Home Blog Pagina 10

Onderzoek naar Van Imhoff gestart

2

Maaike van der Kloet is onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH)

Al een paar jaar vragen nabestaanden van de scheepsramp met de Van Imhoff op 19 januari 1942 in de Indische Oceaan om aandacht bij de Nederlandse staat voor deze gebeurtenissen. In 2021 werd de knoop doorgehakt: de regering financiert een onderzoek naar de scheepsramp, internering van Duitse burgers in Nederlands-Indië en de nasleep voor nabestaanden. Een twee jaar durend onderzoek zal van 2022 tot 2024 worden uitgevoerd door onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, gevestigd in Den Haag.

Toen nazi-Duitsland in mei 1940 Nederland binnenviel, werd in Nederlands-Indië het sein ‘Berlijn’ rondgezonden. Dit was het startpunt voor een brede operatie in de gehele archipel, waarbij alle (mannelijke) Europeanen van Duitse en Oostenrijkse komaf werden geïnterneerd. Zij werden gezien als burgers van een vijandelijke natie en dus als potentieel gevaarlijk. De geïnterneerde mensen werden vastgehouden in diverse kampen in de hele archipel, waarbij uiteindelijk iedereen werd verzameld in een centraal interneringskamp in de Alasvallei in Noord-Sumatra.

Met de Japanse aanval op komst werd eind 1941 besloten de Duitse geïnterneerden, over wie gedacht werd dat zij zich tijdens een Japanse aanval op Nederlands-Indië zouden aansluiten bij de Japanners, te verplaatsen naar interneringskampen in Brits-Indië. Drie koopvaardijschepen werden door het Gouvernement ingezet om de geïnterneerde mensen te verplaatsen: de Ophir, de Plancius en als laatste schip de Van Imhoff. Op 19 januari 1942 werd dat schip gebombardeerd door een Japans vliegtuig. Het langzaam zinkende schip werd verlaten door de KPM-bemanning en KNIL-bewaking, waarbij de Duitse geïnterneerden werden achtergelaten met onvoldoende reddingsmiddelen. Van de 477 Duitse opvarenden kwamen er 411 om, één persoon wist een plek te krijgen in de Nederlandse reddingsboten. 65 mensen wisten zich te redden en landden enkele dagen later op het eiland Nias, voor de westkust van Sumatra. Over de houding van de Nederlandse autoriteiten rondom de ramp en in de jaren erna is al deels onderzoek gedaan. Het NIMH zal meer onderzoek hiernaar uitvoeren.

Over de gebeurtenissen aan boord van de Van Imhoff heeft BNNVARA enkele jaren geleden een documentaire gemaakt, die de moeite waard is van het bekijken. De documentaire is hier te vinden.

Over de scheepsramp met de Van Imhoff is al het nodige gezegd en geschreven in de afgelopen 80 jaar. Het NIMH gaat onderzoek doen naar bepaalde missende informatie, blinde vlekken in het verhaal en vooral: naar de slachtoffers. De geïnterneerden die aan boord van de Van Imhoff zijn omgekomen, waren tot mei 1940 deel van de Europese gemeenschap in Nederlands-Indië. Zij hadden beroepen als planter, klerk, handelaar of missionaris. Hun internering veroorzaakte pijn, verdriet en (financiële) schade in de gezinnen die zij gedwongen achterlieten. Van hun kinderen leven er niet veel meer. Veel kleinkinderen hebben hun grootvaders nooit gekend, omdat die met de Van Imhoff-scheepsramp zijn overleden. Dit zijn juist ook de mensen die opriepen tot meer onderzoek. Voor en met hen gaan we onderzoek doen naar de familieverhalen van hun grootvaders. Hiervoor zullen we Nederlandse, Duitse en koloniale archieven induiken en veel contact hebben met nabestaanden over de vragen die bij hen leven. Genealogisch onderzoek als werk: het komt voor!

Overleden in de Japanse burgerkampen te Padang en Bangkinang, april 1942 – september 1945

5

Inleiding

Het Nederlands gouvernement te Indië tekende de capitulatie in de avond van 8 maart 1942. De volgende dag werd het bekend gemaakt door de radio van de Nederlandsch-Indische Radio Omroep Maatschappij (NIROM). Terwijl op Java het Japanse leger slechts langzaam de Europese bevolking interneerde, vooral degenen zonder gemengde afkomst en niet geboren in Indië, werden buiten Java direct zoveel mogelijk Europese burgers geïnterneerd. In meerderheid waren deze van gemengde afkomst. Ook enkele Indonesische vrouwen kwamen vanwege hun partner of hun kinderen in de kampen, als mede aan Europeanen gelijkgestelden. In West-Sumatra startte deze internering begin april 1942.

Plattegrond van Padang met linksonder Gevangenis de Boei

Eind 1943 werden de gevangenen van West-Sumatra verhuisd van Padang naar Bangkinang, 250 kilometer noordoostelijk van Padang en 65 km westelijk van Pajacombo.

West-Sumatra met aangegeven Padang en Bangkinang

Kaptein ter Zee H. van den Bos, b.d., heeft lijsten van overledenen van de burgerkampen te Padang en Bangkinang gepubliceerd. Zijn bronnen waren de Australische kamparts Marjorie J. Lyon, de Oorlogsgravenstichting en de archieven van de Fraters van Tilburg, de Zusters van Tilburg en de Zusters Franciscanessen van Bennebroek. De Fraters en Zusters hebben ook in Padang de kampbewoners geregistreerd. Helaas zijn niet alle lijsten bewaard gebleven.

Personen overleden in de Japanse burgerkampen te Padang en Bangkinang uitgesplitst naar leeftijd, geslacht en geboorteland

Bij de namen op de dodenlijsten heb ik achtergrondinformatie gezocht. Doopnamen, namen partners en ouders, schoonouders, hun beroepen , datums van geboorte en overlijden. En zo mogelijk ook andere geïnterneerde familieleden vermeld.

Ik wijk soms af van de bevindingen van de heer Van den Bos. Daarbij kan ik fouten hebben gemaakt of kan het zijn  dat enkele overledenen indertijd niet genoteerd waren. Aanvulligen en verbeteringen zijn welkom, zet ze in de comments. Mijn aanvullende bronnen zijn digitaal of on-line raadpleegbaar, zoals de Regeringsalmanak van Nederlandsch-Indië, publicaties van de IGV, Delpher, de Oorlogsgravenstichting, het Nationaal Archief, Wiewaswie , Roosjeroos en andere on-line bronnen met genealogische informatie. Hierdoor zijn de gegevens over het algemeen eenvoudig verifieerbaar.

H.J. Verbaarschott
Breda, 9 januari 2022

Bronmateriaal H. van den Bos

H. van den Bos, Kapitein ter Zee, b.d., Kon. Marine, heeft erin toegestemd zijn verslagen hier digitaal beschikbaar te stellen. De originelen zijn in te zien bij het NIOD in Amsterdam en het Museon te Den Haag.


Overleden in Japanse burgerkampen te Padang, missiecomplex en voormalige gevangenis de Boei, mei 1942 – december 1943

A

Alexander, Helena Cornelia, geboren 17 april 1862 in Padang, overleden 3 mei 1942 in het militair hospitaal van Padang. Dochter van de zoutverkooppakhuismeester James Truffet Alexander (1823 –  1882) en Helena Adriana Aronds (1829 – 1897), beiden geboren, overleden en gehuwd te Padang.

Alia Satia, Maria Johanna, geboren ca 1851, overleed 24 februari 1943 in het  missiecomplex, ziekenboeg Fraterhuis.  Ze was een inlandse vrouw en huwde in 1899 te Padang met Johannes Heeren (1860 Padang – 1904 Kota Radja), gegageerd sergeant -tekenaar. In 1867 aangenomen bij Korps Pupillen, in 1893 uit het leger gegaan. Zoon van  de Javaanse Eeda Reep en Johannes Heeren (1832 Amsterdam  – 1865 Padang ), soldaat  sinds 1853 in Indië.

Alphen van, Gesina Pauline Wilhelmina van, geboren 8 juli 1941 in Medan, overleden 24 juni 1942 met een longontsteking  in het hospitaal van het Leger des Heils te Padang. Dochter van Willem van Alphen (1896 Amsterdam – 1979 Leidschendam) en Emily Bertsch (1916 Soerabaja  – 1985 Semarang). Willem was in 1939 procuratiehouder van de  internationale crediet – en handelsvereniging Rotterdam NV te Medan. Emily was een goede pianiste, wat ze van huis uit meekreeg.

Anthonissen, Sophia Maria Elisabeth, geboren 2 maart 1875 in Amsterdam, ze overleed 26 november 1943 in het tijdelijke vrouwenkamp in de voormalige gevangenis  de Boei. Ouders: muziekonderwijzer en cornettist in het Paleisorkest Thomas Anthonissen (1838 Brussel – 1905 Amsterdam) en Maria Barbara Olivier (1839 Amsterdam –  1901 Amsterdam). Haar kloosternaam was zuster Sebastiana . De Congregatie van de Zusters van Liefde (ook wel zusters van Tilburg genoemd) van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon met de missie in Indonesië op 12 juli 1885, in de stad Padang, in West Sumatra.  Ze concentreerden zich op onderwijs  voor Chinese en Europese kinderen.

B

Barlow, Margery May, was Brits, geboren ca 1888. Ze overleed 5 oktober 1943. Dochter van Robert Barlow.  In 1915 te Bombay  huwde ze met Arthur Drury Curtis (1888 –  1950), een Britse commandant  in de  verdediging van Singapore in 1941 . Hij overleefde de internering.

Beer, de, Albertine Juliana, geboren ca januari 1942 in Fort de Kock  overleed 28 juli 1942. Ouders: Albertus de Beer (1903 Soerakarta – ) onderwijzer gouvernementsmulo te Fort de Kock en Aletta Wetters (1908 Semarang – 1995 Utrecht).

Bernard, Neeltje Anthonetta, geboren 24 februari 1876 te Ambon overleed 28 juli 1942 in het tijdelijk kamp , de gevangenis de Boei in Padang. Ouders: Jan Bartholomeus Everhardus Bernard (1842 Ambon –  1887 Ambon) en Cornelia Picauly (1858 – ) Haar vader Jan was eerst klerk op het vendukantoor te Ambon  en later secretaris tevens boekhouder van de Wees – en Boedelkamer te Banda. Ze huwde in 1895 te Ambon met de gouvernementsklerk Jan Gosseling (1865 Banda – 1928 Medan). Zoon van Jacoba Claudina  van der Aa (1847 Banda – ) en Jacobus George Gerardus Gosseling (1840 Banda – 1870 Banda) timmerman bij het departement van Burgerlijke Openbare Werken op Banda.

Betke, Johny, geboren 26 nov 1928 in Weltevreden,  overleed 24  september 1943 te Padang in het kamp Missiecomplex, in het gebouw Fraterhuis. Zoon van Wilhelmina Cornelia Muller (1904 Amsterdam, – ) kantoorbediende voor haar huwelijk in 1927 te Den Haag met Hermann Arend Diedrich Betke ( 1903 Makassar -), als kapitein  infanterie  krijgsgevangen in 1942.

Bish, Ralp Maarten, geboren 2 april 1942 in Padang, overleden 28 juni 1942  in het kamp Missiecomplex. Zoon van de ingenieur bij de staatsspoorwegen Johan Floris Bish (1910 Soerabaja – 1995 Rijswijk) en Johanna Eugenie de Jager (1909 Banjoemas – 1981 Rijswijk).

Boeke, Janneke Willy, geboren 30 oktober 1942 in interneringskamp Missiecomplex te Padang, overleed 5 november 1943. Ouders: Jan Boeke (1911 Leiden – 1944 Jappenkamp Changi, Singapore) en Martine Geertruide Salomons (1906 Dordrecht – 1993 Doorn).  Jan was geneesheer te Fort de Kock, werd krijgsgevangen.  Raakte zwaargewond met het zinken van de Waerwijck/Harukiku Maru en daardoor in Changi overleden.

Boelaars, Geertruida C.M., geboren mei 1942 in Padang, overleden 23 augustus 1942. Dochter van Catharina Maria Hoogenbosch (1911 Den Helder – 1994 Geertruidenberg) en Adrianus Cornelis Boelaars (1911 Amsterdam – 1994 Geertruidenberg), machinist KPM en ook verblijvend in de kampen te Padang en Bangkinang.

Boon, Carolina Augusta, geboren 25 april 1942 in Padang, overleed 27 juni 1943. Haar ouders waren de officier Gerrit Pieter Boon (1908 Padang  – 1967 Den Haag) en Martha Wilhelmina Hermina  Hübener (1904 Muntok –  1981 Papendrecht).

Brand, Frouke Helena, geboren 12 december 1942 te Padang, kamp missiecomplex, in het gebouw Fraterhuis. Ze overleed 19 sept 1943 in dit gebouw. Eerste kind van Abraham Hermanus Brand (1909 Utrecht –  1952 Rangkasbitung) en Anna Agatha Nieting (1915 Den Haag –  ) Anna was onderwijzeres bij de Europeesche Lagere School (ELS) te Padang Pandjang.  Abraham was in 1942  werkzaam bij de onderneming  Tjipetir Karet bij  Tjibadak, een rubber- en guttaperchaplantage en in 1952  gedood bij een overval op  rubberonderneming Tjikadu bij Rangkasbitung.  De gewonde Anna en 2 kinderen konden vluchten. Ze was 6 maanden zwanger van een tweeling.

Brandon, Rosina Josephina Wilhelmina, geboren 30 maart 1864 Loeboek Sikaping overleed 13 januari 1943. Dochter van Antonia Josephina  Frederika van den Hoff (1842 Padang – 1909 Padang) en Philippus Brandon( ca 1831 – 1902 Semarang).  Philippus was 50 jaar in gouvernementsdienst in 1901 en kreeg voor dit een lintje. Het laatst was hij boekhouder en kassier op het vendukantoor te Semarang.

Breton, Bernard Johannes Louis , geboren ca 1938 in Djokjakarta , overleden 22 maart 1943. Ouders : sergeant-majoor, birmaoverlever Leonardus Johannes Breton (1905 Padang Pandjang  – 1977 Amsterdam ) en Geertruida Theodora Johanna Marges (1915 Sawah Loento –  ). Bernard was geïnterneerd bij zijn moeder met 2 broertjes en 2 zusjes.

Bruna, Anthonius Johannes Maria, geboren  30 december 1942 in het  kamp missiecomplex Padang overleed 5 augustus 1943. Onder de hoede van zijn moeder Catherina Carolina Maria Ida Orie (1916 Rangkasbetoeng – 1967 Den Haag ) die met nog twee zusjes in het kamp verbleef. Zijn vader was  Anthonius Johannes  Maria Bruna (1912 Utrecht – 1981 Den Haag) in 1941 arts in het hospitaal te Rengat en in de mannenkampen te Padang en Bangkinang.

C

Cassianus, Albert Marie, geboren ca 1929, overleed 13 mei 1942  in het militair hospitaal van Padang. Zoon van Louise Beatrice Piper en Niko Kassido Cassianus (1901 Medan –  ). Vader Niko vroeg in 1933 een geslachtsnaam aan en verzocht toepasselijk/gelijkgesteld te worden aan Europeanen. Hij verkreeg dit in 1934, ook voor zijn drie kinderen. Hij overleefde de birma-siamspoorweg.

Combé, de la, Wilhelmina Anna Maria, geboren 15 april 1860 In Banjoemas, overleed 24 november 1943 in de Boei te Padang. Ouders: Johanna Cornelia de Lin (1837 Djokjakarta  – 1881 Bandjarnegara) en Willem de la Combé ( – 1870 Bagelen), opziener bij de indigokultuur. In 1882 huwde ze met Louis Willem Alexander le Fèbre (1857 Tjilatjap – 1925 Sawah Loento), opzichter bij de staatsspoorwegen. Meerdere kinderen en kleinkinderen  waren in de kampen van  Padang en later Bangkinang.

