Home Blog Pagina 31

Familiewapen Bergamin

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Bergamin

Op blauw in de schildvoet een groene drietoppige berg, boven vergezeld van drie zilveren lelies (2-1), de middelste bergtop getopt door de onderste lelie. Helmteken: een vlucht, rechts van zilver, links van blauw. Dekkleden: blauw, gevoerd van zilver.

Een variant op het helmteken: de helm gedekt door een kroon van drie bladeren, waaruit oprijst de berg van het schild, getopt door een zilveren lelie.

Bron: Gieri Casura, Bündner Wappenbuch des Vorderrheintales (1937); J.J. Simonet, Geschichte der Freiherren von Vaz, der politischen Gemeinde und der Pfarrei Obervaz (1913).

De Indische tak van deze familie stamt af van Fleuris Jean Baptiste Julien Bergamin (1832-1868), eerste luitenant der infanterie O.I.L. Zie voor een genealogie van deze familie De Indische Navorscher 2013, pag. 61-76.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Vincent van Gogh in Nederlandsch-Indië

0
Overlijdensbericht van V.W. van Gogh in het Algemeen Handelsblad van 22 okt. 1910.
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

In het Bataviaasch Nieuwsblad van 29 november 1910 stuitte ik op een krantenbericht, dat als volgt opende: ‘V.W. van Gogh. – Men schrijft ons uit Nederland dat op den 19en October te Apeldoorn is overleden de heer V.W. van Gogh, laatstelijk erfpachter in het Soekaboemische, oud-secretaris der Soekaboemische Landbouwvereeniging, en eenige maanden geleden tot herstel van gezondheid naar Nederland vertrokken.’

De voorletters V.W. en de naam Van Gogh deden mij direct denken aan de schilder Vincent van Gogh, wiens tweede voornaam Willem luidde. Hij stierf op 29 juli 1890, vandaag dus exact 125 jaar geleden. Zijn 126ste sterfdag was aanleiding 2015 uit te roepen tot Van Goghjaar en wordt overal ter wereld op grootse wijze herdacht. De genealogische wereld is daarbij tot nu toe afwezig. Landelijke tijdschriften als Gens Nostra, Gen en De Nederlandsche Leeuw lieten Vincent van Gogh vooralsnog aan zich voorbijgaan. Toch zijn er wel enkele genealogische/familiehistorische aanknopingspunten. Denk bijvoorbeeld aan Van Goghs vermeende vaderschap over de zoon van zijn kortstondige geliefde Sien Hoornik of de personen die op zijn schilderijen en tekeningen voorkomen. Je vraag je soms af wie dat waren en in wat voor omstandigheden zij leefden en … of onder hen misschien een van je eigen voorouders voor komt. Daarnaast is de familie Van Gogh zelf interessant genoeg om onderwerp van een artikel te zijn. Overigens zal Van Gogh in de nog te verschijnen jaargang 2015 van De Indische Navorscher eveneens buiten beeld blijven, aangezien dit jaarboek zoals bekend specifiek op Nederlandsch-Indië is gericht.

Vincent van Gogh werd op 30 maart 1853 geboren als zoon van Ds. Theodorus van Gogh en Anna Cornelia Carbentus. Bij zijn doop kreeg hij de namen Vincent Willem mee, naar zijn grootvaders Vincent van Gogh en Willem Carbentus. Maar hoe zit het nu met de V.W. van Gogh die in 1910 overleed? Het overlijdensbericht van deze ‘Indische’ Vincent van Gogh vinden we in het Algemeen Handelsblad van 22 oktober 1910. Blijkens de genealogie Van Gogh in Nederland’s Patriciaat (1964) werd hij eveneens vernoemd naar zijn grootvaders, in zijn geval Vincent van Gogh, bovengenoemd, en Wilhelmus Abraham Bruyns. Hij was dus een volle neef van de schilder Van Gogh. De vaders van de schilder Vincent van Gogh en de Indische Vincent van Gogh (hierna Vincent W. van Gogh), respectievelijk Theodorus en Johannes van Gogh, waren broers. Theodorus, de jongste, werd net als zijn vader dominee. Johannes, de oudste, koos voor de marine en bracht het tot vice-admiraal.

Overlijdensbericht van V.W. van Gogh in het Algemeen Handelsblad van 22 okt. 1910.
Overlijdensbericht van V.W. van Gogh in het Algemeen Handelsblad van 22 okt. 1910.

De vraag is hoe Vincent W. van Gogh in Nederlandsch-Indië terecht is gekomen. Het antwoord is natuurlijk voor de hand liggend: aan boord van een schip. In zijn geval als scheepsklerk op een schip van de Koninklijke Marine. Zijn aanstelling als scheepsklerk was ingegaan op 1 september 1867. Op 16 sept. d.a.v. werd hij geplaatst op Zr. Ms. schroefstoomschip “Curaçao”. Dit schip maakte deel uit van een eskader dat naar de Oost werd gestuurd. Aldaar op 26 dec. 1867 aangekomen, maakte Van Gogh van 29 maart 1868 tot 1 februari 1869 een reis naar Japan. Na terugkomst in Nederlandsch-Indië werd hij achtereenvolgens geplaatst op de wachtschepen “Batavia”, “Makasser” en opnieuw “Batavia”. Daarna werd hem op zijn verzoek met ingang van 28 febr. 1871 eervol ontslag uit de zeedienst verleend. Tegelijkertijd meldde hij zich aan bij het Oost-Indisch leger. Hij ‘solliciteerde’ daarmee naar een officiersbenoeming (in zijn stamboek staat letterlijk ‘dingende naar de rang van officier’). In afwachting daarvan werd hij aangesteld als sergeant bij het subsistentenkader te Batavia. Bij gouvernementsbesluit van 15 mei 1872 volgde zijn bevordering tot tweede luitenant-kwartiermeester. In die hoedanigheid deed hij achtereenvolgens dienst op Celebes, bij het algemeen, tevens afdelings militair kledingmagazijn te Batavia en het tijdelijk hospitaal te Batoe-Toelis, gelegen ten zuiden van Buitenzorg (zie: De Locomotief van 4 juli 1874 en de Java-Bode van 2 sept. 1874). Al snel na deze laatste plaatsing verzocht hij om ontslag uit de militaire dienst, dat hem vervolgens bij gouvernementsbesluit van 29 dec. 1874, nr. 27 eervol werd verleend.

