Ieder kwartaal spreken wij met een ervaren onderzoeker op het gebied van Indische en/of Indonesische (familie-) geschiedenis. Dit keer maken wij kennis met onderzoeker en kunsthistoricus Jim van der Meer Mohr (1956) die regelmatig als expert optreedt in het programma Tussen Kunst en Kitsch. Hij is auteur van diverse boeken op het gebied van (kunst) geschiedenis. Vorig jaar verscheen van hem De schilders van West-Friesland, Portretten, stadsgezichten en stillevens die de culturele rijkdom van West-Friesland tonen. Daarnaast schreef hij een aantal genealogische artikelen over onder andere de Indische familie Van der Meer Mohr, onder meer voor de Indische Navorscher.
Jim, hoe is je interesse in je familiegeschiedenis ontstaan?
Dat had alles te maken met een ongelukkige jeugd. Mijn ouders zijn al heel jong overleden. Ik was 7 toen mijn vader en 14 toen mijn moeder overleed en ik wist dus heel weinig uit de eerste hand. Ik ben daarom heel jong begonnen met stamboomonderzoek. In die tijd was dat brieven schrijven naar archieven of daar zelf naartoe gaan.
Ik kwam in contact met een volle nicht van mijn grootvader en zij had een familieboekje. Dat waren eigenlijk allemaal aantekeningen, keurig bijgehouden tot heel ver terug. Ze was een wandelend geheugen en wist heel veel van de familie en had een ruime hoeveelheid familieanekdotes.
De samenstelling van de naam Van der Meer Mohr heeft volgens een aantekening in dit Familieboekje plaatsgevonden op 21 januari 1807. Op die datum hebben de twee broers Pieter Johannis en Johannes Carolus Mohr besloten, wellicht als hommage, de naam van hun moeder vóór die van hun vader te voegen.
Haar vader heeft mijn grootvader en zijn twee broertjes in huis genomen toen mijn overgrootmoeder in 1900 heel jong overleed, en mijn overgrootvader op de plantage zat op Java, Pangka, en in zijn eentje de kinderen niet kon runnen. Hij heeft ze toen naar Goes gebracht. Moet je voorstellen woon je in Pangka als jongetje van tien in tropische omgeving en dan word je in Goes neergezet.
En sinds die tijd is die familie weer in Nederland?
Nee, mijn grootvader is direct na zijn middelbare school naar Leiden gegaan om Indologie te gaan doen en is daarna terug gegaan als ambtenaar binnenlands bestuur. Zijn jongere broer ook, zelfde verhaal en zijn jongste broer is biologie gaan studeren en is na een paar jaar ook teruggaan naar Indië. Hij is later directeur geworden van het proefstation in Medan en heeft het zelfs tot hoogleraar geschop aan de Universiteit van Medan. Dus alle drie de jongens zijn min of meer direct na hun studie terug gegaan naar hun geboorteland.
Ze hadden dus voldoende van de Indische cultuur meegekregen en konden eigenlijk niet meer goed aarden in Nederland?
Ik denk het. Hun jong overleden moeder was Indisch, een dochter van een Hollandse jongen en een Inlandse vrouw. En mijn grootvader kreeg een Chinese vrouw, The Lim Nio, daar heeft hij twee kinderen mee gekregen, mijn vader en mijn oom. Beiden veel te jong overleden. Mijn vader is in Nederland naar de sportacademie gegaan en na de oorlog weer teruggegaan naar Indonesië. Hij is in 1953 weer naar Nederland gekomen. Mijn oom heeft gekozen om in Indonesië te blijven en is daar gebleven. Hij heeft daar een hele tak geproduceerd van negen kinderen. Dus negen volle neven en nichten van mij, en die hebben ook weer kinderen. Ze heten allemaal Van der Meer Mohr. De eerste generatie heeft allemaal prachtige Hollandse voornamen, Beatrix, Frederik-Jan, Anton.
Die hele zoektocht die is ontsproten aan een ongelukkige jeugd, heeft dat je geholpen?