Compère, Octavia Jeanne, geboren te Luik 8 juli 1869 en overleden 14 aug 1943. Dochter van Laurent Joseph Compère (1835 – 1920) en Marie Joseph Séau (1836 – 1896) uit Luik. Haar kloosternaam was  Zuster Alfred.  Ze was van de orde  van de  Zusters van liefde. Ook wel genoemd Zusters van Tilburg .  De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) startte met de missie in Indonesië op 12 juli 1885 in de stad Padang, in West Sumatra en organiseerde scholen  voor Chinese en Europese kinderen. Zuster Alfred begon haar missiewerk in 1897 te Flores . In 1917 verhuisde ze naar Padang. In de lijst dode mannen van de heer van den Bos staat ze  als Compère, overleden in het mannenkamp de Boei. In de  lijst overleden vrouwen staat haar naam als Bompère, overleden in het fraterhuis van het missiecomplex.

D

Daniëls, August Frederik, geboren 21 maart 1868 te Priaman overleed 1 december 1943 te Padang mogelijk in een hospitaal of in kamp de Boei. Hij was gepensioneerd stationschef van de staatsspoorwegen te  West-Sumatra. Zoon van de Duitse soldaat,  schout, winkelier en cipier Marcus Daniëls (1824 Keulen – 1908 Padang) en Maria Theresia Koeke (1839 Padang – 1877 Padang). Hij huwde Pauline Maria Mully in 1905 en scheidde met drie kinderen van haar in 1911. Zij was geboren 24 juni 1885 te Solok, dochter van Toean en Frances Mully (1851 Painan – 1923 Padang), werkzaam voor de kina-onderneming Taloeg  Goenoeng. In het  vrouwenkamp  stierven August’s  partner Djamila,  zijn zus Adolphina en zus of nichtje Julia.

Davies, Elizabeth Constantia , geboren 19 april 1863 in Padang, overleed 18 augustus 1943. Ouders: klerk en controleur bij de douane Thomas Richardson Davies (1822 – 1908 ) en Constantia  Carolina Fischer ( 1843 – 1920), geboren, overleden, gehuwd, geleefd in Padang. Ze huwde  in 1883 met gouvernementsklerk  Auguste Jacques Henri de Vogel (1862 Padang  – 1909 Padang) oa werkzaam op het gouverneurskantoor te Padang. Hij was zoon van  Jacques Henri de Vogel (1825 Amersfoort – 1863 Padang ) en Wilhelmina Cornelia Nilant (1832 Pekalongan – 1915 Padang). Meerdere familieleden Davies waren geïnterneerd te West-Sumatra   en enkelen overleden te kamp Bangkinang, waaronder een broer van Elizabeth.

F

Filet, Adolphine Adriana, geboren 11 november 1868 te Soerabaja, overleed 28 september 1943. Dochter van de koffieplanter en gepensioneerd kapitein infanterie Jan Willem Diederik Filet (1835 Ternate  –  1913 Fort de Kock) en Julia Eleonora Heijrs (1847 Ambon – 1907 Fort de Kock). Ze huwde in 1894 te Fort de Kock met de luitenant  Leonard Paul Johan van der Stok (1867 Soemenep – 1939 Fort de Kock), later bevorderd tot kapitein en in 1912 gepensioneerd. Ouders:  de  militaire arts Nicolaas Pieter van der Stok (1841 Zuilen – 1907 Den Haag) en Johanna Susanna Kühr (1843 Semarang  –  1867 Meester Cornelis)

Fixon, Wilhelmina Maria Louisa, geboren 19 maart 1868 in Padang, overleden 9 augustus 1943. Ouders: Victor Adolph Fixon (ca 1826 Natal – 1892 Padang) en Itta Maria (ca 1841 –  1927). Te Padang woonde ze in het huis naast die van haar neefjes Claes, zonen  van haar zus. De schoonkinderen en kleinkinderen van haar zus waren mede  te Padang en Bangkinang. Met namen Claes en von Liebenstein. Ook kinderen en kleinkinderen van een andere zus met de naam de Haas waren geïnterneerd. Twee neven de Haas stierven in Bangkinang.

Fleuren, Hendrik Willem, geboren 5 oktober Borgerhout in Belgie, overleden  30 november 1943  te Padang  in het interneringskamp de Boei. Zoon van Jan Eduardus Fleuren en Maria Catharina Hodister.  In december 1891 gearriveerd te Batavia als soldaat, waarna een paar jaar gelegerd te Atjeh, genoteerd als scherpschutter, in 1907 gegageerd te Fort de Kock in de rang van sergeant .

G

Glaubitz, Harmke Neeltje, geboren 27 oktober 1941 in Sumatra, overleed 23 juni 1942 in het hospitaal van het Leger de Heils te Padang. Ouders sinds 1939 in Indie:  adspirant controleur Binnenlands Bestuur te Sibolga Johan Reinhart Glaubitz (1912 Rotterdam – 1985 Middelburg ) en Anna Maria Haaksma (1911 Rotterdam –  1979 Rotterdam). Anna Maria  had nog een kind bij haar in het kamp.

Graadt, van, Roggen, Roelof Mathijs, geboren 21 feb 1940 in Bandoeng, overleed 13 januari 1943. Zoon van Albertine Tupker (1909 Semarang – 1983 Amersfoort ) en Jacob Frans Graadt van Roggen ( 1898 Den Haag – 1976 Amersfoort ) civiel ingenieur Lands Waterstaat in Bandoeng.  Zijn moeder kwam de kamptijd door met de twee  kinderen van haar man uit zijn eerste huwelijk.

H

Haacke, Heinrich Karl, geboren 12 februari 1891 in Padang overleed 8 december 1943 te Padang. Overleden in kamp de Boei of in een hospitaal.  Zoon van firmant  handelshuis Haacke&Co  Henrich Jan Pieter Haacke (1858 Amsterdam – 1916 Padang) en Charlotta Joessuva von Liebenstein (geb en overl in Padang 1863 – 1927). Heinrich Carl volgde zijn vader op als directeur van  Haacke &Co te Padang. Meerdere familieleden van Heinrich waren in de jappenkampen van Padang en Bangkinang  Dochters , kleinkinderen en echtgenote Johanna Augusta Demmink, geboren in Arnhem (1886)  en overleden in 1944 te kamp Bangkinang. Ze was dochter van de onderwijzer/kostschoolhouder Gerrit Hendrik Demmink  ( 1863 – 1940) en Johanna Fredrika Koch (1861 – 1942 ) Zoon Charles overleefde jappenkamp Flores niet. Een zus en zwager van Heinrich overleden in kamp Bangkinang.

Haan, de, Jan, geboren 20 december 1886 in Amsterdam, overleden 2 juni 1943 te Padang in kamp de Boei. Zoon van Fietje Rotgans (1849 Terschelling – 1898 Amsterdam) en kantoorbediende Pieter Willem de Haan (1847 Amsterdam – 1914 Zeist). Jan was in 1942 directeur van de handelsschool te Padang, daarvoor ca 30 jaar boekhouder in het bedrijfsleven te Java. Hij huwde in 1913 te Malang met Louise Mathilde Dahmen (1891 Probolinggo – 1969 Baarn ) dochter van Anna Margaretha Kruijs (1861 Modjokerto – )  en Johan Heinrich Dahmen (1854 Serang – 1917 Malang ), voor zijn pensionering in 1907 beheerder van suikerfabriek Padjarakan  te Kraksaan.

Heekeren, van, Ronald Pieter, geboren 13 januari 1941 Taroetoeng, overleden 24 september 1943. In het kamp gegaan met twee zusjes en zijn moeder Eva Geertruida Elisabeth Hoogkamer (1912 Groningen – 1973) echtgenote van  Cornelis van Heekeren (1912 Rotterdam – 1998 Rotterdam) ca 1938 na de studie indologie als bestuursambtenaar te Sumatra geplaatst. Later schreef hij boeken gesitueerd in zijn Indiejaren. Hij was krijgsgevangen, evenzo twee broers van hem.

Hellinga, Guy, geboren ca december 1942, vermoedelijk in kamp missiecomplex te Padang. Hij overleed 3 november 1943 in kamp Boei te Padang. Mogelijk waren zijn ouders  Anna Maria Bertha Hellinga (1913 Velsen – 2008 Baarn) en Willem van der Meer (1909 Velsen – 1945 jappenkamp Bangkinang), controleur  van het Binnenlands Bestuur te Panoeba Taloek,  Indragiri. Maar dan zou zijn overlijden onder moedersnaam genoteerd zijn. Er is een lijst van geborenen in het vrouwenkamp missiecomplex, maar zijn geboorte is niet ingeschreven. Niet onder de naam Van der Meer, niet als Hellinga.

Holtzapffel, Eugenie Helene, geboren 18 december 1876 te Padang, overleed 28 augustus 1942. Drie broers en een dochter overleden in kampen te Bangkinang. Een zoon  overleed aan boord van het Japanse gevangenenschip Haruku Maru.  Meer mensen uit haar familie en de schoonfamilie Townsend waren te Padang en Bangkinang  in de kampen. Eugenie huwde Robert James Townsend (1871 Priaman  – 1929 Padang), werkzaam bij de Javasche Bank te Padang. Zij kregen 10 kinderen, waarvan 4 overleden onder de 4 jaar. 
Eugenie was dochter van Jan Christiaan Holtzapffel (1849 – 1941) en Cornelia Wilhelmina Margaretha von Liebenstein (1856 – 1938), beiden geboren, overleden, gehuwd en geleefd in Padang. Vader Jan Christiaan was eigenaar van toko, binderij / drukkerij Insulinde en de krant de Padanger.

J

Jongh, de, Bertha Elisabeth, geboren 30 december 1877 in Atjeh, overleden 2 december 1943 in kamp de Boei te Padang. Ze was getrouwd met de opzichter van de staatsspoorwegen  Herman Barkeij (1864 Meester Cornelis – 1948)  Zoon van Sia (1842 – 1920) en Louis Mari Hubert Barkeij (1938 Madioen  – 1917 Padang) die kapitein van de infanterie was. Haar man, zoon, schoondochter met kinderen waren ook in de kampen te Padang en later Bangkinang.

Jongh, de, Theodorus George, geboren 12 augustus 1890 in Batavia, overleed 1 mei 1942 te Padang  in kamp de Boei of in het hospitaal. Hij had een relatie met Manis (1892 – ), van wie oa  een zoon die in 1944 overleed in het jappenkamp te Fort van der Capellen. Manis kwam in de internering  te Padang in 1942 met haar 13 jarige zoon, maar werd spoedig vrijgelaten. Theodorus  was belastingcollecteur (1913), werknemer rijtuigenfabriek in Medan (1918) en in 1929 employé immigrantenbureau A.V.R.O.S. te Medan.

K

Keuskamp, Buddy, geboren ca december 1938 in Sawah Loento, overleed 25 oktober 1942. Zoon van Johannes Franciscus Egbertus Keuskamp (1908 Padang Pandjang  – 1944 Fort van der Capellen) en Irene Elsa Francisca Seithen (1908 Atjeh – 1943 kamp Bangkinang). Zijn moeder, zus en  tante Johanna stierven in kamp Bangkinang.   Zijn vader en diens broer  overleden in het jappenkamp te Fort van der Capellen. De broers waren opzichter bij de ombilinmijnen, Sawah Loento. De echtgenote en kinderen van vaders broer waren ook in  kamp Bangkinang.

Koemoelantang, Christine, geboren mei 1871 overleed 17 november 1942. Ze huwde in 1910 te Menado met Jacob Oost (1870 Valtherveen – 1934 Batavia) en  woonde in 1942 bij haar zoon, diens echtgenote en hun acht kinderen. Ze gingen allen  het kamp in te Padang.

Kokx, Cornelia , geboren 20 februari 1864 in Reusel , overleed 4 maart 1943. Dochter van de landbouwers Adriaan Kokx (1843 – 1908 ) en Maria Laurijssen (1839 – 1887) uit Reusel.. Haar kloosternaam bij de Zusters van Tilburg/Liefde was Zuster  Acasia  De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon op 12 juli 1885 in Padang.  De congregatie deed veel onderwijs organiseren, met name voor Chinese en Europese kinderen. 11 zusters van haar orde te Padang overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7).

Koper, Catharina Dorothea, geboren 4 augustus 1868 in Amsterdam, overleed 15 augustus 1943. Ouders:  Jacoba Maria Magdalena Valkenburg (1938 Amsterdam – 1929 Leeuwarden) en Jan Koper (1837 Amsterdam – 1909 Aengwirden),  tabaksfabrikant, winkelier. Catharina huwde in 1896 de onderwijzer Jan Atus van der Weerdt (1860 Amsterdam –  1940 Amsterdam), zoon  van Mietje Visser (1827 Monnickendam – ) en Bernard Atus van der Weerdt (1825 Leeuwarden –  1879 Edam), kuiper in 1856.  Catharina was tijdelijk onderwijzeres op diverse lagere scholen te Amsterdam . Jan Atus  overleed in 1940 en zij reisde naar Padang waar haar zoon met zijn gezin woonde. Hij kwam om in kamp Bangkinang. Schoondochter en drie kleinkinderen overleefden deze kampen.

L

Lange, de, Johan Abraham, geboren 2 september 1888 in Tanawangko bij Menado overleed 10 december 1943 te Padang in een hospitaal of in de voormalige gevangenis  de Boei. Zoon van de zendeling Adrianus de Lange (1842 Schiedam – 1910 Den Haag) en zendelingsdochter Anna Helena Graafland (1856 Tanawangko – 1917 Den Haag). Johan was ambtenaar bij de rubberrestrictie in de regio Riouw, Oost-Sumatra. Hij huwde in 1919 Alida Johanna Struijvé (1894 Soerakarta  – ná maart 1969), dochter van de klerk van de staatsspoorwegen Gerardus Struijvé (1863 Den Haag – 1915 Soerabaja) en Josephien Cornelia van der Pool (1877 Loemadjang  –  Soerabaja 1917). Alida was voor het huwelijk telefoniste in Soerabaja en  kwam ook in de burgerkampen te Padang en Bangkinang.

Lawa, Sophia Susanna, geboren 8 dec 1869 te Padang, overleed 6 juli 1942. Ouders: handelsgeemployeerde Helbert Daniel Lawa (1845 Padang  – 1874 Padang) en Sophia Catharina Charlotta de Clercq (1847 Fort de Kock – 1929 Padang). Sophia huwde in 1888 met Jan Willem Ferdinand Saulus (1867 Padang – 1904 Fort van der Capellen). Hij was klerk bij de landraad te Padang, zoon van Christina Wilhelmina  Ivatts ( 1839 Padang – 1869 Fort de Kock) en Willem Saulus (1829 Padang – 1878 Padang), klerk op het residentiekantoor in Fort de Kock.  Een zoon stierf in het  kamp te Kwala Simpang, Atjeh.

Leyendekkers, Hendrik Jacobus Cornelis, geboren 14 juli 1942 in kamp missiecomplex Padang, overleden 27 februari 1943 aldaar. Zoon van Maria Carolina Davies (1909 Benkoelen – 1982 Zeist) en Hendrik Jacobus Leyendekkers(1913 Haarlem – 1973 Haarlem). Hendrik was elders krijgsgevangene. Maria was in het vrouwenkamp.

Lichthart, Elsa Victricia Jozefine Cornelia, geboren 18 juni 1938 in Padang, overleden 23 juli 1942. Dochter van Bernard Lichthart (1915 Padang – 1996 Hoogvliet) en Genoveva Forijs (1917 Atjeh – 2006 Hoogvliet).

Liebenstein, von, Gustaaf, geboren 3 augustus 1942 kamp mIssiecomplex Padang, dezelfde dag overleden.
Ouders: de PTT’er Rudolph Wilhelm Ludwig  von Liebenstein (1900 Padang – 1953 Leeuwarden)  en Johanna Pauline Daniels (1907 Padang – 1994 Leeuwarden) Enkele weken later werd een zoon naar zijn broer en  vader in het mannenkamp overgeplaatst en Johanna had 6 kinderen het kampleven door te loodsen.

Loghem, van, Anna Maria Helena, geboren 23 april 1915 te Semarang overleed 9 maart 1943. Dochter van de bestuursambtenaar Hendrik Adolf van Lochem (1888 Haarlem – 1962 Ellecom) en Amalia  Louise Franken, geboren 1891 te Amsterdam, overleden 1945 in een jappenkamp te Ambarawa.  Hendrik Adolf overleefde het kamp te Bandoeng. Anna huwde in 1937 te Batavia met Nicolaas Arends (1912 Bondowso – 1942 Laubalang, Atjeh), in dienst van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM), wonend te Emmahaven in Padang. Nicolaas sneuvelde in maart 1942 te Atjeh. Zijn lijk is nooit gevonden.  Anna was met 2 kinderen van 4 en 2  in het kamp te Padang.