Waarom hij de zeedienst en later ook het Oost-Indisch leger verliet, weten we niet. Wel is bekend dat hij te Tjiandjoer in de residentie Preanger Regentschappen op 25 juli 1877 trouwde met Maria Christina Elisabeth Musch. Zijn vrouw was een ‘Indische’, geboren in Meester Cornelis op 3 september 1858. Haar ouders, Otto Hendrikus Musch en Leonardina Christina Weber, waren te Buitenzorg op 24 sept. 1856 getrouwd.

Huwelijksbericht van V.W. van Gogh en M.E.C. Musch in de Java-Bode van 26 juli 1877.
Huwelijksbericht van V.W. van Gogh en M.E.C. Musch in de Java-Bode van 26 juli 1877.

Otto Hendrikus Musch, geboren Amsterdammer, diende als infanterieofficier in het Oostindisch Leger, laatstelijk in de rang van kapitein. In 1865 ging hij onder toekenning van de titulaire rang van majoor met pensioen. Leonardina Christina Weber was eveneens op Java geboren, om precies te zijn te Buitenzorg op 9 april 1836. Zij was vermoedelijk een dochter van de uit Den Haag afkomstige Leonardus Weber (zie voor hem: De Indische Navorscher (2002), pag. 41). De inwonerslijsten van West-Java (Bantam, Batavia, Buitenzorg, Krawang, Preanger Regentschappen en Cheribon) in de Indische almanakken vermelden op de naam Weber/Weeber voor de jaren 1835-1839 alleen een Leonardus Weeber te Batavia (1835-1839) en een L[eonardus] Weber te Buitenzorg (1835-1836). Dit is waarschijnlijk een persoon en dezelfde die als eigenaar (L. Weber) van hotel Prins Hendrik op Goenoeng Saharie (lees: Goenoengsari) in de Javasche Courant van 18 okt. 1837 adverteerde. Hij trouwde te Bandoeng op 29 juli 1869 met de Chinese vrouw Mina. Gezien het tijdstip van dit huwelijk, ging het hier mogelijk om een huwelijk ter wettiging van kinderen. In dit geval zou Mina dus de moeder van mevrouw Musch-Weber kunnen zijn geweest, aangezien over een eventueel eerder huwelijk van Leonardus niets bekend is.

Zeker is dat Maria Christina Elisabeth Musch een ‘dochter van het land’ was en dat Van Gogh via haar werd opgenomen in het typische Indische familieleven. Daarnaast raakte hij door zijn werkkring nauw verweven met het koloniale bestaan. Hij koos namelijk voor de cultures. Anders gezegd: hij ging werken op Europese landbouwondernemingen (cultuurondernemingen) die produceerden ten behoeve van de Nederlandse markt. Zij brachten producten voort als suiker, koffie, thee, tabak en kina. Met het klimmen van de jaren kreeg hij steeds meer verantwoordelijkheid. Zo was hij administrateur van de onderneming Tjiseureuh in de Preanger Regentschappen en daarna van het land Tjiomas in het Buitenzorgse (zie: Bataviaasch Nieuwsblad van 16 okt. 1886). Uiteindelijk bracht hij het tot superintendent over diverse ondernemingen in het Wlingische (residentie Kediri) en Malangsche (residentie Pasoeroean). Eigenaar van die ondernemingen was de Koloniale Bank, in Nederlandsch-Indië vertegenwoordigd door de hoofdagent. Daarnaast was Van Gogh voorzitter van het Nederlandsch-Indisch Landbouw Syndicaat en voorzitter van de Malangsche Vereeniging van Koffieplanters. Op 1 januari 1900 was hij – voor velen onverwacht – superintendent en voorzitter af. Er werd destijds druk gespeculeerd over zijn vertrek uit Malang. Vrijwillig, gedwongen? Er werd ook gefluisterd dat hij in conflict was gekomen met de hoofdagent. Een krantenartikel dat aan zijn vertrek gewijd was, eindigde met de verzuchting: ‘De gezelligheid verliest door het heengaan van den heer Van Gogh veel’.

Na zijn vertrek wachtte hem echter snel een nieuwe betrekking, namelijk die van administrateur van de kinaonderneming Pajoeng. Deze onderneming lag op de noordwestelijke hellingen van de Goenoeng Tjermai in het district Radjagaloe van de afdeling Madjalengka (residentie Cheribon). In die periode was hij tevens secretaris van de Soekaboemische Landbouwvereeniging. Intussen liet zijn gezondheid steeds meer te wensen over. Begin 1910 ging hij dan ook tot herstel daarvan naar Nederland, waar hij zich in Haarlem vestigde. Nederlandsch-Indië zou hij niet meer terug zien.

Naast het vervullen van dienstbetrekkingen was Van Gogh ook ondernemer. Zo verwierf hij 1897 een stuk gouvernementsgrond in erfpacht, genaamd Saninten. De inschrijving van het erfpachtsrecht in de openbare registers vond plaats op 8 maart 1897. Dit perceel lag in het dictrict Pelaboehan van de residentie Soekaboemi. Saninten bracht kina, thee en koffie voort en mat slechts 51 bouws, ongeveer 30-35 hectare (zie: Regeeringsalmanak voor Nederlandsch-Indië 1908. Eerste gedeelte (Batavia z.j.), Bijlage GG, pag. 388-389). Daarmee was Saninten in vergelijking met andere door het Indische gouvernement in erfpacht uitgegeven percelen een klein ‘landje’. Aangezien Saninten expliciet werd genoemd in zijn overlijdensbericht, mag worden aangenomen dat dit land sinds 1897 zijn thuisbasis vormde.

