese Indonesian Heritage Center. Op maandag 5 september 2022, 17:30 geeft Maarten Fornerod een erfgoedpresentatie op de Tong Tong Fair over een belangrijke bron van Chinees-Indonesische (familie-) geschiedenis: grafstenen. Aan de hand van een recent project in Makassar, waar oude Chinese graven werden opgespoord, vastgelegd, vertaald en ontsloten, zal worden uitgelegd wat er allemaal te lezen valt aan geschiedenis en familiegeschiedenis op deze unieke bronnen – veel. In samenwerking met Huihan Lie van My China Roots vanuit Beijing.

Een presentatie van Huihan Lie over Chinese graven en Chinees-Indonesisch onderzoek met MyChinaRoots is hier beschikbaar.

Recent Nieuws