M

Müller, Alma Augusta, geboren 29 mei 1900 te Oldenburg, overleed 7 april 1943. Dochter van Eilert Gerhard Müller en Anna Marie Caroline Meinen. Sinds 1919 in Amsterdam, eerst betrekkingen als keukenmeid, later  kinderjuffrouw totdat ze in 1932 te Amsterdam huwde met Ernst Otto Werschkull (1897 Dusseldorf – 1961 Den Haag )machinist van de staatsspoorwegen te Solok. Hij werd ook  burgergevangene te Padang en Bangkinang.

N

Nolten, Sophia, geboren 3 maart 1868 in Soerakarta overleed 1 juli 1943. Ze huwde in 1895 te Serang met de Duitse militair Alfred Jacob Kranich (1856 Danzig – 1931 Padang), zoon van August Alexander Kranich  (1825 – 1922)  en Anna Mathilde Linge (1825 – 1875). Alfred arriveerde in 1883 te Indië en ging met pensioen als magazijnmeester in 1901. De drie eerste kinderen van Sophia werden levenloos geboren. Het vierde kind bleef  leven. In 1926 – 1929 woonde Sophia met man en kind in Nijmegen.

P

Peeters, Theresia Maria, was geboren 5 september 1942 Padang en overleed 14 september 1942. Haar moeder was Laura Jacoba Frederika Folkeringa (1902 Bandoeng  – 1989 Den Haag), die zwanger en met 6 kinderen het kamp te Padang inging. Vader  Eugene Charles Peeter (1900 Buitenzorg  – 1958 Den Haag) was  politie-inspecteur in Padang , aldaar geïnterneerd  en later in burgerkamp Bangkinang gekomen.

R

Rauntoeloe, Magdalena, geboren circa 1896 overleed 7 april 1943. Ze was een inlandse vrouw en in de kamplijsten omschreven als Sieberg-Rauntoeloe en Lina Sieberg.

Reedel, Jacob Willem, geboren 22 april 1881 in Payacombo, overleed 21 februari 1943 te Padang in interneringskamp de Boei. Zoon van de griffier Willem Frederik Reedel (1842 Padang  – 1886 Padang) en de Niasse vrouw Si Atie. Jacob was in 1942 gepensioneerde spoorwegman, weduwnaar van Lim Eng Nio sinds 1926 en met haar gehuwd  in 1921. Er waren drie kinderen van hen. Jacob hertrouwde in 1929 en  sinds 1935 weduwnaar van Florence Menning ( 1898 Sawah Loento – ). Dochter van Johanna Bernardina Hendrika Wilhelmina Smit (1877 Padang – 1932 Padang) en Henri Ferdinand Clemens Menning (1866 Siboga – 1944 jappenkamp Bangkinang )  beambte waterstaat, BOW te Padang.

S

Schaap, Willem Adriaan, geboren 22 februari 1868 in Den Helder, overleden 16 november 1943 te Padang , of in een hospitaal of in kamp de Boei. Hij was zoon van de militair  in Nederland  Willem Schaap (1831 Broek in Waterland – 1906 Loosdrecht ) en Adriana Hoogerduin (1840 Den Helder – 1885 Loosdrecht). Willem ging naar Indië  in 1889 als soldaat en pensioneerde  in de rang van onderluitenant van de infanterie in 1912. In 1913 huwde hij met Henriette Völke, geboren 1883 in Fort de Kock,  dochter  van Sinam (ca 1845 – 1925 Fort de Kock) en Johannes Völke (1825 Hessen – 1887 Fort de Kock) die als militair vertrok naar   Indië in 1846, gageerde in 1866 en als daggelder werkte bij de staatsspoorwegen. Een zoon , schoonbroer  en een schoonzuster  en haar twee zoons stierven in de internering.

Schmelzeisen, Bertha Wilhelmina Catharina, geboren 20  november 1862  te Semarang overleed 4 november  1943 in jappenkamp de Boei te Padang.  Kind van W.Groothuizen en de Duitse militair  Ernst Joseph Peter Conrad Schmelzeisen (1833 Bingenbruck, Pruisen – 1902 Fort de Kock), sinds 1855 te Indië, in 1877 gegageerd als adjudant -onderofficier, ging in Madioen wonen, was in 1900 koffieplanter te Fort de Kock.  Bertha huwde in 1881 te Fort de Kock met Christiaan Wilhelm Völke, aldaar geboren 1859 en overleden in 1915 zoon van Sinam en de Duitse militair Johannes Völke (1825 Eschwegen, Hessen – 1887 Fort de Kock) sinds 1846 te Indië, in 1866 uit het leger en toen bij de staatsspoorwegen in dienst. Christiaan was klerk op diverse gouvernementskantoren, later in 1896 commissionair en koffieplanter te Fort de Kock. Bertha verkocht bloemen en was hotelhoudster.  Een zoon  overleed in kamp Bangkinang, een andere zoon stierf in het kamp te Tjimahi. Twee schoonbroers hebben de kampen ook niet overleefd.

Seithen, Irene Elsa Francisca was geboren 26 juni 1908 te Biruen, Atjeh en overleed 12 juni 1943. Dochter van de Javaanse  Sinah (ca 1880 Cheribon – 1924 Padang ) en de Duitse sergeant van de infanterie Philip Friedrich Seithen (1874 Coblenz – 1922 Balai Selasa), kwam in 1897 te Indië, verliet het leger in 1920. Ze huwde  in 1928 Eugene Elize de Vries ( 1900 Wonosobo –  1928 Medan), geëmployeerd bij het boschwezen te Medan . Zoon van beheerder thee-onderneming Jacob de Vries (1856 Nieuwendam  –  1907) en Elisa Eugenie Viersen (1966 –  overleden bij geboorte van Eugene Elize in 1900). Irene hertrouwde  met Johannes Franciscus Egbertus Keuskamp, opzichter ombilinmijnen. Hij overleed in jappenkamp Fort van der Capellen op 19 mei 1944. Geboren te Padang Pandjang in 1908, zoon van Franciscus Keuskamp (1876 Den Haag – 1934 Sawah Loento)  en Johanna Catharina van Ling (1890 Padang Pandjang – ). Het echtpaar Keuskamp -Seithen, dochter Erica en schoonzus  Johanna Keuskamp stierven in kamp Bangkinang. Oma van Ling -Vogelvang en zoontje Buddy overleden in het interneringskamp te Padang. Irenes schoonbroer Frans  Keuskamp overleed in een kamp te Fort van der Capelle. Irene Seithen ging met zeven kinderen de internering in te Padang. De oudste zoon werd verplaatst naar het  mannenkamp en twee kinderen overleden in die periode.

Soons, Maria Magdalena, geboren 3 oktober 1941 in Padang, overleed 7 augustus 1943. Dochter van Tossanius Petrus  Alfonsius Soons (1915 Maastricht – 1944) en Elisabeth Carolina Echter (1913 Pinrang – 1995). Haar vader kwam om in 1944 als krijgsgevangene aan boord van de Harukiki Maru in de straat van Malakka. Haar moeder beviel in het kamp van een tweede dochter (1942).

Sorgedrager, Constance, geboren 9 juli 1940 in Batavia, overleden 27 juni 1942. Ouders: Cornelis Paulus Sorgedrager (1909 Vlissingen – 1984 Voorschoten), werkzaam voor de  Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) en Johanna Paulina Blomhert (1914 Singapore – 1997 Zoetermeer).  Haar ouders en broer  overleefden de kampen te Padang en Bangkinang. Een zusje niet.

Sulsters, Maria Clasina Wilhelmina, geboren 22 februari 1927 in Tilburg, overleden 9 juni 1943. Ouders : werkend in  de textielnijverheid te Fort de Kock Antonius Johannes Sulsters (1901 –  1986 ) en Wilhelmina Johanna Kokke (1900 – 1968 ), beiden geboren, overleden en gehuwd in Tilburg. Maria  was in het kamp bij haar moeder, een broer en twee zussen. Haar vader kwam terecht aan de birma-siam spoorweg.

Surberg, Anna Maria, geboren 25 december 1863 in Padang, overleden 14 juni 1943. Anna overleed door  de verwondingen opgelopen in de aardbeving van 9 juni 1943. Ze huwde in 1902 te Padang met Willem James van Daalen (1839 – 1904), aldaar geboren en overleden. Zoon van Willem Caspar van Daalen(1816 Padang – ) en Constantia Amalia Daniels (1822 Padang – 1851 Padang).

V

Valderen, van, Christina Maria, geboren 6 februari 1869 in Leiden, overleed  5 juli 1943 in het ziekengebouw Fraterhuis, kamp missiecomplex  te Padang. Ouders: de sigarenmaker Johannes Cornelis van Valderen (1841 – 1910) en Cornelia Petronella Anthoinetta Nagtegeller (1841 – 1913) , beiden geboren, overleden en gehuwd te Leiden. Haar kloosternaam bij de Zusters van Tilburg/Liefde was Zuster Leonardus.   De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon op 12 juli 1885 in Padang.  De congregatie deed veel onderwijs organiseren, met name voor Chinese en Europese kinderen. Elf zusters van haar orde te Padang overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7).

Veen, van, Bernard Lucas, geboren 22 december 1875 in Padang, overleed 31 oktober 1942 in de Boei. De oorlogsgravenstichting vermeldt hem als omgekomen in Bandar Boeat en begroef hem in een graf van geëxecuteerden van 31 oktober 1943 te Bandar Boeat. De kamparts Marjorie Lyon  noteerde hem  als overleden in de Boei. Bernard was koopman en zoon van de handelsemployé  Lucas van der Veen ( – 1886 Padang) en Clarissa de la Motta (1844 Padang – 1905 Sawah Loento). In 1903 huwde hij te Kampen met Maria Suzanna  le Roy (1881 Tjilatjap – 1976 Den Haag), dochter van Amelia Theresia Brunot (1859 Semarang  –  1939 Den Haag) en Jan Jacobus le Roy ( 1846 Ede – 1910 Kampen),kapitein bij de artillerie te Indië.

Vogelvang, Hendrika, geboren 8 juni 1875 in Muntok, Banka  was overleden  4 juni 1943. Dochter van de militair Egbert Vogelvang (1850 Meppel – 1920 Utrecht ), sinds 1870 te Indië, in 1888  ging hij terug  naar Nederland .  Hendrika  huwde in 1908 met Johannes Jacobus van Ling (1861 Amersfoort – 1921 Padang Pandjang) die in 1878 als militair naar Indië voer en na zijn diensttijd horlogemaker werd. Zoon van Lambertus van Ling (1820 – ) en Catrina Filips(1827 – 1875). Kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van Hendrika waren ook geïnterneerd en enkelen overleden in de kampen.

Padang, 5-9 december 1943. Het vertrek van vrouwen en kinderen naar Bankinang, in vijf groepen, na een verblijf van enkele weken in de voormalige gevangenis De Boei bij de Apenberg. Getekend door Emmy van de Linde – De Haan.
Vrouwenkamp Bankinang, 1944. Door Emmy van de Linde – de Haan

Overleden in Japanse burgerkampen te Bangkinang  december 1943 – oktober 1945


A

Aaken, van,  Gerardus Bernardus Cornelis, geboren 17 jul 1880 Den Haag, overleed 2 mei 1945. Hij was rubberplanter.  Zoon van de referendaris van het dept van koloniën Gerardus Bernardus van Aaken (1852 Den Haag – 1950Ede)   en Cornelia Adriana de Weille (1850 Den Haag – 1937 Den Haag).   Sinds 1912  weduwnaar  van de verpleegster Femmetje Hendrika  Reynders, geboren 1877 in Kampen, overleden op  tabaksplantage Siantar in Deli.   Ze huwden met de handschoen te Den Haag in 1910.

Ameyden van Duyn,  van Willem Frederik geboren 12 feb 1913 Tjilatjap, overleed 17 mei 1944.  Zoon van gouvernementsambtenaar Johannes van Ameyden van Duym (1872 Sido Ardjo –  1919 Soerabaja) en  Victorine Eugenie Clara von Winckelmann. (1882 Bojolali – 1961 Den Haag).   Hij was boscharchitect boschwezen  te Bandoeng  en gehuwd  aldaar 27 jan 1938 met Edith Constance Ohl (1911 Batatoelis – 1994 in Den Haag). Dochter van de  gepensioneerd kapitein van de infanterie Johan Hendrik Menne Ohl (1880 Semarang – 1959 Den Haag) en onderwijzeres Ida Terlaak (1886 Cheribon – ).  Edith en dochter Jenny Marianne waren in het vrouwenkamp  Bangkinang.   

Amstel, van, Edward Leopold geboren 4 dec 1939 in Padang , overleed 13 juni 1944. Zoon van Antje Geertruida Josefine van der Kruk (1914 Batavi – 2000 Bussum)  en Victor Eduard van Amstel opzichter waterstaat te Krawang (1915 Bandoeng – 1982 Utrecht). Zijn  ouders overleefden  met 3 dochters de kampen van  Padang en Bangkinang. Na de oorlog kregen zij de 3 jongste dochters.

B

Bagaija, Petronella Josephine, geboren 16 feb 1867 te Padang, overleden 6 dec 1944. Getrouwd 1885  te Kajoe Tanam met de Duitse soldaat Friedrich Wilhelm August Bosse (1852 Bartenstein – 1892 Laboean Deli), zoon van Karl Bosse en Julie Stuertz en sinds 1877 in Indië.  Petronella was oa werkzaam als telefoniste van de gemeente Padang. Naamlijsten missiecomplex/bangkinang/ oorlogsslachtofferregister  noteren haar  als  Petronella Johanna , geboren 16 febr 1859 in Padang.  Echter, er werd een Petronella Josephina   geboren 16 febr 1867 in Padang.(Regeringsalmanak 1868/61) 

Ballizanij, Wilhelm Gustaaf Friedrich, geboren 26 feb 1899 te Rotterdam. Overleden 16 apr 1945. Zoon van de  zuivelfabriekdirecteur Theodor August Ballizanij (1867 Kleef – 1953 NIjmegen )   en  Geertruida Johanna Arpink (1865 Blaricum – 1951 Rosmalen ). Komt in  1920  naar Indië, gaat werken bij de  Menadosche Handelsvereniging. Keert terug naar Nederland in oktober 1922. Verwerft de Nederlandse nationaliteit in 1924 te Nijmegen en huwt  aldaar 27 mei 1925 met Maria Castelijn (1900 Nijmegen –  ) Ouders, geboren, overleden en gehuwd te Nijmegen: de schoenmaker  Johannes Hendrikus Castelijn (1865 –  1935) en Hendrina de Bruijn(1866  – 1951) . Wilhelm werkte na terugkeer  bij de  Nederlandsch-Indische Landbouw Maatschappij, laatst wonend te Lahat.

Banning, Anna Catharina
geboren 11 aug 1896 Amsterdam, overleden  29 juni 1945. Dochter van Maartje Dik (1872 Wijdewormer – 1943 Amsterdam)  en verzekeringsinspecteur  Dirk Banning. (1872 Jisp – 1933 Amsterdam). Ze  huwt 20 juli 1920 te Amsterdam met Johannes Matheus van Meurs (1895 Amsterdam – ), rubberplanter in 1920, laatstelijk employé  Soengei Baleh te Kisaran.  Zoon van bouwkundige Johannes Cornelis van Meurs (1864 –  1919) en Sara Alberdina Fischer (1870 – 1928).

Behr, Henderina, geboren 3 aug 1902 te Groningen en overleden 16 feb 1945. Ze was dochter van schoenwinkelier Philippus Behr (1866 Assen – 1943 Auschwitz) en Betje van Dam (1866 Groningen – 1933 Groningen). Ze huwde in 1927 te Groningen met Abraham Cohen (1898 Groningen – 1986 Rotterdam ), adjudant onderofficier apotheker van het KNIL en krijgsgevangen in 1942. Hij was zoon van de antiquair  Rudolf Cohen (1872 Groningen – 1942 Auschwitz )  en Henderina van der Reis (1876 Groningen – 1942 Auschwitz). Zij kwamen om in Auschwitz in 1942. Evenzo de vader  van Henderina en andere familieleden. Henderina had twee kinderen en ze was met een dochter van 7 jaar  in het kamp.