Daarnaast verkreeg Van Gogh erfpachtsrechten op ‘eenige gronden’ in Benkoelen. Die rechten droeg hij in 1899 over aan de N.V. Sumatra Koffiesyndicaat, gevestigd te Soerabaja. In ruil daarvoor kreeg hij de helft van de aandelen (20 aandelen à 600 gulden), plus 7000 gulden in contant geld. Tevens werd hij een van de drie commissarissen (zie: Soerabaiasch-Handelsblad van 3 juni 1899). Eerder – in 1891 – ging hij met J.D. Mijer onder de firma Mijer en Van Gogh een vennootschap voor commissiehandel aan (zie: Bataviaasch Nieuwsblad van 20 juni 1891). Deze firma was onder meer agent in Nederlandsch-Indië voor diverse buitenlandse verzekerings- en scheepvaartmaatschappijen.

In Nederlandsch-Indië was overigens in latere jaren nog een Vincent (V.W.) van Gogh (1886-1949) actief. Hij was een oomzegger van ‘onze’ Van Gogh. Aanvankelijk employé in de cultures, was hij laatstelijk eigenaar-administrateur van de theeonderneming Goenoeng Paok bij Pelaboean (Plaboean) Ratoe ten zuidwesten van Tjibadak (Preanger Regentschappen). Verder was hij op West-Java actief in kleinlandbouwerskring en president van het West-Java Ondersteuningsfonds, dat zich ten doel stelde cultuuremployés te ondersteunen in het geval van ziekte of wanneer zij buiten hun schuld hun betrekking verloren.

Vincent W. van Gogh werd niet de stamvader van een Indische tak van zijn familie. Zijn vrouw en hij kregen ‘slechts’ twee dochters, waarvan de jongste op eenjarige leeftijd stierf. Dit in tegenstelling tot zijn jongere broers Hendrik Jacob Eerligh en Johannes. Zij hadden wel nageslacht dat zich in mannelijke lijn voortzette en in de cultures op Java en Sumatra actief was. Als we het krantenbericht dat aan het begin van dit artikel werd aangehaald, moeten geloven, was Van Gogh een weinig geslaagd, maar veel geplaagd man. Zijn bijna veertig jaar durende bestaan in de cultures was een en al strijd en lijden, zonder dat het hem de welstand opleverde die zoveel andere ‘oud-Indiërs’ in Nederland wel ten deel was gevallen. Van alles heeft hij aangepakt en ‘altijd is het hem mislukt, althans nooit in die mate gelukt dat hij aan een onbezorgden ouden dag kon denken’. Van zijn grote kennis van ‘indische toestanden en zaken’ profiteerden vooral de jongeren die hij onder zijn hoede had en die later meer succes hadden dan hij. Geleidelijk aan was hij geworden tot een ‘oude man, die wel altijd plichten, maar bijna nooit voorrechten of genoegens heeft gekend’. De schrijver van een bericht in de Sumatra Post van 12 november 1910 vatte al die kommer en kwel treffend samen: ‘De heer Van Gogh was een sympathiek persoon, wien het echter in zin leven niet erg is meegeloopen.’

Overige nog niet genoemde bronnen:

  • Stamboek van Vincent Wilhelm van Gogh, Nationaal Archief, Toegang 2.13.04, inventarisnummer 403, fol. 25 (op microfiche te raadplegen in de bronnenzaal van het CBG).
  • De Locomotief van 29 sept. 1899.
  • De Sumatra Post van 12 nov. 1910.
  • Bataviaasch Nieuwsblad van 29 nov. 1910.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

The Indo Dutch roots of Alex and Eddie Van Halen

1
The original line-up of Van Halen (from left to right): Alex Van Halen, Michael Anthony, David Lee Roth and Eddie Van Halen (photo: Fin Costelllo, Redferns; published on: http://ultimateclassicrock.com/van-halen-songs).
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

They attained the status of rock superstardom. Two brothers, born in Amsterdam in 1953 and 1955, who became California based rockband Van Halen in 1974. Alex, born Alexander Arthur, plays the drums. His younger brother Eddie, born Edward Lodewijk, performs on guitar. The original line-up of Van Halen also consisted of Michael Anthony Sobolewski on bass and vocalist David Lee Roth.

The original line-up of Van Halen (from left to right): Alex Van Halen, Michael Anthony, David Lee Roth and Eddie Van Halen (photo: Fin Costelllo, Redferns; published on: http://ultimateclassicrock.com/van-halen-songs).
The original line-up of Van Halen (from left to right): Alex Van Halen, Michael Anthony, David Lee Roth and Eddie Van Halen (photo: Fin Costelllo, Redferns; published on: http://ultimateclassicrock.com/van-halen-songs).
Van Halen (photo: Van Halen Productions, Inc.).
Van Halen (photo: Van Halen Productions, Inc.).

During the 1970’s and early 1980’s the band was on top and at that time one of the most popular rock acts of the world. Their life stage perfomances were dominated by the flamboyant, hypermasculine persona of frontman Roth and the innovative guitar playing of Eddie. He is generally considered to be one of the ten greatest rock guitarists of the world and by some to be second only to Jimi Hendrix.

Eddie Van Halen on the cover of Guitar World, January 1994.
Eddie Van Halen on the cover of Guitar World, January 1994.
Eddie Van Halen on the cover of Rolling Stone, December, 8 2011.
Eddie Van Halen on the cover of Rolling Stone, December, 8 2011.
Alex Van Halen (photo published on: www.drummagazine.com).
Alex Van Halen (photo published on: www.drummagazine.com).
Alex van Halen (photo: Neil Zlozower; published on: www.drummagazine.com).
Alex van Halen (photo: Neil Zlozower; published on: www.drummagazine.com).

Van Halen still performs with three members of the original line-up – the Van Halen brothers and Roth – plus Eddie’s son Wolfgang on bass. They were #4 on the Billboard Music’s Top 40 Money Makers 2013 only perceded by Madonna, Bruce Springsteen and Roger Waters. Their last gigs so far were in Japan in 2013, where they performed in Tokyo, Nagoya and Osaka from June 18th until the 26th. However, this summer and autumn Van Halen will be on tour again. The fansite www.van-halen.com announced the band’s 2015 North American Tour from July 5th to October 2nd.

Van Halen in 2013, with Wolfgang van Halen on bass (photo published on: Van Halen News Desk).
Van Halen in 2013, with Wolfgang van Halen on bass (photo published on: Van Halen News Desk).