Zeker. Het onderzoek ging in fases. Het raakte op de achtergrond toen ik ging studeren. Maar op een gegeven moment kreeg ik een burnout en toen kwam die zoektocht weer helemaal terug. Ik ben toen ook letterlijk naar mijn Nederlandse roots gaan zoeken. Ik ben naar Goes gereden en ben langs de huizen gegaan waar mijn voorouders gewoond hebben. Ik heb ook een voorouderlijk graf gevonden en dat heeft me enorm geholpen.
Ook heb ik later tijdens mijn eerste reis naar Indonesië in Banndung het appartement gezien waar mijn moeder als vrijgezel heeft gewoond. De woning waar mijn ouders samen hebben gewoond is plat gegaan, maar ik heb wel gestaan op die plek. Ik heb ook het ouderlijk huis van mijn moeder in Bandung bezocht.. Ik heb zo veel mogelijk aan roots bezocht, alles wat ik wist en kon terugvinden. Die zoektocht is voorbij.
Was er een ontdekking waar je van je stoel viel van verbazing?
Eigenlijk het boek van Reggie Baay waardoor ik mij realiseerde dat mijn grootmoeder een njai was. Het kwartje was nooit gevallen, bijvoorbeeld door de geboortedata van mijn vader en zijn broer en de veel latere trouwdatum van mijn grootouders.
Dat kwartje viel pas toen ik het boek De Njai las. Mijn grootmoeder was gewoon een njai. ik wist wel dat zij zijn huishoudster was, althans, dat had ik van horen zeggen in de familie, maar ik had nooit beseft wat dat inhield.
Heb je enig idee hoe ze elkaar ontmoet hebben, je opa en je oma?
Het verhaal gaat, ik heb dat niet kunnen staven, dat mijn grootvader haar zag lopen vanuit een bedjak, en zei “die wil ik als huishoudster.” Dat heb ik ooit gehoord van een neef van mijn vader.
En je grootmoeder?
Ik heb haar wel ontmoet, zij sprak ook Nederlands. Daar gaat een mythe dat zij het zichzelf geleerd heeft omdat mijn grootvader dat niet wilde. Omdat ze puur moest blijven. Ze ging over het in het Maleis als we dingen niet mochten horen.
Het tweede ding wat mij van de stoel liet vallen was een verhaal over een van de broers van mijn grootvader van wie altijd werd gezegd dat hij mogelijk homo was. Toen hij overleed was mijn moeder samen met een neef van mijn vader belast met het opruimen van zijn kamer want hij was vrijgezel. Toen kwamen er allemaal tekeningen tevoorschijn – hij tekende heel goed – van Indonesische jongens. Mijn oom dacht aan buitenechtelijke kinderen.
Totdat ik een boek kreeg van Suzanne Haag: Ontmoetingen op de Sibajak. Een boek vol familieverhalen uit brieven van haar ouders over hun ontmoetingen op de berg Sibajak in Sumatra. Haar ouders bleken erg bevriend te zijn met mijn oudoom en uit de brieven bleek dat hij slachtoffer is geweest van de homovervolgingen in 1936/37 in Nederlands Indië. Ze hebben toen heel veel homo’s opgepakt, van alle rangen en standen, ook hoge ambtenaren. Sommige werden direct het cachot ingegooid zo ook mijn oudoom. In een van de brieven staat “God zij dank Jan is weer vrij”.
Doe je nu nog iets actiefs met het onderzoek?
Zo af en toe als het zich aandient, ik ben ook heel bewust bezig met het opschonen van dingen, ik wil niet mijn kinderen of iemand anders ermee opzadelen. Ik wil eigenlijk nog wel verhalen schrijven over verschillende familieleden, bijvoorbeeld die oudoom die is opgepakt voor homoseksualiteit. Daar werd door mijn ouders niet over gesproken. Ik kom wat dat betreft wel echt uit een Indische familie.
Veel dank voor dit interview!
Website Jim van der Meer Mohr