Belt, Margaretha Agnes Mathilda, geboren 20 mrt 1906  Arnhem, overleden 5 aug 1944. Haar kloosternaam was  Zuster Agathe in de orde Zusters van Liefde, een congregatie uit Tilburg sinds 1885 in Padang. Haar ouders  waren  Akke van der Meulen (1860 Wonseradeel – 1944 Nijmegen) en de handelsreiziger Johannes Belt (1865 Alphen – 1949 Wonseradeel).  Te Indië sinds 1931. 11 zusters van haar orde overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7).

Benjamins, Johannes Nicolaas, 6 dec 1940 in Blitar geboren, overleden 27 dec 1944. Zoon van Lucie Jamin (1907 Batavia – 1993 Zandvoort)   en Johannes Cornelis Benjamins ( 1903 Padang – 1953 Haarlem) die werkte als commies bij de belastingen en werd krijgsgevangene in maart 1942. Lucie was in het vrouwenkamp Bangkinang met Johannes en twee dochters.

Berghuis, Anne Wijtze, geboren  24 mei 1894 Stroobos, Achtkarspelen, overleden 20 april 1945. In 1930 in dienst van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM), daarna werknemer van de Algemeene Volkscredietbank. Zoon van de olieslager Hermanus Berghuis (1852 Stroobos – 1929 Stroobos) en Antje Meerstra (1855 Surhuisterveen – 1946 Gerkesklooster).

Bertelsmann, Frederik,  geboren 24 mrt 1907 Amsterdam, overleden 6 jan 1945.  Ouders: kantoorbediende Frederik Bertelsmann (1881 Amsterdam – 1956 Bloemendaal)  en  Catharina Maria Thijm (1879 Amsterdam – 1957 Amsterdam). Huwde met de handschoen zijn buurmeisje  Helena Bierman op 3 juni 1931. Frederik was in Batavia en zijn schoonvader was gevolmachtigde te Amsterdam.  Ze was dochter van  Catharina  van der Meer (1877 Hoogwoud –  1956 Heiloo) en de banketbakker Godefridus Cornelis Bierman (1875 Alkmaar – 1956 Alkmaar). Helena ging januari 1942  met haar dochter van 7 maanden naar Batavia , met de gedachte dat  het daar veiliger was.  Zij overleefden de  jappenkampen te Bandoeng en Adek, Batavia.  Frederik was employé van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij  (KPM) en werd  januari 1942 overgeplaatst van Medan naar Sibolga.

Boer, de Lily Geertruida, geb 22 dec 1903 Amsterdam, overleden 3 mrt 1944. Haar Friese ouders waren  Froukje Broersma (1866 IJlst – 1950 Amsterdam) en de conducteur  Sietse de Boer (1862 Workum – 1946 Amsterdam). Ze huwde 1 aug 1929 te Amsterdam de in 1905 aldaar geboren militaire arts André Louis Jurgens, kapitein in 1942,  zoon van de ambtenaar Henri Eduard Jurgens (1876 –  ca 1921) en Alida Christina Kropf (1876 – 1938). Lily woonde in Fort de Kock en kwam met  3 kinderen in kamp Bangkinang. Andre werd december 1943 van kamp Bangkinang naar een krijgsgevangenkamp  gestuurd.

Bolsius, Alphons Louis Antoine, geb 28 aug 1885 te Sindanglaja, overleden 12 jul 1944. Zijn ouders: Louise Marie Mathilde Caroline Raaff  (1857 Pekalongan – 1944 Den Haag) en de militaire  dokter Alphonsus Maria Johannes Bolsius ( 1844  Oisterwijk –  1903 Tasikmalaja).  Met zijn moeder in 1895 naar Nederland gegaan. HBS gevolgd in Den Haag en de  Rijkslandbouwschool te Wageningen.  In 1909 soldaat geworden, 1919 als luitenant naar Indie. Hij was in 1923  reserveluitenant van de infanterie wonend te Menado.  Verbonden aan rubber- en theeondernemingen op Java, in 1942 genoteerd als gepensioneerd ambtenaar.

Boom, ten, Hendrik Casper, geboren 18 sept 1886 in Padang overleed 20 apr 1945. Hij was planter met de onderneming Sekajan bij Padang. Zoon van de commissionair Jan Gerardus ten Boom (1843 Haarlem – 1902 Padang) en Yap Boen Nio (ca 1854 – 1933 Padang). Hendrik werd samen met 3 andere kinderen gewettigd bij het huwelijk van zijn ouders in 1896. Zijn vader had kinderen uit een eerste huwelijk.

Borst, Eduard Jan Walraven, geboren 7 sept 1878 te Ankola, Tapanoeli, overleden 14 aug 1945. Gepensioneerd opziener bij de kolenmijnen van Ombilin.  Zoon van logementhouder Victoria Alexandrina Townsend ( ca 1848 –  ca 1940 Batavia ) en Jan Walraven Borst ( 1846 Ayer Bangies –  1922 Sawah Loento), opziener bij de Ombilinmijnen. Hij had geen kinderen met echtgenote Idja . Een neefje van Eduard was met echtgenote en 6 kinderen ook in de bangkinangkampen.

Bos, Engelina Cornelia, geboren 24 jan 1889 te Oudorp, overleden 26 mei 1945.  Ze was een non van de Zusters van Liefde te Padang en iedereen kende haar als Zuster Alida. Ouders: Aaltje van Diepen (1860 Heerhugowaard – 1896 Oudorp) en Gerrit Bos (1860 Oudorp –  1928 Oudorp), burgemeester van Oudorp. 11 zusters van haar orde te Padang overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7).

Bosma, Sietse, geboren 22 mrt 1875  Harlingen, overleden 10 april 1944. Hij was  zoon van  timmerman Cornelis Bosma (1845 Harlingen – 1904 Harlingen) en Jantje Hoog (Harlingen1845 – 1909 Leeuwarden).  Sietse ging in 1894 als soldaat naar Indië, gegageerd in 1910 en naar Nederland vertrokken. In 1913 terug in Indië waar hij in dienst kwam van  de rubberplantage  Soember Pakel in Dampit.

Botellho, Pieter Hendrik, geboren 28 apr 1871  Padang en overleden 4 apr 1945. Gepensioneerd commies van de belastingen, wonend te Padang. Zoon van  klerk bij de algemeen ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnzen Joseph Botellho (1843 Krambang – 1923  Padang) en Georgiana Freeth (1847 Padang – 1908 Padang ). Hij had een relatie met  Elize Adolphine van der Heijde (1869 Padang – 1945 kamp Bangkinang)  Dochter van de  gouvernementsambtenaar Jan Dirk vd H. (1823 Padang – 1903 Priaman) en Anna Borst (geb ca 1832 Padang). Pleegzus  Julia Wijshijer , achterneefje Eduard  Alexander Botellho en aangehuwd achternichtje Johanna Keuskamp overleden eveneens te Bangkinang . Zijn zoon Jozef Adriaan , met vrouw en kinderen overleefden dit kamp.

Botellho , Eduard  Alexander, geboren 26 mei 1884 Padang, overleden 19 apr 1945. Werknemer van de  staatsspoorwegen te Padang. Ouders: deurwaarder en klerk in gouvernementsdienst Eduard Alexander Botellho (1852 Padang – 1894 Padang)  en Thima. Eduard huwde in 1916  met Anna Elisabeth Caroline Ros (1881 Padang -1944 kamp Bangkinang), dochter van Giliam  Ros (1847 Payacombo – 1925 Solok) commies residentiekantoor Sawah Loento en Betsij Gomis (1843 Padang – 1903 Padang).

Brard,  Alfred Joseph, geboren 29 nov 1893  te Padang en overleden 28 okt 1944. Alfred was gepensioneerd commies staatsspoorwegen.  Zoon van François  Jules Brard, (1853 Longé sur Ome, Frankrijk  – 1919 Padang) die arriveerde als militair in 1877, gegageerd in 1889,  employé werkplaats staatsspoorwegen en Anna (ca 1860 Nias – 1900  Padang). Anna had kinderen van de fransman Trouvat. Alfred was getrouwd  met Caroline Schreuder ( 1899 Priaman – 1976  Scheveningen). Dochter van Maria Carolina Amalia Schreuder (1873 Meester Cornelis – 1956 Wijk aan Zee) Caroline was onder de naam Brard in vrouwenkamp Bangkinang, samen met  een zoon. Twee oudste  zonen waren  in Batavia op school, inwonend bij een  broer van Alfred. Twee halfzussen van Alfred , en schoonzus Julia Trouvat-Daniels  waren in het vrouwenkamp. Julia overleed daar. Haar 2 kinderen en man (halfbroer van Alfred) overleefden Bangkinang.

Bröcker, Johannes Josephus Maria ,was geboren 4 juni 1903 in Dordrecht en overleed 25 april 1945. Hij was inspecteur financiën te Padang. Zoon van de duitser Anton Joseph Marie Bröcker (1852 Burgsteinfurt –  1910 Dordrecht) beheerder van een manufacturenwinkel  te Dordrecht en Adriana Zwijsen (1862 Heusden –  1943 Bussum). Johannes was in 1927  gehuwd met Yvonne Jeanne Maria Josepha Vercauteren ( 1904 Nieuw Namen – 2007 Amstelveen)  en direct naar Indië gegaan. Yvonne verbleef  met 4 kinderen in het vrouwenkamp Bangkinang. Dochter  van de Vlaamse  Justine van Haelst (1869 – 1969)  en Desire Vercauteren (1861 – 1920), burgemeester van Clinge.

Bröcker, Maria Aleida Louise, geboren 20 dec 1933  Bussum, overleed  1 feb 1944 aan malaria. Marijke was dochter van Johannes Josephus Maria Bröcker  (1903 Dordecht – 1945 kamp  Bangkinang) en Yvonne Jeanne Maria Josepha Vercauteren ( 1904 Nieuw Namen – 2007 Amstelveen).

Broeke, van den, Jeanette, geboren 4 nov 1873 te regio Solok ,  overleden  9 augustus 1944. Dochter van Si Dinah (1845 Banda – 1883 Padang) en zoutverkooppakhuismeester Cesarus Johannes Jacobus van den Broeke (1835 Jutphaas – 1908 Padang) . Ook een zus stierf in  kamp Bangkinang.

Broeke, van den Sophia, geboren 29 jul 1879 in Padang, overleden  27 juni 1945. Dochter van Si Dinah (1845 Banda – 1883 Padang) en zoutverkooppakhuismeester Cesarus Johannes Jacobus van den Broeke. (1835 Jutphaas – 1908 Padang).  Ook een zus overleed in kamp Bangkinang.

Buuren, van,  Gerrit,  geboren  2 apr 1880  in  Kampen, overleden 24 mrt 1945. 1898 als militair uitgezonden van Amsterdam naar Curacao, 1904 naar Indië gegaan. 1910 afgezwaaid te Padang in de functie van ziekenverpleger. Daarna was hij  employé van de goudmijn Equator te Mangani, West-Sumatra.  Ouders:  Hendrika Steenbergen (1854 Epe – ) en de metselaar Eibert van Buuren (1837 Harderwijk – 1895 Kampen).

Buijs, Anthonetta Hendrika  Cornelia. geb 17 feb  1901 Den Bommel. overleden 2 sept 1945. Met kloosternaam Zuster Alfonsina was ze onderwijzeres te Fort de Kock.  Dochter van landbouwers Wilhelmus Marcelis Buijs (1869 MIddelharnis – 1942 Oude Tonge) en Adriana Jacoba Segers (1871 Nieuwe Tonge – 1951 Zevenbergen). De congregatie Franciscanessen van Bennebroek verkreeg vanaf 1925 kloosters in Indië.  In de regio Fort de Kock verzorgde de nonnen katholiek onderwijs, ook voor Chinese kinderen.

Bijarelle, Johanna Augustina geb Padang 21 mrt 1889, overleden 14 sept 1945. Dochter van de burgerschrijver bij het leger Julius Johannes Wilhelmus Hendrikus Florentinus Bijarelle uit Dilsen, België (ca 1846 – 1898 Padang)en Jeannette Augustina van Möschel (1848 Padang –  1928 Padang), die haar bij de burgerlijke stand  aangaf onder de naam van Möschel. (RA1891/344). Haar partner was vermoedelijk  E.H. van Gampelaere, geboren in 1888,  voormalig werknemer ombilinmijn, evenzo in de kampen van Padang en Bangkinang.  Ze was in de kamplijsten ingeschreven als  van Gampelaere-Birelle.

C

Carels, Johannes Bernardus Martinus, geboren 18 dec 1887 In  Batavia, overleden  17 april 1945. Ouders: de  boekhouder van de Javasche Bank Johannes Bernardus Martinus Carels (1855 Semarang – 1898 Batavia)  en Anna Mekern (1865 Batavia – 1899 Batavia).  Weduwnaar van Margaretha Eleonora Cornelia Meijer ( 1902 Makassar – 1927 Weltevreden).  Hij werkte voor  diverse ondernemingen. In 1937 was hij manager van de onderneming Tjikoleang te Tjisaoek bij Batavia, die  rubber en koffie produceerde.

Celles, des, Elise Celestine, geboren 15 juni 1878 In Padang, overleed 31 dec 1944. Dochter van Antoinetta Jeannette Philippine Peeters (1856 Batavia – 1907 Padang ) en Gustaaf Adolf  des Celles ( ca1845 – 1889 Padang) klerk op het gouvernementsbureau van West-Sumatra. 1e huwelijk dd 15 juni 1898 met Frederik Carel Schultz (1868 Padang – 1932 Djokjakarta) te Padang , muziekonderwijzer en  later kapelmeester.  Ze scheidden met 2 kinderen in 1912 . Zoon van de Niassche vrouw  Sie Rango Atie en Carl George Heinrich Schultz, Duitse sergeant in het Oost Indisch Leger te Padang. (5 febr 1826 Grebbin – 22 maart 1870 Padang). 2e huwelijk te Sawah Loento  11 jan 1913  met George Louis van Heerdt (1890 Padang – 1944 interneringskamp Tjimahi) Hij was opzichter van de staatsspoorwegen te West-Sumatra ,  zoon van de Niassche vrouw Wilhelmina en  Louis François Henri van Heerdt (1865 Semarang – 1938 Padang) opziener van de Waterstaat te Padang.

Charldorp, van, Engelbert Adrianus, geboren te Amsterdam 22 aug 1908, overleden 15 febr 1945. Zoon van Anna Paulina Servaas (1883 – 1969) en de kantoorbediende Johannes  van Charldorp (1880 – 1942) , resp geboren in Amstelveen en Amsterdam, beiden aldaar overleden. Sinds  1931 was hij boekhouder van  de  Algemeene Nederlandsch -Indische Electriciteits- Maatschappij te Soerabaja. Huwde in  1941 te Fort de Kock  met Joanna Antonia Koeners, geboren in Hof van Delft  juni 1909, dochter van kleerbleker Petrus Koeners (1874 – 1926) en Petronella Rademakers (1885 – 1954).

Coenders, Caroline  Micheline Hubertine, geboren 14 mrt 1895  te Wijchmaal, België en overleden 7 december 1944. Twee zonen waren bij haar in het kamp. Ouders: Karel Michiel Hubertus Coenders (1861 Maastricht – 1923 Utrecht) en Sophia Frederica Peters (1865 Veghel –  1920 Utrecht). Caroline  vertrok van Rotterdam met ss de  Indrapoera in december 1927. Ze huwde 1 mei 1928 met Willem Anton Speltie op het erf van koffie-onderneming Donowarie, bij Malang, waar  Willem Anton werkte. Willem  werd 31 oktober 1943 te Loeboek Kilangan, bij Padang geëxecuteerd wegens verzet tegen de Japanse bezetter. Hij was geboren  3 okt 1902 te Palembang, zoon van  Seneng (christelijke doopnamen : Susanna Wilhelmina Senius )  en  kapitein intendant te Palembang Willem Gotlieb Speltie (1863 Soerabaja – 1945 Den Haag).