The band’s discography consists of fourteen albums, two compilation albums and 56 singles. Over 80 million copies of their albums were sold all over the world, which makes Van Halen one of the best-selling bands of all time. They received an American Music Award (1992) plus eight nominations, a Grammy Award (1992) plus four nominations, and four MTV Video Music Awards (1984, 1992) plus seven nominations. In 2007 the band entered the Rock and Roll Hall of Fame. The musical career of the Van Halen brothers which runs from their childhood in the 1960’s until today is widely described in books and on internetsites.

Eddie was born in Amsterdam on May 5th 1953 and Eddie in Amsterdam on January 26th 1955 to professional clarinettist and saxophonist Jan van Halen (1920-1986) and his wife Eugenie van Beers (1915-2005). Father Jan, born in Amsterdam, emigrated to the Dutch East Indies after World War II where he met his wife Eugenie. Her cradle stood in a little village called Rangkasbetoeng (Rangkasbitung nowadays) in the far western part of Java. This was the administrative centre of the district Lebak in the residency Bantam. It is the same region where Eduard Douwes Dekker (Multatuli) witnessed the abuse of the Javanese peasants in the late 1850’s, which provoked him to publish his novel Max Havelaar (1860).

Eugenie van Beers’ mother, also named Eugenie, bore the surname Mafficioli del Castelletto. Her father was of Italian descent, her mother was an Indonesian woman called Roebinem. Eugenie’s father was Frans van Beers. His father’s name is unknown to us. His mother was an unknown Indonesian woman. Eugenie van Beers’ grandfather on mother’s side had an unkown Indonesian mother as well. So you can say that mother Eugenie was of mixed European and Asiatic descent, with at least five out of eight Indonesian great-grandparents.

Jan and Eugenie married in August 1950 and re-emigrated on March 4th 1953 on board of the ship “Sibajak” to Holland, where they settled in Amsterdam. Shortly after the birth of Eddie the family moved to Nijmegen, where they lived at 59 Rozemarijnstraat. On February 22nd 1962 the Van Halen’s moved again, this time by boat across the Atlantic to New York. After which they proceeded on a continent-crossing journey by train to finally settle in California, where they lived in Pasadena at 1881 Las Lunas Street for two decades. It was here that the two Dutch born Indo-Americans started to write music history and the swirling Van Halen story began.

Jan and Eugenie van Halen (unknown photographer).
Jan and Eugenie van Halen (unknown photographer).
Jan and Eugenie van Halen and their sons Alex (left) and Eddie travelling to a new life (collection: Eugenia Van Halen; published on: Van Halen News Desk).
Jan and Eugenie van Halen and their sons Alex (left) and Eddie travelling to a new life (collection: Eugenia Van Halen; published on: Van Halen News Desk).
Eddie Van Halen and his father Jan (collection: Eddie Van Halen; published on: Van Halen News Desk).
Eddie Van Halen and his father Jan (collection: Eddie Van Halen; published on: Van Halen News Desk).
The family home of Alex and Eddie Van Halen in Pasadena, California in 2013 (photo: Karen Nuremberg Sonner).
The family home of Alex and Eddie Van Halen in Pasadena, California in 2013 (photo: Karen Nuremberg Sonner).

Some sources:

Text: Roel de Neve  |  Edited by Anne Karthaus

Download (.pdf) the Indo Dutch ancestry of Alex and Eddie van Halen.

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Indische families met von in hun naam (II)

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Na de genealogieën van de families Von Bornemann en Hettfleisch von Ehrenhelm volgt nu in deze categorie de genealogie van de familie Von Magius. De aanwezigheid van deze familie in Nederlandsch-Indië dateert waarschijnlijk pas van de eerste helft van de jaren 1870. Door het huwelijk van de Indische stamvader met een dochter van de familie Mac Gillavry raakte de familie verwant aan Indische families als Burgemeestre, De Chauvigny de Blot en Mac Gillavry.

Genealogie Von Magius (pdf)

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Een Javaanse prinses als stammoeder van de Indische familie Coenraad?

5
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Let op: lang artikel!

In 2005 verscheen het 13e deel van Nederlandse Genealogieën. Dit deel bevat onder meer een bijdrage van R.P.N. Coenraad (pag. 58-115), bestaande uit een genealogie van zijn familie met een korte inleiding daarop (hierna aangeduid als: Genealogie Coenraad). Een en ander had destijds mijn extra belangstelling omdat het een Indische familie betrof. Bovendien een familie, waarvan een van de twee hoofdtakken door huwelijk verwant is aan de familie van mijn moeder (Burgemeestre). De auteur behoort tot die tak en is dus (verre) familie van mij.

Daarnaast werd mijn aandacht getrokken door de mededeling dat ‘verhalen in verscheidene takken van de familie’ de ronde deden. Een voorvader zou volgens die verhalen getrouwd zijn met een dochter van de soesoehoenan van Soerakarta. Daarbij zou het gaan om Pakoe Boewono III, die regeerde van 1749-1788. Met de voorvader werd gedoeld op Joseph Thomas Coenraad (1736-1799), de Indische stamvader. Een Javaanse prinses als stammoeder van de Indische Coenraads dus. Dat maakt nieuwsgierig.

Voor de Genealogie Coenraad zijn twee bronnen van belang. In de eerste plaats een antwoord van P.A. Christiaans in de vragenrubriek van De Indische Navorscher 1991 (pag. 12-17). Christiaans was destijds redacteur van toen nog het kwartaalblad De Indische Navorscher en reageerde op een vraag betreffende de familie Coenraad. Hij deed dit in de vorm van een beknopte genealogie van deze familie. Als tweede bron diende een typoscript, opgesteld door R. de Geus met als titel ‘De geschiedenis van de familie Coenraad’. Een fotocopie is te vinden in het dossier Coenraad (map I) in de collectie familiedossiers bij het CBG.

Destijds wilde ik al op bovengenoemde bijdrage ingaan, maar door omstandigheden kwam het er niet van. Mijn reactie bleef dus op de ‘plank liggen’. Het onderwerp Javaanse prinses als partner van (Indo-)Europese mannen houdt mij met pieken en dalen al jaren bezig. Na een dal, is er op dit moment weer een piek. Vandaar nu dit artikel, dat wil bijdragen aan de kennis over de ‘Indische start’ van de familie Coenraad. Asal Oesoel is daarvoor natuurlijk een uitstekend medium. Het bereik is groot en iedereen die dat wil kan direct reageren en is daartoe hierbij ook van harte uitgenodigd.

Het bovengenoemde typoscript van De Geus bestaat uit dertien pagina’s inleiding en zeven pagina’s genealogie. De auteur doet daarin verslag van zijn onderzoek. Zijn relaas doet op veel plaatsen echter nogal ‘eenvoudig’ aan. Ik bedoel dit niet respectloos, maar om aan te geven dat deze bron volgens mij met de nodige scepsis moet worden gebruikt. Dit ook omdat de auteur voor zijn bevindingen geen bronnen noemt. De hiernavolgende passages laten volgens mij zien wat ik bedoel.

[pag. 9]

‘En zo hebben we dan eens een wandeling gemaakt door de geschiedenis van ons gezinsleven en zijn we gekomen aan de dag van vandaag. Ik stel er altijd zeer veel prijs op om de mensen voor wie ik een familieverhaal mag samenstellen, in de juiste stemming te brengen. Het is absoluut fataal om een geschiedenis van bijvoorbeeld 1642 te gaan bekijken met ogen van anno 1982 (het typoscript/onderzoek dateert dus kennelijk van dit jaar, RdN). Dan ga je er onherroepelijk afstandelijk tegenover staan en waait het hele begrip langs je heen.’

[pag. 9]

‘Met opzet heb ik flink uitgehaald over huwelijk en samenwonen, want dat wordt nog wel eens uit z’n verband gehaald. Onze voorouders, die ons altijd met een soort aureooltje werden afgeschilderd, waren heus niet van die beste, brave gereformeerde of katholieke mensen. Ze waren net zo ondeugend als wij en onze kinderen, misschien wel veel ondeugender en het is beslist zinloos om steeds maar te beweren dat die jeugd van tegenwoordig zo slecht is. Helemaal niet!’

[pag. 10]

‘Inderdaad, het verst dat ik kon reiken was het jaar 1685 en dat is een heel eind. Als we bedenken dat de meeste nederlandse stambomen niet verder kunnen gaan dan het jaar 1648, de Vrede van Munster omdat na deze vrede eerst weer administraties konden worden opgezet.’

[pag. 10-11]

‘Joseph Thomas Coenraad (de stamvader van de Indische tak, volgens zijn grafschrift te Soerakarta in Brünn (thans Brno) geboren op 6 december 1731, RdN) trad in dienst van de VOC en we vinden hem dan terug als opperchirurg (lees: opperchirurgijn, RdN) te Soerakarta. De VOC was wel zo verstandig om een zo waardevolle chirurg naar één van de Vorstenlanden te sturen, want de steun van de Indonesische vorsten kon de Compagnie niet ontberen. Een medisch professor (sic!, RdN) was zeker in die tijden een hooggewaardeerd ambassadeur.’

[pag. 11]

‘In de kraton werd hij vanzelfsprekend meer gezien als de lijfarts van de soesoehoenan. Na aankomst van Joseph Thomas Coenraad in Indië in 1759 bleek dat kort tevoren de Derde Javaanse Successie-oorlog was geëindigd, welke had geduurd van 1749 tot 1755 en had geleid tot de splitsing van het Rijk Mataram en de stichting van de staten Soerakarta en Djocjakarta. De vorst van Solo (verkorte benaming van Soerakarta, RdN) was vooral in die eerste jaren van zijn gezag nogal soepel jegens de Hollanders en overlaadde hen met gunsten en geschenken, zo zelfs dat hij onze Joseph Thomas één van zijn beeldschone dochters schonk! Sceptici behoeven dit echt niet in twijfel te trekken, want kort geleden vond ik voor een andere familie ook een huwelijk van een Hollander met een dochter uit de Kraton (het paleis van de soesoehoenan, RdN); waarom ook niet. Helaas weten we de naam van deze schone prinses niet en zullen we dat ook nimmer te weten komen.’

[pag. 11]

‘Alles wat we weten is dus dat Joseph Thomas Coenraad, opperchirurg te Soerakarta was, in dienst van de VOC en lijfarts van de Soesoehoenan en dat hij uit dank voor de vele bewezen diensten in 1761 (in de door De Geus opgestelde genealogie werd zelfs de exacte datum – 12 augustus van dat jaar – vermeld, RdN) mocht trouwen met een dochter van Zijne Keizerlijke majesteit Pakoeboewana III (de vorsten van Soerakarta (soesoehoenan) en Djokjakarta (sultan) stamden uit het vorstengeslacht dat eens over het Javaanse rijk Mataram regeerde; de VOC duidde de vorst van Mataram aan als de keizer van Java, RdN). Uit deze verbintenis werden maar liefst 6 kinderen gebo[ren].’

[pag. 13]

‘Nu weet ik wel, sommige mensen zullen zeggen dat het erg gemakkelijk is om te beweren dat de stamvader Coenraad met een dochter uit de kraton is gehuwd, maar gelukkig kunnen wij dat bewijzen. Hoge ambtenaren van de VOC huwden waarachtig niet zomaar een Ind[onesische] vrouw, doch dat waren wel degelijk adellijke dames. En het feit dat de Soesoehoenan aan Joseph Thomas een dochter schonk, herhaalde zich toevallig nog eens zo’n 80 jaar later. Toen ik de stamboom van de familie Mafioli (De Geus doelde op de familie Mafficioli del Castelletto, waarvan door mij een genealogie werd gepubliceerd in De Indische Navorscher 2011) samenstelde, ontdekte ik eveneens dat de stamvader, een Italiaanse marine-arts, tevens lijfarts van de Soesoehoenan was en ook een dochter trouwde (dit is een onbewezen familieverhaal, RdN). Dus, U ziet, niets nieuws onder de zon; een normale zaak. Alleen Nederlanders (lees: personen die niet in Nederlandsch-Indië geboren zijn, RdN) die niet op de hoogte zijn met Ind[ische] toestanden, zullen twijfelen. Maar ja, twijfelaars moeten er ook zijn, nietwaar? In elk geval kan de familie Coenraad met een gerust hart zeggen dat zij koninklijk bloed in hun aderen hebben en ik heb zo’n vermoeden dat dit bij de oudere Coenraad’s ook best bekend zal zijn. Hoogstwaarschijnlijk is dit de beroemde ”familiegeschiedenis” zoals er in elke familie een ”sterk” verhaal loopt, waar toch de kern van waar blijkt te zijn. Het is alleen de puzzel die kern te vinden en daar zijn we dan in geslaagd.’