Coenraad, Martinus, geboren 29 nov 1900  Garoet , overleden 13 april 1945. Hij was opzichter bij de staatsspoorwegen , net als zijn vader Frans Jozef Coenraad (1870 Semarang – ná febr 1934) gehuwd met Pauline Hendrina Maria Warnars (1876 Batavia – 1934 Malang). Martinus huwde  Hendrika Pays Tentoea, geboren te Djombang 15 maart 1905. Dochter van Adonia Fransina Latumaerissa (1880 Sapoeroea – 1908 Djombang) en Hendrik Pays Tentoea, klerk van de staatsspoorwegen(1866 Ambon – 1951 Bandoeng). Hendrika was met vijf kinderen in het vrouwenkamp.

Coldenhoff, Constantijn Charles Robert, geboren 7 juni 1910 in Cheribon , overleden 12 maart 1945. Werknemer van de Bataafsche Petroleum Maatschappij.  Zoon van Arie Barend Coldenhoff ( 27 juni 1871 Ternate – 26 mei 1936 Cheribon ) en  Lucie Eugenie Zitter (1886 Cheribon – 1924 Cheribon). Arie Barend werkte bij de Handelsvereniging Java en later als  gemeenteontvanger te Cheribon. Constantijn huwde ca 1936 met Christina Sophie Jacobs (Meester Cornelis 1916 – 1998). Er werd een  zoon geboren in 1937. 

Crighton, Joanne Mathie, geboren 22 jan 1897 te Glasgow, overleden 22 aug 1945. Dochter van Mary Caldwell Toon en James Crighton, beiden uit Glasgow. James was ingenieur en directeur van het Rotterdams bedrijf newwaterwayshipbuilding in 1920.  In 1923 was Joanne  docente plant-  en dierkunde aan de HBS te Rotterdam. In 1942  secretaresse van het Rode Kruis te Padang.  Haar broer Andrew overleefde het jappenkamp Tjimahi. Ze was in het kamp met twee kinderen, die 15 en bijna 6 jaar waren toen ze overleed. In het mannenkamp  verbleef  haar man Hendrik Marinus van Haselen, (1892 Alkmaar – 1961 Bussum)met wie ze huwde in maart 1929 te Soerabaja, drie weken na haar aankomst  vanuit Rotterdam. Hij was advocaat en procureur bij de Raad van Justitie te Padang . Zoon van  Hendrika Maria Sillevis (1871 – 1943) en Dirk Albartus van Haselen (1858 – 1938) als predikant vooral actief in het onderwijs in de regio Rotterdam.

D

Dams,  Johannes Henricus, geboren in Maastricht 27 febr 1882, overleden 19 mrt 1945. Gerekruteerd bij het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk in 1900. In dat jaar met ss  Koningin Regentes naar Padang. Hij legerde o.a. te Atjeh en in 1906 afgekeurd voor dienst ter velde.  In 1918  te Padang Pandjang als ziekenverpleger met pensioen. Zoon van porceleinwerker Henricus Dams (1846 –1900) en Maria Hubertina Thijssen (1856 – 1932), geboren, overleden en gehuwd in Maastricht.

Daniëls, Adolphina Christina Rosa,  geboren 1 maart 1866 te Kajoetanam, overleden 9 maart 1944. Dochter van de Duitse soldaat,  schout, winkelier en cipier Marcus Daniëls (1824 Keulen –  1908 Padang) en Maria Theresia Koeke (1839 Padang – 1877 Padang). Ze huwde in 1886 te Solok met Adolf Richardson Davies. (1856 Padang – 1927 Padang). Toen was hij nog soldaat in het Oost -Indisch leger, daarna werknemer van  de staatsspoorwegen te West-Sumatra  .  Zoon van William Richardson Davies (1819 –  1867 ) en Maria Louisa Peron (1834 – 1898), beiden te Padang geboren en  overleden. William was klerk op diverse gouvernementskantoren  te Padang.  Adolphina was zus van August Frederik  Daniëls die 1 dec 1943 overleed in kamp de Boei te Padang.

Daniëls, Julia Cecilia, geboren  3 nov 1892 in Padang.  Overleden 18  april 1945. Dochter van de Niasse vrouw Tjanti (ca 1870 Padang – 1950 Groningen). Ze trouwde in  1912 te Padang Pandjang met Louis Alcide Trouvat (1881 Padang – 1958 Ubberben), opzichter en machinist van de staatsspoorwegen. Zoon van de  Franse militair Arthur Jeanne Trouvat (1839 Frankrijk – 1891 Padang)  en van de Niasse vrouw Anna, in 1900 in het kraambed gestorven. Ze was  de moeder van Julia’s schoonbroer Alfred Joseph Brard die in kamp Bangkinang overleed.  In het vrouwenkamp waren ook geïnterneerd haar schoonzussen Marie Wijnberg -Trouvat en Florence Brard.

Davies, John Richardson, geboren 3 maart 1858 Padang, overleden 1 jan 1944. Hij was te West-Sumatra   klerk, griffier en deurwaarder bij gouvernementskantoren. Zoon van Martha Krijgsman (1827 –  1861) en Thomas Richardson Davies(1822 – 1908), klerk bij commies – controleur ter inkomende en uitgaande rechten te Padang . Beiden  aldaar gehuwd,  geboren en overleden.   John had 8 kinderen met zijn eerste echtgenote Metje Catharina Simon (1859 Padang – 1894 Padang). Metje was dochter van de padangers  Andries Hermanus  Simon (1815 –  1876) en Metje Catharina Creemer(1827 –  1910).  Andries was klerk van het gouvernement.   John hertrouwde in 1895 te Fort de Kock met Maria Philippina Lawa (1873 Padang –  1860 Den Haag) en ze kregen vijf kinderen. Ze was dochter van Sophia Catharina Charlotta de Clerq (1847 Fort de Kock – 1929 Padang) en Daniel Helbert Lawa ( 1845 – 1874), handelsgeëmployeerde.

Davies, Louis Rudolf, geb 19 juli 1907 Padang, overleden 8 mei 1945. Monteur bij de staatsspoorwegen.  Zoon van de  Niasse vrouw Pia en Victor Richardson Davies (1884 Padang Pandjang – 1943 Padang),  werkend bij  de staatsspoorwegen en later van de baggerdienst, een overheidsbedrijf.

Davies, Donald Richardson,  geboren 24 juni 1939 Padang, overleden 8 aug 1945. Ouders:  Eveline de Vries (1907 Sawah Loento  – 2002 Rotterdam) en Johan Richardson Davies (1904 Padang – 1977 Dordrecht ), opzichter  Ombilinkolenmijnen en later cipier te Sawah Loento.

Dekker, Jan Femmitus,  geboren 11 juli 1926 in Bandoeng overleed 21 mei 1945. Zoon van de adjudant Albert Dekker (1901 Groningen – 1971 Groningen) en Ida Hermina Cornelia Keizer ( 1897 Ambarawa – 1988 Groningen). Zijn vader was krijgsgevangene. Zijn moeder en broer waren in het vrouwenkamp  Bangkinang.

Demmink, Johanna Augusta, geboren in Arnhem 14 jan 1886,  overleden 20 juni 1944. Ouders: Johanna Fredrika Koch (1861 Arnhem –  1942 Blaricum) en Gerrit Hendrik Demmink (1863 Harmelen –  1940 Blaricum),  in 1911 HBS -docent en kostschoolhouder te Hilversum. Johanna huwde  1911 te Hilversum met Heinrich Carl Haacke (1891 Padang – 1943 jappenkamp , Padang). Zijn ouders:  Heinrich Jan Pieter Haacke (1958 Amsterdam – 1916 Padang) en Charlotta Joessuva von Liebenstein (1863 Padang –  1927 Padang).  Heinrich Carl volgde zijn vader op als directeur van handelshuis Haacke &Co te Padang.  Johanna Augusta werd Guus genoemd en ze was in het kamp met zoon, drie dochters en twee kleinkinderen. Haar zoon Charles overleed in een jappenkamp te Flores. Schoonbroer Kraft, gehuwd met Haacke  overleed in Bangkinang . Ze verloor ook haar schoonzus Cornelia Haacke in kamp Bangkinang.  Schoonzus   Haacke-van der Pauw  met kind overleefden het.

Deppe, Maria Hermina Cornelia, geboren 1 maart 1895 Amsterdam. Overleden 22 juli 1944. Haar ouders waren barbier Johannes Deppe (1874 Amsterdam – 1955 Amsterdam) en dienstbode bij huwelijk in 1894  Kornelia  IJda Wilhelmina Bogaard(1868 Nieuwveen – 1914 Amsterdam). Gehuwd in Amsterdam met Adrianus Johannes Antonius Goemans, ( 20 aug 1898 Monster – 11  juni 1956 Monster), ambtenaar rubberrestrictie te Bengkalis,  zoon van Petrus Goemans (1861 Wassenaar – 1943 Monster) en Catharina Petronella van Loenen (1869 Wassenaar – 1927 Monster). Adrianus ging kort na het huwelijk in oktober 1923 naar Indië . Maria voer met ss Jan Pieterszoon Coen in mei 1924. Ze moest met  een dochter  het kamp in. Haar man was in het mannenkamp van Bangkinang. Zwager Eldering  stierf aan de birma-siamspoorweg en haar zus Johanna Eldering-Deppe overleed ook in Bangkinang.

Deppe, Johanna Cornelia Wilhelmina, geboren 6 mei 1896 in Amsterdam, overleden 17 sept 1944. Zuster van Maria Hermina Cornelia Deppe, in juli 1944 overleden te Bangkinang. Dochter van barbier Johannes Deppe (1874 Amsterdam – 1955 Amsterdam) en dienstbode bij huwelijk in 1894  Kornelia  IJda Wilhelmina Bogaard (1868 Nieuwveen – 1914 Amsterdam).  Ze huwde met de handschoen in  1917 te Amsterdam Hermanus Josephus Eldering (1895 Amsterdam – 1943 birmaspoorweg),  rubber- en koffieplanter van Sialang Estate te  Oost-Sumatra. Zoon van melkverkoper Johannes Eldering (1868 Heiloo – 1957 Haarlem) en Clara Eijking (1877 Weesperkarspel – 1931 Haarlem).

Djaitoen, geboren mei 1912, overleden 25 juli 1945. Partner  van de politieman Cornelis Noël Saegaert (1905 Fort de Kock – 1960 Soekaboemi) wonend te Soengai Penoeh, verblijvend  in  het mannenkamp te Padang en  Bangkinang.  Zoon van Noël Charles Saegaert (1872 Rijssel – 1939 Soerakarta), die in 1892 naar Indië ging als soldaat en ziekenoppasser werd. Djaitoen was in het kamp  met een zoon die 5 jaar was bij haar overlijden

Djamila,
geb in Padang  7 april 1876, overleden 2 juni 1945. Ze  werd in het kamp geregistreerd als mevrouw Daniëls. . Haar partner August Frederik Daniëls (1868 Priaman – 1943 Padang)  zou  in november 1943 ook gedeporteerd worden naar het mannenkamp Bangkinang, maar  hij was te ziek en bleef in het Padang , kamp de Boei,  waar hij overleed.

Dohmen, Hubertus Antonius, geboren 10 jan 1883 in Melick, overleden 19 april 1945. Zoon van de landbouwer Peter Dohmen (1844 Melick – 1940 Melick) en de dienstbode  voor het huwelijk Wilhelmina Hubertina Smeets (1850 Echt – 1892 Herkenbosch). Arriveerde te Java in 1908 als soldaat, verliet het leger in 1910 werd klerk bij de Staatsspoorwegen, ging failliet in 1922 en was daarna boekhouder. Mogelijk ook boekhouder in de wasserij van zijn echtgenoot Anna Louise Molenschot, dochter van Christina de Bruin (ca 1858 – 1884 Padang) en Gustavus Cornelis Jacobus Maria Molenschot (1850 Roosendaal –  1902 Semarang), sergeant-majoor in het Oost Indisch Leger, in 1879 door de krijgsraad oneervol ontslagen en veroordeeld tot 10 jaar tuchthuis.
Anna Louise ( 8 april 1879 Padang – 1963 Maastricht ) begon in 1928 een ‘electrische wasscherij ‘onder de naam Edelweis. Voor kleding, kleden, linnengoed,  ed.  Anna was met dochter Francisca Jeannette  in het vrouwenkamp . Francisca huwde na de oorlog met Piet van Mierlo, weduwnaar van Theresia Smeets, in het vrouwenkamp overleden.  Een schoonzoon, zoon en twee dochters van Hubertus en Anna waren ook geïnterneerd in andere kampen.

Dolmans, Gerardus Antonius,  geb 13 juni 1911 in Enschede, overleed 29 april 1945. Hij was zoon van spoorwegbeambte Adrianus Dolmans ( 1880 Stamproij – 1955 Vaals ) en Maria Catharina Bos (1879 Hengelo – 1932 Wouw).  In 1931 studeerde hij  indologie. Spoedig na het huwelijk in 1935 naar Indië gegaan  waar hij aangesteld werd als controleur van het Binnenlands Bestuur met woonplaats Fort de Kock. Echtgenote  was Paulina Johanna Reevers (1910 Bergen op Zoom – ) Dochter van Henrica Paulina Bakker (1879 Bergen op Zoom – ) en de telegrafist Jacobus Reevers (1879 Overschie – 1958 Bergen op Zoom)  Ze was met drie jonge kinderen in  de kampen te Padang en Bangkinang.

Dulk, den, Clara, geboren 11 sept 1941 te Bandoeng en overleden 14 jan 1944. Ze was in het kamp met haar moeder Wiebina Frouws uit Ede (1916). Haar vader Jan den Dulk (1912 Den Haag – 1943 birma-siamspoorweg ) was landbouwkundig ingenieur in de functie van houtvester. Het gezin moet in maart 1942 gewoond hebben te Fort de Kock. Twee broers Frouws waren krijgsgevangene, een van hen overleed aan de birma-siamspoorweg.

Duthie, David Hector Naismyth, Brit en geboren ca 1904 te Balham, Londen, UK overleed 9 mei 1945.
Zoon van Major T. Duthie en Lily Louisa  uit Balham, Londen.  David was mijningenieur in dienst van  Temp. Cant. Rest. Imports te Singapore. Singapore zou spoedig ingenomen worden door het  Japanse leger ( 15 feb 1942)  en op 14 februari 1942 vertrok SS Kuala met honderden vluchtelingen . Japanse vliegtuigen vielen het schip aan en beschoten ook de drenkelingen . Het schip zonk 12 uur later bij het eiland Pom Pong, tussen Singapore en Sumatra. Duthie was een van de weinige overlevenden.

Dijserinck, Jacoba Maria, geboren 6 febr 1906 Haarlem, overleden 5 jan 1944. Dochter van koopman Cornelis Dijserinck (1873 Haarlem – 1923 Haarlem) en Charlotta Wols van der Wel ( 1871 Delfshaven – 1906 Haarlem).  Jacoba  huwde 7 juli 1932 in Amsterdam met haar oom Pieter Cornelis Wols van der Wel (1878 Rotterdam – 1956 Heemstede). Pieter was procuratiehouder van Niel&co te Medan. Hij arriveerde daar ca 1902, in het kielzog van zijn zus Adriana en  was later in het mannenkamp te Bangkinang.

Dijk, van, Maria Cornelia, geboren 22 oktober 1893 in Rotterdam overleed 16 december 1943, gedurende het laatste deel van de reis naar kamp Bangkinang in een vrachtauto of kort na aankomst.  Dochter van de  vleeschhouwer Gerrit van Dijk (1855 Ouder Amstel – 1940 Rotterdam) en Anna Geertruij Blanken (1860 Rotterdam – 1929 Rotterdam).  Ze trouwde in 1921 te Rotterdam met de onderwijzer  in het ambachtsonderwijs  Johann Heinrich Gosewehr (1895 Rotterdam – 1960 Rotterdam) Kort daarop voeren ze naar Indië.  Johann vroeg in 1936 naturalisatie aan, want hij was zoon van de Duitser George Herman Dietrich Gosewehr (1860 – 1930) gehuwd met Maria Bergkotte (1865 –  1929). Johann en een zoon verbleven in het mannenkamp  Bangkinang.   Maria is door  de Oorlogsgravenstichting opgenomen in het oorlogsslachtofferregister als K.S. en M.S. Gosenwehr.