Een bron die het familieverhaal over de Javaanse prinses zou kunnen bevestigen, is het testament dat Joseph Thomas Coenraad op 14 september 1796 maakte. Dit testament is bewaard gebleven en te vinden in de VOC-archieven (inventarisnr. 6897, testamentnr. 10329). Op 12 september 1799 was de testateur niet meer onder de levenden. De Raad van Justitie te Semarang oordeelde die dag dat zijn testament niet in strijd was met de wet en keurde de tenuitvoerlegging ervan goed.

Uit het testament blijkt dat de testateur gegageerd (d.w.z. gepensioneerd met behoud van volledige gage) opperchirurgijn en ongehuwd was, zijn ouders overleden waren en wettige kinderen ontbraken. Niets in het testament wijst er op dat hij met een Solose prinses was getrouwd. Onder de legatarissen bevond zich zijn huishoudster, de Javaanse vrouw Dophia (niet Sophia, RdN). Blijkens het testament had de testateur zes ‘natuurlijke en geadopteerde’ kinderen die met hun voornamen worden genoemd. Zij werden gezamenlijk tot universeel erfgenaam benoemd.

De vraag of Dophia ook hun moeder was, kan op grond van het testament niet worden beantwoord. Zij was in elk geval niet de moeder van alle kinderen. Dochter Rosina Josepha werd, een maand en twee dagen oud, op 24 juni 1775 te Soerakarta geadopteerd (niet geboren, zoals in de genealogie Coenraad wordt vermeld). Als haar moeder werd genoemd de Javaanse vrouw Siena (bron: Collectie Bloys van Treslong Prins van het CBG). Of Siena moeder van meerdere of misschien wel alle Coenraadkinderen was, is mij niet bekend.

Verder is uit de VOC-administratie bekend dat de testateur op 3 oktober 1752 als soldaat in VOC-dienst voor de kamer Amsterdam aan boord van het compagniesschip “Drie Papegaaien” naar Indië vertrok. De overtocht eindigde op 17 juni 1753 met zijn aankomst op de rede van Batavia. Bij zijn vertrek gaf hij op afkomstig te zijn uit Brünn (thans Brno in Tsjechië) (bron: Nat. Archief, Archieven van de V.O.C., Grootboek van het schip “Drie Papegaaien”, inventarisnr. 6296, fol. 316). De zoekpagina http://vocopvarenden.nationaalarchief.nl geeft overigens op dat hij afkomstig was uit Brig, wat dus op een leesfout moet berusten. Brig ligt in het Duitstalige deel van het Zwitserse kanton Wallis.

Joseph Thomas Coenraad deed in Azië als chirurgijn dienst en was laatstelijk in de kwaliteit van opperchirurgijn op een maandgage van 36 gulden te Soerakarta geplaatst (bron: Nat. Archief, Archieven van de VOC, Grootboek van het schip “Drie Papegaaien”, inventarisnr. 6296, fol. 316, 319-321, alsmede de jaarlijks opgemaakte en eveneens in de VOC-archieven berustende generale landmonsterrollen). Vermoedelijk overleed hij daar ook. Hij ligt begraven op de oudste begraafplaats bij de kraton. Zijn grafschrift, althans wat daarvan omstreeks 1930 nog leesbaar was, geeft aan dat hij in augustus (dag en jaar onleesbaar) overleed (bron: P.C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldisch gedenkwaardigheden betreffende Europeanen op Java (Batavia 1934) 347).

1 Grafschrift

Uit de VOC-administratie blijkt ook dat hij op 1 september van dat jaar al dood was en een testament had gemaakt. Hij zal mede gelet op bovenstaand grafschrift op 31 augustus of kort daarvoor zijn overleden. De genealogie Coenraad geeft als overlijdensdatum foutief 12 sept. 1799 op. Dit is ongetwijfeld overgenomen uit het eerder al genoemde antwoord van Christiaans.

De Genealogie Coenraad is stellig waar Joseph Thomas Coenraad als lijfarts van de soesoehoenan wordt aangeduid. Zo staat in de inleiding: ‘Hij (Joseph Thomas Coenraad, RdN) vestigt zich daar als opperchirurgijn, wordt lijfarts van de soesoehoenan (sultan/keizer) van Soerakarta en woont in de kraton aldaar’. En in de genealogie zelf leest men bij Joseph Thomas Coenraad: ‘lijfarts van de soesoehoenan van Soerakarta’. Ongetwijfeld wordt hier De Geus nagevolgd, waar deze op pagina 11 van zijn typoscript stelt: ‘Alles wat we weten is dus dat Joseph Thomas Coenraad, opperchirurg te Soerakarta was, in dienst van de VOC en lijfarts van de Soesoehoenan …’

Dat Joseph Thomas Coenraad lijfarts van de soesoehoenan zou zijn geweest, blijkt volgens de Genealogie Coenraad (zie noot 2) uit ‘de aantekeningen uit de Kraton door Soesoehoenan Pakoeboewono I, in bezit bij mevrouw J. Apon’. Een prachtige bron natuurlijk, die zeker waar het aantekeningen over Europeanen betreft, om publicatie schreeuwt. Nu wil echter het geval dat soesoehoenan Pakoeboewono I regeerde van 1703-1719 (zie: M.C. Ricklefs, Jogjakarta under sultan Mangkubumi 1749-1792. A history of the division of Java (Oxford University Press, London 1974), terwijl Joseph Thomas Coenraad pas in 1753 op Java arriveerde. Pakoeboewono I moet ten aanzien van Joseph Thomas Coenraad dus helderziende zijn geweest.

Gezien het voorgaande heb ik gekeken of dit belangrijke gegeven door in Nederland aanwezige bronnen wordt bevestigd. Dit bleek echter niet het geval. De CBG-collecties Bloys van Treslong Prins en Oost-Indische bronnen en het bovengenoemde testament uit 1796 maken hiervan geen melding. En ook Christiaans vermeldt dit niet, terwijl het grafschrift van Joseph Thomas Coenraad (zie boven) alleen vermeld dat hij gegageerd chirurgijn (volgens zijn testament opperchirurgijn) was.

Dat de stamvader van de Indische Coenraads lijfarts van de soesoehoenan zou zijn geweest, mag dus, zolang het tegendeel niet blijkt, niet als vaststaand worden beschouwd. Aan de andere kant kan dit ook niet volledig worden uitgesloten. Het is immers denkbaar dat de opperchirurgijn die door de in Batavia zetelende VOC-bestuurders te Soerakarta was geplaatst, bij gelegenheid ook door de soesoehoenan is geraadpleegd.

Het hierboven vermelde citaat uit het typoscript van De Geus (pagina 11) gaat als volgt verder: ‘… en dat hij uit dank voor de vele bewezen diensten in 1761 (De Geus weet in het genealogische deel van zijn verslag zelfs de dag – 12 augustus – te vermelden, RdN) mocht trouwen met een dochter van Zijne Keizerlijke Majesteit Pakoeboewana III. Uit deze verbintenis werden maar liefst 6 kinderen gebo[ren].’ Wat die ‘vele bewezen diensten’ precies waren en hoe de prinses heette, vermeldde De Geus niet.

De vorsten van Soerakarta (soesoehoenan) en Djokjakarta (sultan) stamden uit het vorstengeslacht dat eens over het Javaanse rijk Mataram regeerde. De VOC sprak over de vorst van Mataram als de keizer van Java.

Uit het testament van Joseph Thomas Coenraad weten we inmiddels dat diens kinderen niet uit een wettig huwelijk waren geboren. In de Genealogie Coenraad wordt dan ook terecht niet gerept over een eventueel huwelijk terwijl de volgende generatie al even terecht wordt opgevoerd als ‘zijn natuurlijke en geadopteerde kinderen’.

Toch lijkt de samensteller van de Genealogie Coenraad de Solose prinses niet helemaal los te hebben gelaten. Zo lezen we in noot 3: ‘Blijkens verklaringen van afzonderlijke familietakken heeft (onderstreping van mij, RdN) de soesoehoenan van Soerakarta de hand van zijn dochter aan Joseph Thomas geschonken wegens vele verleende diensten. Het is niet bekend of Dophia (zijn huishoudster, die als erfgenaam in het testament uit 1796 wordt vermeld) deze dochter is.’

Door het gebruik van het woord ‘heeft’ kan, mogelijk onbedoeld, de indruk ontstaan dat het hier om een vaststaand feit gaat. Het was volgens mij daarom beter geweest hier te schrijven: Blijkens verklaringen van etc., zou de soesoehoenan etc. hebben geschonken etc.

Dat de Solose prinses op de achtergrond aanwezig is, blijkt ook uit de inleiding van de Genealogie Coenraad. Daar wordt namelijk de naam van de soesoehoenansdochter genoemd: Wullan Sari. Hoe die naam bekend is geworden, bleef voor mij onduidelijk. Bovendien bezit de familie, zo lezen we ook, een foto van haar graf. In het dossier Coenraad (map II) bij het CBG vond ik twee kleurenfoto’s, die vermoedelijk op dit graf betrekking hebben. Op een van die foto’s zijn enkele (twee?) naast elkaar geplaatste liggende grafstenen te zien. Daaroverheen zien we een witte houten, naar boven toe in een punt uitlopende dakconstructie, gedekt door dakpannen, die op dikke, rechthoekige (vermoedelijk stenen) palen rust.

Het geheel vormt als het ware een huisje met een zadeldak en vanaf goothoogte naar beneden toe open wanden. Beide foto’s zijn vanaf dezelfde kant, maar vanuit een andere hoek, genomen en laten, naar ik aanneem, de voorzijde zien. Het driehoekige bovendeel daarvan is afgedicht met planken. Aan dit betimmerde gedeelte is een zwart houten bord bevestigd. Daarop is met rode verf in onregelmatige letters geschilderd: KYAI USRIK / KYAI SURYODININGRAD / NYAI USRIK / NYAI WULAN SARI / INGSUMAREDUKUH / NGENTAK KUTOWANINGUN / SALATIGA / PENGERAN SONGGOBUWANA.

Usrik, Suryodiningrad, Wulan Sari en Songgobuwana zijn ongetwijfeld persoonsnamen. Kyai en de vrouwelijke vorm Nyai zijn in de oorspronkelijke betekenis een Javaanse beleefdheidstitel (geen adellijke titel). Verwanten van de Solose vorsten werden echter als zodanig ook wel aangesproken. Pengeran is een hoge Javaanse adellijke titel en betekent zoveel als prins. Ngentak, Kutowinangun en Salatiga zijn plaatsnamen. De betekenis van Ingsumaredukuh, is mij onduidelijk.

Een merkwaardig toeval is, dat ik in de NRC van 13 juni 2009 in een artikel over importbruiden onderstaande foto aantrof.

2 Wulan Sari

Concluderend mag worden gesteld dat Joseph Thomas Coenraad chirurgijn (laatstelijk opperchirurgijn) in VOC-dienst was met als ‘standplaats’ Soerakarta en dat hij in die hoedanigheid geconsulteerd kan zijn door de soesoehoenan. Of hij de officiële lijfarts van die vorst is geweest, staat volgens mij niet vast.

Hij liet blijkens zijn testament van 1796 geen wettige kinderen na. Zijn universele erfgenamen waren zijn zes natuurlijke, geadopteerde kinderen. Die kinderen hadden mogelijk verschillende (inheemse) moeders. Of de in het testament genoemde huishoudster Dophia een van hen was, is onbekend.

Voor de bevestiging van het familieverhaal dat Joseph Thomas Coenraad getrouwd was of een relatie had met een dochter van de soesoehoenan heb ik geen aanwijzingen kunnen vinden.