E

Effing, Wilhelm,  was geboren 1 april 1898 te Amsterdam, overleden 14 juli 1945. Zoon van de Amsterdamse Geertruida Catharina Boot (1867 – 1945 Loon op Zand) en de Duitser Johan Conrad Effing  uit Lingen (1867 – 1947 Nijmegen), bediende opgeklommen tot winkelchef en in 1919  genaturaliseerd. Wilhelm genoot handelsonderwijs en arriveerde in 1920 te Emmahaven bij Padang.  Hij was  employé van theeonderneming Patoeahwatee te Bandoeng  toen hij huwde met apothekersassistente  Elizabeth Magtilde de Vrij (1899 Ruhrort, Dld –  1974 Rijswijk) op 6 april 1926  te Den Haag. Wilhelm was niet in Den Haag,  daar stond zijn vader als gevolmachtigde voor de  ambtenaar. In 1942 was hij chef van Huberta te Maoeara Laboeh, een thee- en kinaplantage, 160 km van Padang.

Elberts Doijer, Willem Anthony Elbert , geb 19 okt 1900 Amsterdam,  overl 16 feb 1945. Ouders geboren in Zwolle, overleden in Den Haag:  Wilhelmina Antonia Elberts (1872 – 1915) en  Antonie Doijer (1863 – 1931) die in 1903 vergunning kreeg zijn naam te veranderen in Elberts Doijer. Hij was werktuigkundig ingenieur en directeur van het Nederlands Octrooibureau te Den Haag. Willem  vertrok in 1928 naar Indië voor een betrekking  bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij.  Hij was gestationeerd oa in  Medan, Bandoeng, Batavia en in 1942 te Fort de Kock.  In 1936 huwde hij Marie van Slee (1907 Soerabaja – 1982 Den Haag), met haar kwamen er  2  dochters.  Marie was de dochter van Marsinah en Johan Karel van Slee, geb 1878 te Muntok,  in  1936 administrator van de  Algemeene Volks Credietbank  te Poerbolinggo.

Elin, geboren 22 nov 1895 in Soerabaja, overleden 11 sept 1944 in het vrouwenkamp van Bangkinang. Ze huwde 20 november 1922 te Bandoeng met Albert Luyendijk (1895 Padang Pandjang – 1944 Payacombo). Elin werd in het kamp genoteerd als E. Luiendijk. Haar doopnamen waren Helena Johanna Eleonora.  Albert was gepensioneerd sergeant-schrijver van het KNIL en overleed in gevangenschap  bij de kempetai ( Japanse politiedienst).

Elsborg, Anna Albertina,  geboren 17 aug 1869 Padang overleed 15 juni 1945. Ze was dochter van Betsy Wyatt (1842 – 1933) en gouvernementsklerk Arend Jan Elsborg,  geboren te Padang 1846 en in 1882 te Fort de Kock overleden door zelfmoord. Anna was weduwe van gouvernementsklerk Cornelis Charles de Nijs (1864 Soerabaja – 1903 Payacombo), zoon van Pieter Lodewijk de Nijs (1832 Maastricht – 1870 Batavia) en Charlotte Wilhelmina Goard (1835 Passoeroean –  1915 Benkoelen ) Anna huwde Cornelis 21 juni 1888 te Payacombo, verloor een aantal kinderen en werd weduwe met 4 kinderen.   Ze hertrouwde 23 juni 1906 te Fort de Kock met Martinus Jacobus Zijderhand (1875 Hilligersberg – 1923 Fort de Kock), klerk bij de Burgerlijke Openbare Werken. Zoon van Pieter Zijderhand  (1849 Bleiswijk – 1878 Hillegersberg) en Jozina Maria Risseeuw (1844 Oostburg – 1927 Rotterdam).  Een zoon overleed in jappenkamp Adek in 1942.  Zus Betsy stierf ook in  kamp Bangkinang.

Elsborg, Betsy,
  geboren 8 april 1879  in Fort de Kock overleed 10 juli  1945. Dochter  van Betsy Wyatt (1842 – 1933) en gouvernementsklerk Arend Jan Elsborg,  geboren te Padang 1846 en in 1882 te Fort de Kock overleden door zelfmoord. In 1902 was ze onderwijzeres te Solok. Toen gehuwd 29 juli 1899 te Payacombo met Peter Freeth  ( 1871 Padang – 1939 Semarang ), zoon van George Freeth (1845 Padang – 1907 Sawah Loento) en Catharina Hartmann (1851 Padang – 1878 Padang). Peter Freeth werd weduwnaar van Dina Clemens in 1894 in een periode dat hij gouvernementsklerk was in de regio Solok/Paycacombo .  Daarna werd hij depothouder in de opiumregie en pensioneerde in  1933 te Djokjakarta.  Betsy’s schoonzussen Cecile en Margaretha Freeth stierven ook in kamp Bangkinang.    Schoonzus Justina Gossiaux , dochter Lavenia  (met 4 kinderen) en schoondochter Lily Telders (met 2 kinderen) overleefden het kamp.  Zoon Albert was krijgsgevangene elders.

Emondt, Lodewijk Karel Alexander, geboren 2 maart 1881 te Salatiga overleed 14 febr 1945. Zoon van Rosalie Antoinette Garot (1849 Djokjakarta – 1882 Salatiga) en Johannes Emondt (1833 Smilde – 1896 Apeldoorn) , adjudant onderofficier.  In 1890 werd Lodewijk geplaatst bij het Korps Pupillen te Gombong, overgaan naar het Oost-Indisch Leger in 1890 en in 1915 uit dienst als scherpschutter en staftamboer in de rang van korporaal. Hij vestigde zich te Padang.

F

Falkner, Ruby, geboren 28 nov 1876 te Wisbech, Cambridgeshire, Engeland , overleed 15 maart 1944. Engelse ouders:  kleding- en hoedenmaker Robert George Falkner en Sarah Maria Arger. Ze huwde in 1915 met Frederick Walter Beattie Sergeant (1889 – 1972).

Fortuijn Harreman, van, Frits, geboren 3 jan 1913 in Rotterdam, overleden 23 juli 1945 als gevolg van mishandeling.  Zoon van de Rotterdams kantoorbediende  Andries Pieter Fortuijn Harreman (1882 Rotterdam –  1961 Utrecht)  en Maria Wulff (1891 Rotterdam – 1963 Leersum).  Frits ging in oktober 1934 met  ss Sibajak naar Batavia . Zijn verloofde  Francina Maria Verhave (1913 Rotterdam – 1984 Canada) reisde hem na in augustus 1935 en ze  huwden 27 juli 1937 te Batavia. Frits had een betrekking bij het handelshuis Internatio en werd geplaatst in het kantoor te Padang, waar twee zonen werden geboren die met hun moeder het jappenkamp Bangkinang ingingen.  Francina’s  zuster Adriana , gehuwd met BPM-employé Henri de Graaf,  ging ook naar Sumatra ca 1937. 

Foss, Eugène George, geboren 30 nov 1909 te Soerabaja overleed 1 april 1945. Zijn  nichtje Theresia  overleed eerder in het vrouwenkamp.  Hij was zoon van  Carel Foss (1878 Soerabaja –  ca 1933)  en Eugenie Leonora de Fisser.(1882  Soerabaja – 1917 Soerabaja).  Carel werkte o.m. te Soerabaja bij een levensverzekeringsmaatschappij  en handelshuis Jacobson en van den Berg. Maar ook in suikerfabrieken ,  zoals weegbrugopzichter bij sf Bogokidoel te Papar in 1932. Eugène George was in 1926 – 1929  beroepsmilitair. Huwde te Padang in 1935 met Johanna Helena Robot (1919 Lho Seumawe – 1969 Delfzijl) dochter van Matheus Robot en Alberdina Wanij. Johanna en Matheus werden in 1934 ‘toepasselijk’ verklaard (gelijkgesteld aan Europeanen voor de wet, dezelfde rechten en plichten). Naast Johanna werd in Delfzijl haar tweede man begraven.  Dat was Catrinus Johannes Foss (1904 – 1989), broer van Eugéne George.  Catrinus was voor 1942 werkzaam in de suikerindustrie en in 1942 krijgsgevangene, o.a. te Birma-Siam.

Foss, Theresia Antoinette, was geboren 19 april  1943 te Padang, kamp missiecomplex en overleed 11 nov 1944. Haar vader was Cornelis Johannes Foss, opzichter bij de ombilinmijnen te Sawah Loento.(1911 Soerabaja –  2002) Haar moeder Jeanne Verkouteren (1917 Pontianak – 1996) en een oudere zus overleefden het kamp. Haar oom Eugene George Foss niet.

Franken, Peter Johannes,  geboren in Roggel op 22 mei 1892, overleden 27 aug 1945. Ouders:  boer en boerin Joannes Franken(1849 Haelen –  ) en Mechtildis Peeters (1854 Roggel – 1909 Tegelen). Peter huwde 1919 te Fort de Kock met Satina, geboren 3 maart 1892 en ook overleden in kamp Bangkinang te 17 febr 1944. Peter was  opzichter publieke werken van de gemeente Padang.  Een aantal malen ging hij met vrouw en kinderen naar Nederland. Waar een dochter en zoon huwden te Eygelshoven bij Kerkrade in resp 1934 en 1939.  Een zoon  geboren  in 1926 was in het vrouwenkamp Bangkinang bij Satina.

Freeth, George, geboren 25 sept 1911 in Padang , overleden 18 mei 1945. Hij werd Nono genoemd. Zoon van Louisa Paulina Freeth (1867 Padang – 1940 Batavia). Zijn tantes Margaretha en Cecile overleden in kamp Bangkinang.

Freeth, Margaretha, was geboren te Padang  9 aug 1888 en overleed 28 jan 1944. Haar ouders waren George Freeth (1845 – 1907)  en Ragoe.  Margaretha was gehuwd met  een neef Jacob Ferdinand Freeth (1885 Medan – 1949 Batavia),  werkzaam in de mijnbouw te West-Sumatra. Haar zus Cecile overleed ook in dit kamp. Neefje George stierf in het mannenkamp.

Freeth, Cecile, geboren 30 sept 1880 te Padang,  overleed 16 maart 1944. Dochter van George Freeth (1845 –1907)  en Ragoe.   Cecile huwde in  1900 in Padang met Carl Wilhelm Buter ( 1872 – 1929 Emmahaven, Padang).  Zoon van Salasipa en onderofficier Catrinus Buter, (1844 Assen – 1899 Padang) in 1866 naar Indië , als adjudant onderofficier in 1878 ontslag genomen uit het Oost Indisch Leger, daarna opzichter dwangarbeiders  geworden. Carl was o.m. werkzaam bij de staatsspoorwegen, in de ombilinmijnen en op het laatst te Painan in de salidamijn. Ze was een zus van Margaretha Freeth, overleden in Bangkinang. Neefje George stierf in het mannenkamp. Cecile’s dochter was met twee dochters  geïnterneerd in Bangkinang.  Ze overleefden het, maar  alle drie werden  november 1945  vermoord in de Olostraat te Padang.

Fromm, Alouis, geboren 16 mei 1893 in Rotterdam overleed 22 april 1945. Zoon van Wilhelmina Hendrina Tijssen (1855 Millingen – 1936 Rotterdam) en de schipper Theodorus Cornelis Fromm (1847 Schiedam – 1927 Rotterdam).  Mei 1923 arriveerden  te Padang vijf fraters  van Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid. Dit was het begin van hun eerste orde te Indië/Indonesië .  Hun  basis was Tilburg , daarom ook de naam ‘Fraters van Tilburg’ . Alouis Fromm was een van hen  en werd frater Hermenigildus genoemd, aangesteld als onderwijzer  op de roomskatholieke lagere school te Padang.

G

Gallas , Gerard Hendrik Adolf Galama, geb 14 sept 1881 Tjikidang, overleed 28 juni 1944. Zijn ouders waren de kolonel der infanterie  Philip August Gallas (1857 Batavia – 1931 Den Haag)  en Maria Rachel Bakker (1859 Den Helder – 1921 Wiesbaden). Bij zijn huwelijk in 1907 was hij eerste luitenant infanterie.  Circa 1918 verliet hij het leger.  In 1941 was hij administrateur van de kina-  en theeonderneming  Boekit Gompong, 20 km  buiten Solok. Gehuwd in 1907 te Bandoeng met Wilhelmine Albertine Fels (1886  Indramajoe – 1970 Den Haag) dochter van de onderwijzer  Willem Frederik Fels (1850 Den Haag – 1902 Loosduinen) en Adriana Amelia van der Geugten (1859 Indramajoe –1948 Bloemendaal).

Geelen, Louise Ferdinande Victorine Maria, geboren Gombong 1 febr 1941 overleed 29 juni 1944.
Ze was in het kamp met haar moeder en jongere zusje.  Haar ouders waren Antoinette Francisca Schneider ( 1914 Delden – 1994 Vught) en de luitenant infanterie KNIL  Jan Lodewijk Jozef Marie Geelen ( 1908 Tilburg – 1989 Vught). Zij huwden met volmacht op 15 febr 1940:  Zij te Delden, hij te Gombong.  Begin maart 1940 scheepte haar moeder Toine Schneider in bij de MS Indrapoera te Genua. Na aankomst eind maart huwde ze de volgende dag te Batavia met Jan Geelen, die  de birma-siamspoorweg overleefde.

Gijn, van, Hendrik Jacobus, geboren 26 november 1897 te Leiden, overleden 6 april 1945. Zoon van boekdrukker  Pieter Johannes van Gijn (1871 Veur – 1910 Den Haag) en Geertruida de Blaauwen (1865 Den Haag – 1961 Den Haag). Gehuwd te Voorburg  in  1920 met Maria Geertruida van Veen, (1899 Amsterdam – 1971 Brunssum) . Dochter van werkman Wilhelmus van Veen (1868 Den Haag – 1953 Den Haag) en dienstbode Geertruida Maria van Elven (1873 Amsterdam – 1913 Den Haag). Ze gingen kort daarna  naar Indië, waar Hendrik een aanstelling had als politieman. In 1942 als politie-inspecteur wonend te Siantar.  Maria verbleef in het jappenkamp Tjideng en ze vertrok met een dochter in 1948 naar Nederland.

Gossiaux,  Justina Wilhelmina, geb 23 juni 1911 in  Padang, overleden 20 nov 1944. Haar ouders waren Kim Nio en  Willem Theodoor Gossiaux (1880 Padang –  1951 Jakarta).  Justina huwde in 1934 met Johannes Franciscus Rijff, werkbaas van de Waterstaat te Padang . (1894 Padang –  1970 Dongen) Erkend door  Jan Rijff de stadsopziener van Padang, toezichthouder op de wegen en overleden in 1908. Justina was met drie kinderen in kamp Bangkinang.  Tante Justina  Elsborg -Gossiaux  en zus Johanna Botellho-Gossiaux  met 5 kinderen waren ook  in het kamp.  Diens schoonouders Botellho -van der Heijde overleden in het kamp.

Govers, Gerardus Wilhelmus Henricus, geb 23 april 1895 in Den Bosch, overleed 28 okt 1944.  Zoon van  loodgieter Franciscus Govers (ca 1853 Den Bosch – 1921 Den Bosch) en winkelierster Maria Hendriks (1856 Breda –  1919 Den Bosch). In 1917  naar Indië als soldaat, in 1919 burger geworden  en in 1942 smid en reparateur te Fort de Kock.

Groenendijk, Maria, geboren 7 maart 1875 te Rotterdam, overleden 30 jan 1944. Dochter van schipper Cornelis Jacobus Groenendijk (1849 – 1911)  en Jacoba Hendrika Vermeulen (1853 – 1927), beiden uit Rotterdam. Maria huwde te Rotterdam in 1903 met de onderwijzer Gerardinus Johannes Noordegraaf, geboren 1876 te Hilligersberg en overleden 28 febr 1943 te Fort de Kock in de eigen woning. Ze  zijn in mei 1937 naar Sumatra gegaan voor een verblijf bij dochter Anna, maar besloten te blijven wonen. Anna was met 6 kinderen ook in kamp Bangkinang. Schoonzoon Diemen de Jel was in  het mannenkamp. Hij was ingenieur van de Waterstaat te West-Sumatra.