Tot slot vermeld ik hier dat in de Genealogie Coenraad nog een adellijke Indonesische vrouw voorkomt, genaamd Radèn Scholastica Maria Ambarijah Tirtodronodiningrat (zie: Genealogie Coenrad, pag. 101). Bij het huwelijk van haar dochter in 1972 te Roermond werd zij vermeld als Scholastica Maria Tirtodronodiningrad, dus zonder de Indonesische adellijke titel Radèn en de voornaam Ambarijah (bron: dossier Coenraad bij het CBG). Op grond waarvan haar de adellijke titel Radèn toekomt, werd mij niet duidelijk.

In dit verband merk ik overigens op dat vrouwen die tot de Indonesische adel behoren, de titel Radèn alleen dragen in combinaties als Radèn Ajoe, Radèn Adjeng, Radèn Roro, Radèn Nganten. De titel Radèn zonder meer, wordt uitsluitend gevoerd door mannelijke leden van de Indonesische adel. Op internet kwam ik de geslachtsnaam Tirtodronodiningrat/ Tirtodronodiningrad alleen tegen in relatie tot de bovengenoemde Scholastica Maria.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Vrouwelijke Indische In’tvelds (I)

0

In een reeks artikelen zal nader worden ingegaan op de vrouwelijke leden van de Indische familie In’tveld, hun echtgenoten en – met name – hun kinderen.

In de genealogie van Theunis In’tveld (zie: E.M.V. Wethmar-Haverkorn van Rijsewijk en A.P. Intveld, ‘Stamreeks en genealogie van Theunis In’tveld, stamvader van de Indische familie In’tveld’, De Indische Navorscher 2004, pag. 97-121) kwamen de kinderen van vrouwelijke Intvelds uiteraard niet aan bod. Zij dragen immers de familienaam van hun echtgenoot. Toch is dit jammer, want deze kinderen maakten vaak deel uit van de grotere Intveld-‘clan’ en zijn daarom evenzeer een onderdeel van de geschiedenis van deze familie. Ook kwam het meer dan eens voor dat deze kinderen (of hun kinderen) binnen het familienetwerk trouwden.

Voor de eerste maal wordt het gezin behandeld van Adriana Maria In’tveld, de oudste dochter van de eerste Indische generatie, en haar tweede echtgenoot William Benjamin Davidson. Van hun oudste zoon stamt het nu nog bloeiende geslacht Blaney Davidson.

Het gezin van Adriana Maria In’tveld en William Benjamin Davidson (pdf)

Door: Adriaan P. Intveld

Familiewapen Von Stralendorff

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Stralendorff a

Links het wapen op de graftombe van Friedrich Christoph von Stralendorff (1720-1784) op de oude begraafplaats naast de kraton te Solo.

Gevierendeeld: I drie vanuit het hart van het schild waaiervormig geplaatste knuppels met de brede einden naar boven; II een wiel met acht spaken; III een achtpuntige ster; IV drie schuinlinks geplaatste pijlen met de punten naar boven.

Rechts het wapen van Friedrich Christoffel von Stralendorff, zoals dat destijds aanwezig was in het landsarchief te Batavia. Zie: De Indische Navorscher 1940, pag. 33-34.

Gedeeld: I drie schuinlinks geplaatste pijlen met de punten naar beneden; II een wiel van zes spaken uitgaande van de delingslijn. Helmteken: drie vluchtsgewijs geplaatste pijlen met de punten in de wrong.

Friedrich Christoph von Stralendorff (Friedrich Christoffel van Stralendorff) stamde uit een oud-adellijk geslacht, dat zijn bakermat in Mecklenburg had. Hij was opperkoopman in V.O.C.-dienst en opperhoofd (zeg maar ‘ambassadeur’ van de V.O.C.) aan het hof van de soesoehoenan van Soerakarta. Van hem stammen de Indische Van Stralendorffs af. Zie voor hun genealogie: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie 1980, pag. 125-141.

Links het wapen Von Stralendorff, zoals dit in zwart-wit voorkomt op de titelpagina van Stammtafeln des Geschlechts von Stralendorff (Schwerin 1917).

Gedeeld: I op blauw drie schuin geplaatste zilveren pijlen met de punten naar boven; II op zilver een rood wiel met acht spaken. Helmteken: een zilveren pijl, getopt met pauwenveren.

Rechts het wapen Von Stralendorff, zoals dit is afgebeeld in J. Siebmacher, Grosses und algemeines Wappenbuch III. Band, 3-10. Abtheilung. Mecklenburgische Adel, Tafel 18.

Gedeeld: I op blauw drie schuin geplaatste zilveren pijlen met de punten naar boven; II op zilver een rood wiel met tien spaken. De helm gedekt door een kroon van drie bladeren. Helmteken: een zilveren pijl tussen twee zilveren struisvogelveren en getopt door een kroon van drie bladeren met daaruit komende drie blauwe struisvogelveren.

Graffoto + wapen in steen

Links het wapen Von Stralendorff op het graf van Adolph von Stralendorff (1791-1811) op het Bartholomäusfriedhof te Göttingen.

Rechts het wapen Von Stralendorff in de dorpskerk van Woosten, Landkreis Ludwigslust-Parchim, Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland.

Door: Roel de Neve

KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN

Familiewapen Von Ranzow

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Gevierendeeld: I en IV gedeeld van zilver en rood; II en III op goud een linkerschuinbalk, boven en beneden vergezeld van zes, in de richting van de schuinbalk geplaatste ruiten (3, 2, 1), alles van zwart. Op een blauw hartschild een gekroonde gouden leeuw, rood getongd. Drie helmen en drie kronen van drie bladeren en twee parels. Helmtekens: een geopende zwarte vlucht; een kroon als de helmkroon, gaande om de boveneinden van twee olifantstrompen van zilver en rood; een gouden scepter waarop een schijf, beladen zoals het tweede en derde kwartier en omgeven door twaalf cirkelvormig geplaatste pauweveren van natuurlijke kleur.

Dit is het wapen van de tot de Nederlandse adel behorende Indische familie Von Ranzow. De stamvader van deze familie is Ferdinand Heinrich Wilhelm graaf von Ranzow (1828-1890, Oost-Indisch ambtenaar 1851-, laatstelijk assistent-resident van Djokjakarta 1868-1873.

Bij Koninklijk Besluit van 17 jan. 1872, nr. 7 werd hij in de Nederlandse adel ingelijfd met de titel graaf en gravin op allen.

Door: Roel de Neve

KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN

Recent Nieuws