Grooss, Pauline Catharine, geboren 10 aug 1896  Semarang, overleden 10 maart 1945. Dochter van Henriette Adolphine  d’Artillact Brill ( 1876 Ambarawa – 1941 Batavia) onderwijzeres in een kartinischool.  Vader Francois Joseph Grooss (1868 Solok –  1939 Batavia) was werkzaam als commissionair en in de  suikerindustrie. Daarna in de steenverwerking voor bouwmaterialen, krantenredacteur en drukker.   Pauline was onderwijzeres lager onderwijs in 1916 – 1932, ongeveer tot aan de geboorte van het eerste kind.  Ze huwde eind 1928 met Matthijs André Carl Binkhorst (1900 Padang – pakanbaroespoorweg 1945). Matthijs was mulodocent  te Fort de Kock. Zoon van Geertruida Joanna Catharina Martel (1870 Moerbeke  –  1945  jappenkamp Tjihapit, Bandoeng ) en de ss-spoorwegbeambte, voorheen  boekhandelaar Adrianus Binkhorst (1867 Bergen op Zoom –  1959 Rotterdam). Paulina’s 3 kinderen werden in het kamp en later in Nederland opgevangen door een vriendin.

H

Haack van der Goes, Pieter Karel Willem, geboren 8 juni 1872 in Weltevreden, overleden 6 maart 1944.  Zoon van de Javaanse vrouw Bania en Willem Jan Haack van der Goes (1839 Semarang – 1908 Den Haag), officier infanterie van het Oost-Indische Leger.  In 1887 werd Pieter aangemeld bij het pupillenkorps te Gombong en ging in 1890  over naar het leger, uittredend ca 1904 in  de functie van opzichter der genie en gedecoreerd  in 1900 met een Willemsorde voor gedane veldtocht te Atjeh. Gehuwd in 1904 te Rotterdam met Adriaantje Punt (1886 Rotterdam – 1947 Batavia) dochter van Johanna Hendrika  Berkel (1862 Rotterdam – ) en de ketelmaker en machinist Adrianus Punt (1863 Charlois – 1950 Zevenaar). Hij werkte na  zijn militaire tijd als opzichter bij de staatsspoorwegen en als opziener in de ombilinmijn te Sawah Loento. Een dochter kwam om in een jappenkamp te Borneo.

Haacke, Cornelia,  geboren 5 maart 1900 in Padang, overleden 10 juli 1945. Dochter van firmant  handelshuis Haacke&Co  Henrich Jan Pieter Haacke ( 1858 Amsterdam – 1916 Padang) en Charlotta Joessuva von Liebenstein (geb en overl in Padang 1863 – 1927). Meerdere familieleden van Cornelia waren aanwezing in deze kampen te Padang en Bangkinang. Haar broer Heinrich stierf in het padangkamp de Boei, nog voordat hij naar  kamp Bangkinang zou gaan. Zijn echtgenote Guus  Demmink overleed in het vrouwenkamp van Bangkinang. Schoonbroer Kraft kwam om in Bangkinang. Anderen uit de familie Haacke overleefden de jappenkampen elders ook niet.

Haas, de, Johan Willem, geboren 27 sept 1901 te Malang en overleden 3 aug 1945. Hij was zoon  van  werknemer petroleummaatschappij Johannes de Haas ( 1864 Geertruidenberg – 1923 Pangkalan Brandan) en  Clementina Elisabeth Theodora Fixon uit Padang (1870 – 1940). Hij was in 1942  opzichter van de gemeentelijke waterleiding te Padang. Drie maart 1928 te Padang huwde hij met Bernardine van Alphen, ( 1908 Padang – 1992 Rijswijk ) dochter van de klerk staatsspoorwegen Antoine Alexandre Bernard Charles van Alphen (1877 –1907) en Florence Scholte (1880 – 1940), beiden geboren, gehuwd en overleden in Padang. Bernardine en een zoon waren ook te Bangkinang geïnterneerd. Johan Willem had 2 broers in kamp Bangkinang. 1 overleed daar. Een andere broer overleed in 1943 te Atjeh.  Twee schoonzussen met kinderen waren in het vrouwenkamp.

Haas, de, Karel Johannes, geboren 7 juli 1906 in Pangkalan Brandan en overleden 13 febr 1945, was zoon Johannes de Haas ( 1864 Geertruidenberg – 1923 Pangkalan Brandan), werknemer van een petroleummaatschappij  te Pangkalan Brandan en  Clementina Elisabeth Theodora Fixon uit Padang (1870 – 1940). Karel Johannes was werkzaam bij de  staatsspoorwegen te Padang. Karel had 2 broers in kamp Bangkinang. Een overleed daar. Een andere broer stierf in 1943 te Atjeh.  Drie schoonzussen met kinderen verbleven ook te Bangkinang.

Hansen, van, Karel Eduard Lodewijk Hendrik, geboren 12 dec 1881 in Padang, overleden 30 jan 1945.
Karel  was werknemer van de ombilinmijnen in de periode 1901–1913. Daarna werd hij vremeld in kleians adresboek als muzikant te Sibolga.  Ouders: de sergeant-fourier Charles Hansen ( 1845 Magelang – 1904 Padang) en Emily Caroline Londt (1845 Padang – 1920 Padang). Karel verbleef in het kamp met een broer en diens zoon in dezelfde barak.

Havinga, Frederik Hendrik, geboren in Leens, Groningen 5 sept 1892, overleden 19 sept 1944. Zoon van de  kantoorbediende Simon Havinga (1843 – 1917) en Stientje Bulthuis (1854 – 1930) uit Groningen. Als soldaat in 1905 gearriveerd. In  1942 was hij gepensioneerd adjudant officier. Hij had kinderen met  Si Toeney.

Havinga, Geesje , geboren 25 febr 1906 te Overhesselen in Drenthe en  overleden 9 juli 1944. Haar ouders, geboren, gehuwd en overleden in Overhesselen, waren  de landbouwers Lucas Havinga (1864 – 1922)  en Roelfje Schuring (1865 – 1941). Aldaar huwde ze 30 okt 1930 met de bakkerszoon Jan Bos. Zoon van de oosterhesselaars Hendrik Bos (1871 – 1927) en Jantien Kuipers (1872 – 1918) Ze voer af  naar Indië waar Jan landmeter werd voor het kadaster te Padang.  Jan en een zoontje (1933) overleefden het kamp Bangkinang.

Heijde, van der, Elize Adolphine, geboren 11 sept 1869 in Padang overleed 29 juli 1945. Ouders waren de gouvernementsambtenaar Jan Dirk vd H. (1823 Padang – 1903 Priaman) en Anna Borst (geb ca 1832 Padang), Haar broer Jan Walraven en schoonzus Julia Wijshijer overleefden Bangkinang  niet. Evenzo haar partner Pieter Hendrik Botellho (1871 Padang – 1945 Bangkinang).  Gepensioneerd commies van de belastingen. Zoon van  klerk bij de algemeen ontvanger der in- en uitvoerende rechten en accijnzen Joseph Botellho (1843 Krambang – 1923  Padang) en Georgiana Freeth (1847 Padang –  1908 Padang).

Heijde, van der, Jan Walraven, geboren  22 aug 1871 Padang, overleden 7 april 1945. Te Sumatra werkte hij  oa bij wees – en boedelkamers en daarna als griffier bij de landraad. Hij was zoon van de gouvernementsambtenaar Jan Dirk van der Heijde  (1823 Padang – 1903 Priaman) en Anna Borst (geb ca 1832 Padang). Jan Walraven huwde 3 sept 1902 in Padang met Nancy Caroline Freeth ( 1869 Padang –1912 Kadangan), dochter van George Freeth (1845 – 1907) en Catharina Hartmann (1851–1878 )  Nancy’s jongere halfzussen Cecile en Margaretha stierven in kamp Bangkinang.  Zijn partner Mendek was met kinderen ook in Bangkinang vastgezet.  Zijn zus Elize  en haar man Botellho overleden er.

Hin, Franciscus Joseph Antonius, geboren 9 maart 1942 in Padang  overleed 21 april 1945. Hij was met zijn moeder, broer en zus in het vrouwenkamp. Zijn moeder was Jacqueline Amèdèe Huberte Marie Ghislaine Baar (1914 Bonn – 2001 Bloemendaal) Zij huwde in 1936 te Haarlem met Franciscus Fidelis Joseph Hin (1906 Haarlem –  1968 Bloemendaal).  Vader Frans werkte bij  de goudexploratiemaatschappij Bengkalis nabij Pakan Baroe en werd in 1942 krijgsgevangene als matroos. In 1920 was Frans 14 jaar en won op de Olympische spelen te België een gouden medaille in het zeilen

Hoek, van den, Jan Johannes, geboren 20  maart 1878 in Hilversum, overleden 26 april 1945. Zoon van koopman Gijsbert van den Hoek (1842 ’s-Graveland – 1921 Hilversum) en  Willemijntje Otten (1834 Tienhoven – 1917 Hilversum), dienstbode voor haar huwelijk te Hilversum in 1867.  Jan werd in 1894 soldaat, ingescheept voor Indië in 1897.  Hij pensioneerde in 1911 als sergeant te Medan. In 1922 – 1942  was hij employé van rubberonderneming Siak Estates ( = Soekadjadi) bij Pakanbaroe. Ca 1929 huwde hij met Neeltje van Bochove ( 1891 Hoogvliet –  ) Dochter van winkelier en kastelein Bastiaan van Bochove ( 1854  Hoogvliet – 1935  Rotterdam) en Antje Kampinga ( 1861 Groningen – 1942 Rotterdam) Neeltje arriveerde november 1929 te Batavia .  Zij verbleef ook in  kamp Bangkinang.

Holtzapffel, Christiaan Alfred, geboren 24 dec 1879 overleed 17 april 1945. Zoon van Jan Christiaan Holtzapffel (1849 – 1941) en  Cornelia Wilhelmina Margaretha von Liebenstein (1856 – 1938). Beiden geboren, gehuwd en overleden in Padang. Vader Jan Christiaan was eigenaar van toko, binderij en drukkerij Insulinde. Christiaan was ca 1905 een korte tijd opziener bij de Ombilinmijnen.  Tot 1916 werkte hij voor zijn vaders krant de Padanger. Daarna werd hij bankemployé. Hij huwde 4 april 1903 met Constance Adrienne van Daalen (1879 Padang –1916 Padang). Dochter van Paulus Casper van Daalen (1844 – 1879) en Helena Florentine Riekerk (1840 – 1901). Met 5 dochters hertrouwde Christiaan in 1918 Amalia Margaretha van Alphen, geboren 1897 te Medan.  Amalia was met hun kinderen in het vrouwenkamp Bangkinang . Zijn broers George Victor en Reinier Louis stierven evenzo  in kamp Bangkinang, ook nichtje Suze van Meurs – Townsend, dochter van zijn zus Eugenie Townsend – Holtzapffel. Eugenie overleed  in het kamp Missiecomplex te Padang.

Holtzapffel, George Victor, geboren 9 sept 1884 Padang overleed 23 juli 1944. Zoon van Jan Christiaan Holtzapffel (1849 – 1941) en  Cornelia Wilhelmina Margaretha von Liebenstein (1856 –  1938). Beiden geboren, gehuwd en overleden in Padang.  Vader Jan Christiaan was eigenaar van toko, binderij en drukkerij Insulinde.  George begon zijn beroepsleven 1904 –1909 als redacteur van de krant de Padanger, in eigendom van zijn vader. In 1917–1932 was hij werkbaas bij de Burgerlijke Openbare Werken te Padang Sidempoean.   Ook zijn broers Reinier Louis en Christiaan Alfred stierven in kamp Bangkinang, idem nichtje Suze van Meurs-Townsend, dochter van zijn zus Eugenie Townsend -Holtzapffel. Eugenie overleed  in de internering te Padang.

Holtzapffel, Reinier Louis, geboren28 sept 1893 in Padang, overleden 7 sept 1944. Zoon van Jan Christiaan Holtzapffel (1849 – 1941) en  Cornelia Wilhelmina Margaretha von Liebenstein (1856 – 1938). Beiden geboren, gehuwd en overleden in Padang.  Vader Jan Christiaan was eigenaar van toko, binderij en drukkerij Insulinde  Reinier was oa klerk van de weeskamer, raad van justitie en het residentiekantoor. Daartussen was hij even  werkzaam in toko Insulinde. Ook zijn broers George Victor en Christiaan Alfred stierven in kamp Bangkinang, idem nichtje Suze van Meurs – Townsend, dochter van zijn zus Eugenie Townsend – Holtzapffel. Eugenie overleed  in  het kamp te Padang. 

Honnebier, Gerrit Balse, geboren 7 okt 1890 in Haarlem overleed 7 juni 1945. Zijn ouders waren rijtuigenfabrikant  Franciscus Jacobus Honnebier(1865  Haarlem – 1943 Haarlem) en voormalig kinderjuffrouw Cornelia Helena de Vaal. (1863 Amsterdam – 1923 Haarlem). Zijn broer Frans was in 1914 te Indië en werkte bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Gerrit reisde hem na in 1917, werd aangesteld door de BPM als boormeester te Pladjoe. Vanuit die plaats kwam er een handschoenhuwelijk met de Haarlemse  Veronica Bot (1892 Haarlem – 1981) dochter van timmerman Gerrit Bot (1865 Medemblik – 1953 Haarlem) en Diewertje Schoon (1863 Medemblik – 1952 Haarlem).  Dit  was te Haarlem 6 febr 1919 en twee maanden later vertrok ze naar Pladjoe. Ze kregen twee kinderen. Veronica en een zoon waren gevangen te Java. Gerrit werkte in 1941 bij de tinmijnen te Pangkalpinang.

Huber, Anna Maria, geb 28 maart 1871 in München overleed 22 mei 1945. Ze huwde 10 aug 1893 te Padang met  George Heinrich  Gottlieb Kling (1858 Schiltz, DLd -) zoon van Johan Kling en Margaretha Kreutzer.  Hij ging als soldaat naar Indië in 1884. Werd tokohouder van kleding, kleden, parfumerieën, en was ook  coiffeur. Hij noemde het bedrijf Toko Europe en  na de scheiding in 1903 nam Anna Maria de toko in eigendom.  Hij ging in 1909 naar Bronbeek, Arnhem en vertrok daar in 1916.   Te Padang 17 aug 1904 hertrouwde Anna Maria  de landmeter en taxateur van vaste goederen Gustave William Robinson (1853 Batavia – 1926 Padang). Zoon van de Javaanse Atiedja  en in 1856 genaturaliseerde Gustave George Robinson uit de Seychellen . Hij was weduwnaar van Henriette Jacoba Frederike Orth en  Anna Maria kreeg 2 kinderen met hem.

I

Isa, geboren 9 april 1871 overleed 26 juli 1944. Vermoedelijk was ze een Indonesische partner van Abraham Fortunatie, soms gespeld als Fortunati. Abraham was geboren 12 maart 1874 in Magelang en overleed 7 april 1939 te Padang, zoon van Elisabeth van den Berg en adjudant onderofficier  Abraham Fortunatie (1831 Leiden – ). Hij had betrekkingen bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij en de staatsspoorwegen te Sumatra.  In 1942 woonde ze te Padang in de wijk/kampong Simpang Anam.

J

Jansen, Eduard Christiaan, geboren 4 nov 1942 in Padang overleed 24 april 1944. Eduard  werd november 1942 geboren  in het interneringskamp Missiecomplex te Padang, waar zijn moeder, oudere zus en broer waren.  Zijn moeder was Ietje van der Geugten (1919 Palembang – 1998 Silvolde). Zijn vader was Eduard Christiaan Jansen, ambtenaar In-en Uitvoerrechten, gestationeerd te Emmahaven, bij Padang(1913 Wlingi – 1978 Silvolde),   verblijvend in  het mannenkamp te Padang en later te Bangkinang.

Jongh, de, Pieter Freerk, geboren 9 april 1941 in Rengat en overleden 16 sept 1944. Zoon van Edine Caroline Anna Meiss (1917 Soerabaja – 1963 Laren) en de werknemer van de Bataafsche Petroleum Maatschappij  Pieter de Jongh (1910 Den Helder – )  Moeder Edine beviel in juli 1942 in  het kamp Missiecomplex Padang van een zoon en  zij werden later gedeporteerd naar kamp Bangkinang.  Vader Pieter de Jongh was krijgsgevangene elders.

K

Kainde, Marie Elisabeth overleed 14 febr 1944 door ondervoeding.  Ze was geboren 28 mei 1942  in  een kamp  (voorheen hospitaal) te Sawah Loento . Later kwam ze met haar moeder terecht in vrouwenkamp Bangkinang. Haar ouders waren Lucie Mathilde Urban geboren 1916 in Sawah Loento en Eduard Kainde (1906 Menado – 1955 Den Haag). Eduard was opziener bij de Ombilinmijnen te Sawah Loento en verbleef in het mannenkamp te Bangkinang.

Kamsma, Frederik Jacob Daniël, geboren 3 juli 1865 te Padang overleed 10 sept 1944. Zoon van Dirk Feike Kamsma  (1817 Amsterdam – 1873 Soerabaja) die  ca 1859 als onderofficier naar Indië ging en pensioneerde als luitenant.  Frederiks moeder was Johanna Cornelia Voordewind (1833 Soerabaja – 1919 Weltevreden) Hij werkte ca 43 jaar voor het gouvernement op de kantoren.  Begon in (1886) als klerk ter Algemeene Secretarie Raad van Indië. Toen (1893 – 1907) als commies bij de procureur – generaal van het hooggerechtshof in Batavia. (1907) wees –  en boedelkamers op diverse standplaatsen en ca 1929 pensioneerde hij bij de weeskamer van Padang.   Gehuwd 15 mei 1893 in Batavia met Janette  Henriette Vetter (1868 Makassar – 1952 Haarlem). Dochter van Jan Vetter (1843 Makassar – 1903 Meester Cornelis) en Henriette Maria Bagman (1846 Makassar –  1889 Padang). Janette en 3 dochters waren ook  in kamp Bangkinang, met kleinkinderen en stiefkleinkinderen. Een schoonzoon Bernardus van der Weerdt overleefde het mannenkamp niet.

Kapteijn, Dirk, geboren 4 april 1894 in Amsterdam overleed 5 aug 1945. Zoon van Dirk Kapteijn (1865 Lekkerkerk –  1940 Amersfoort), telegrafist bij de Staatsspoorwegen, en van Catharina Emke van der Waeijen Pieterszen (ca 1864 Middelburg – ca 1914 Amsterdam). Dirk arriveerde te Java in 1916,  werkte bij het Binnenlands Bestuur, werd korte tijd journalist en daarna gemeentesecretaris in Tegal en Madioen. Burgemeester van Menado (1938) en van Padang(1940).  In 1920 huwde hij Theodora Maria Antoinette Barends (1896 Meester Cornelis – ), dochter van Frederik Willem Cornelis Barends en  de Chinese vrouw Kap Nio (christelijke doopnamen : Antoinetta Clasina Klap).  Hij scheidde  Theodora  in 1937. Ze hadden 3 kinderen, waarvan de jongste verbleef in het vrouwenkamp Bangkinang met zijn stiefmoeder Cato Johanna Desiree Klumperbeek (1905 Soerabaja – 1992 Den Haag), dochter  van Louis Klumperbeek (1862 Amsterdam – 1912 Malang) en Karoline Virginie Hoff (1875 Salatiga – 1968 Zandvoort).

Karthaus, Paulus Franciscus Josephus
, geboren 28 april 1877 in Soerabaja overleed 9 jan 1945. Zoon van Franciscus Eliza Ferdinand Maria Karthaus (1849 Soerabaja –  1919 Batavia)  en  Josephine Elisabeth van Zee (1853 Padang –  1923 Djokjakarta) Franciscus was tokohouder, hotelmanager, na 1900 bouwkundige te Weltevreden en administrator van Werf de Industrie te Weltevreden.  Paulus was controleur van het Binnenlands Bestuur ( BB)  en assistent-resident op diverse plaatsen. Hij pensioneerde in 1931 als resident van Timor en onderhorigheden. Paulus huwde Johanna Maria Margaretha Soetbrood Piccardt, (1881 Padang –  1908 Telok Betong) dochter van Laura Barbe Adrienne Pierard (1853 Padang –  1946 Buitenzorg) en de luitenant Pieter David Gualtherus Soetbrood Piccardt  (1846 Langerak –  1903 Padang). Paulus had 3 jonge kinderen toen Johanna overleed in het kraambed. Hun dochter Laura  werd Franciscanessenon en  stierf in 1943 in een van de  jappenkampen te  Banjoe Biroe.   In 1911 hertrouwde Paulus met zijn nicht  Louise Marie Caroline Freusberg (1883 Semarang – 1942 Den Haag) Dochter van Maximiliaan Clemens Engelbert Franz Freusberg (1847 Breslau –  1914 Brussel ) en Maria Anna Francisca  Karthaus (1856 Munster –  1904 Brussel)  In 1922 gaat Louise met de kinderen in Nederland wonen.

Kautz, Heinrich Lodewijk, geboren 12 nov 1875 Padang overleed 16 jan 1945. Zoon van de soldaat Johann Jacob Kautz (1833 Zwitserland –  1877 Padang), gearriveerd in 1860  en de Sumatraanse vrouw Elisabeth. Heinrich werkte te West-Sumatra   bij cultuurmaatschappijen, daarna als administrator van de Volksbank Minangkabau te Solok en vanaf 1925 was  hij deurwaarder van de Raad van Justitie te Padang. Aldaar huwde hij 7 december 1912 met Maria Saartje Macawalang (1884 Padang – 1961 Den Haag). Dochter van de spoorwegopzichter Simon Macawalang (ca 1855 – 1930 Padang) en Maria Karolina Jorns (1859 Padang Pandjang –  1934 Padang).  Maria Saartje was met  twee dochters en twee kleinkinderen ook in kamp Bangkinang . Een zoon van Heinrich en Maria sneuvelde januari 1942  bij  Balikpapan aan boord van een  Glenn Martin. Een andere zoon was krijgsgevangene.

Keim, Philip Adriaan, geboren 23 jan 1879 Sluis, overleden 12 jan 1945. Zoon van werkman Johan Philip Keim  (1853 Sluis – 1921 Sluis) en  Elizabeth Bosschaart (1854 Souburg –  1946 Souburg), dienstmeid bij haar huwelijk. Philip kwam in 1899 naar Indië. Hij nam ontslag uit het leger in 1915 en werd kastelein van de sociëteit Eendracht te Padang. Hij huwde Maria Carolina Amalia Schreuder (1873 Meester Cornelis –  1956 Wijk aan Zee)  in 1915. Maria, was in het vrouwenkamp met  een kleindochter en een dochter, diens man Alfred Brard overleed in het mannenkamp. Een zoon was krijgsgevangene. Philip en Maria hadden twee zonen die omkwamen in WO II, een zoon overleefde als krijgsgevangene. Een vierde zoon was bij Philip in het mannenkamp, terwijl zijn vrouw en kind in het vrouwenkamp verbleven.

Kenlay, Isidore Jimmy, brit  en geboren 27 okt 1894 te Penang, Malakka overleed 20 april 1945. Zoon van Solomon Kenlay en Anetta Kaufman. Hij was klerk en stenotypist te Singapore.

Kessler, Ruth , geboren 19 okt 1918 in Malakka overleed 16 juni 1945.

Keuskamp, Erica, geboren 20 maart 1933 in Sawah Loento, overleden 24 april 1944. Dochter van Johannes Franciscus Egbertus Keuskamp (1908 Padang Pandjang  –  1944 Fort van der Capellen) en Irene Elsa Francisca Seithen (1908 Atjeh –  1943 kamp Bangkinang). Een broertje overleefde een kamp te Padang niet (1940 –  1942) Haar moeder en tante Johanna stierven evenzo in kamp Bangkinang en haar vader en diens broer overleden als geïnterneerde  te Fort van der Capellen. De broers waren opzichter bij de ombilinmijnen, Sawah Loento. De echtgenote en kinderen van vaders broer waren ook in  kamp Bangkinang.

Keuskamp, Johanna Francisca Henrika,
geboren 31 okt 1909 in Padang. Overleden 24 nov 1944. Ouders: Franciscus Johannes Keuskamp ( 1876 Den Haag –  1934 Sawah Loento) en Johanna Catharina van Ling (1890 Batipoeh – ). Franciscus was sergeant in het OIL, politieopzichter te Emmahaven, opzichter ombilinmijnen te Sawah Loento. Johanna huwde met Paul Eduard van Don  (1902 Sawah Loento  –  1956 Den Haag), opzichter  bij de kolenmijnen Ombilin te Sawah Loento. Zoon van Iman van Don (1874 Solok –  ) en Anna Walter (1873 Keboemen –  ) en krijgsgevangene in 42-45. Johanna was met 3 kinderen in het kamp. Er waren meer familieleden in Bangkinang, waar schoonzus Seithen en haar dochter overleden .  Twee broers van Johanna overleden te  Fort van der Capellen in een jappenkamp.

Klamer, Magdalena  Maria  Cornelia, geboren 28 dec 1858 Amsterdam, overleden 27 juli 1945. Magdalena was dochter van de  timmerman Andreas Petrus Klamer ( 1825 Amsterdam – ) en Woutera Vivie (1824 Amersfoort –  1897 Amsterdam)   Ze  werd ingewijd  mei 1875  onder  de naam Zuster Euphrase  bij  de Zusters van Tilburg .  De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon op 12 juli 1885 in Padang en zuster Euphrase was een van de oprichtsters en begon met een taalschool .   De congregatie deed veel onderwijs organiseren, met name voor Chinese en Europese kinderen.  11 zusters van haar orde te Padang overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7).

Kleijn, Pieter Cornelis, geboren 18 jan 1887 Den Haag, overleden 25 febr 1945. Zoon van Pieter Cornelis Klein (1847 Den Haag –  1910 Den Haag) smid bij zijn huwelijk met  Pieters moeder Hendrikje Dellebarre, dienstbode voor haar huwelijk (1847 Groningen –  1889 Den Haag)  Ergens na 1916  vertrok hij naar Indië en was employé bij diverse ondernemingen in de rubber, maar ook op een belastingkantoor.  In 1942 werkte hij in de rubberrestrictie.

Klein, Johanna Louise, geboren 18 juni 1910 in Culemborg, overleden 23 juli 1945. Dochter van Agnita van der Leij (1875 Den Haag –  1955 Zaandam)  en Johannes Adrianus Klein, eigenaar van een melkfabriek  te Culemborg (1873 Culemborg  –  1967 Krommenie ).  Ze was secretaresse bij de ANWB in Amsterdam waar ze in 1937 huwde met  Johannes Jacobus du Saar (1909 Loenen –  1991 Purmerend).  Hij kreeg een baan bij Portland Cement, nabij Padang en maart 1939 voeren ze met de Christiaan Huygens naar Sumatra. Johannes was in de mannenkampen  van Padang en Bangkinang.  Na de oorlog hertrouwde hij met onderwijzeres Lucie Irene Chatelin van Padang. Evenzo gëinterneerde van kamp Bangkinang.  Johanna Louise was in de kampadministratie bekend met de naam Dusaar/ du Saar.

Klören, Johannes Frederikus , geboren 31 aug 1900 in Utrecht, overleed 30 april 1945. Ouders:  bakker Willem Gerardus Dominicus Klören ( 1871 Tiel – 1946 Utrecht) en Hendrica Theodora Verboekent (geboren en overleden in Utrecht 1867 en 1932). Johannes was  technisch PTT-ambtenaar en vertrok in 1929 naar Indië, een jaar na zijn broer Willem en 35 jaar na zijn oom Frits (militair en spoorwegman).  Hij voer af in 1927 pas gehuwd met  Maria Citeur  (1903 Woerden – 1936 Kediri), dochter van de melkslijter Hendricus Citeur (1843 Breukelen – 1923 Woerden) en Johanna  Maria den Broeder ( ca 1865 Woerden – 1941 Woerden). Januari 1942 hertrouwde hij te Kediri met Augustine Philippi (1903 Kertosono – ) die ook te kamp Bangkinang verbleef.

Knaap, van der, Maria Wilhelmina Leonora, geboren 17 jan 1886 Poeldijk, overleden 29 maart 1944. Haar kloosternaam was Zuster Ursula, haar gegeven bij de  Zusters van liefde. Ook wel genoemd Zusters van Tilburg  De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon op 12 juli 1885 in Padang, in West-Sumatra. De congregatie deed veel onderwijs organiseren, met name voor Chinese en Europese kinderen. 11 zusters van haar orde te Padang overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7). Ouders: tuinier Wilhelmus Nikolaas van der Knaap (1848 Naaldwijk –  1925 Den Haag)  en  Anna Wilhelmina Johanna Francisca Pauwels (1860 Monster –  1892 Den Haag).

Kok, Willem Adriaan Louis, geboren 3 nov 1899 Semarang overleed 3 januari 1945. Zijn  kloosternaam was Frater Claudius, lid van de Fraters van Tilburg, ook wel genoemd de Capucijnerorde. Voluit was de naam De Congregatie van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid. Zoon van de luitenant van de infanterie Pieter Kok (1869 Amsterdam –  1911 Meester Cornelis) en  Joanna Adriana van Bremen (1869 Amsterdam –  1944 Raamsdonk) . Toen Pieter overleed ging Joanna met de kinderen terug naar Nederland en werd onderwijzeres op een katholieke jongensschool in Tilburg, waar Willem toetrad tot de Capucijnerorde.   Vijf fraters begonnen mei 1923 een afdeling te Padang.  Frater Claudius was een  van hen. Hij  werd onderwijzer van de RK  Europese lagere school in Padang   en organiseerde de roomskatholieke zangkoren.

Kornmann, Gustaaf Jozef Maximiliaan, geboren 23 febr 1906 in Padang, overleed 8 april 1944. Doodsoorzaak was zelfmoord.  Zoon van Maximilian Josef Kornmann (1876 Padang –  1946 Jakarta) en Sophia Gerarda Adriana van Meurs (1880 Padang – 1929 Bandoeng).  Maximilian was klerk op residentiekantoren en  commies te gouvernementsbureau. Gustaaf werkte als gemeenteambtenaar en was gehuwd met de Niassche vrouw Bongsu. Zijn tante Anna Körnmann overleed in kamp Bangkinang.

Kornmann, Anna, geboren 18 sept 1885 Padang, overleden 13 juli 1946. Ouders: koffieplanter Frederik Wilhelm Kornmann (ca 1832 – 1889 Padang) en Wilhelmina Henriette Johanna Knollaert (1844 Padang – 1913 Padang). Anna werkte bij  de  staatsspoorwegen te Padang. Ze pensioneerde in 1932 en woonde in 1942 te Emmahaven bij Padang. Haar neefje Gustaaf Jozef Körnmann overleed in kamp Bangkinang.

Kouwenhoven, Eldert, geboren 19 mei 1890 Sondel, Gaasterland overleed 12 aug 1944. Zoon van  Harmen Kouwenhoven (1856 Oudemirdum –  1942 Balk) en Marttje Betzema (1861 Sondel –  1925 Oudemirdum). Bij  hun huwelijk  te Gaasterland in 1889 resp landbouwer en dienstmeid. Eldert werd te Indië aangesteld in de functies  opzichter en bouwkundige. Laatstelijk te Padang. In dec 1915 huwde Eldert te Hoogeveen met de daar getogen Chrissina Johanna Leijssenaar (1893 Hoogeveen –  1972 Utrecht)  en niet veel later gingen ze naar Indië waar vier kinderen werden geboren. Haar ouders waren de schoenmaker Jacob Leijssenaar (1853 Hoogeveen –  1905 Hoogeveen) en  Maria Hartman (1856 De Slood –  1922 Hoogeveen). Chrissina was met de jongste dochter ook te kamp Bangkinang, Een andere dochter  verbleef te jappenkamp Banjoe Biroe . De oudste dochter werd niet geïnterneerd vanwege haar Duitse echtgenoot. Een zoon was in Zuid-Afrika in die oorlogsjaren. 

Kraft, Marinus Joannes Josephus, geboren 6 jan 1889 Fort de Kock, overleden 16 mei 1945. Ouders:  Hendrika Elisabeth Holland (1850 Purmerend –  1921 Padang) en Johannes Josephus Kraft (1856 Amsterdam –  1923 Padang), tokohouder te Fort de Kock en later directeur Padangse Hotel Atjeh, waarna scheepsleverancier.  Marinus begon zijn beroepsleven als ambtenaar in- en uitvoerrechten, vervolgens enkele jaren als boekhouder te Fa Haacke & Co en nog later was hij verbonden aan de Padangsche spaarbank .
Meerdere  familieleden waren in de kampen, waaronder zijn broer en diens dochter te Bangkinang .
Marinus huwde de zus van zijn baas in 1918:  Hendrika Christina Haacke (1889 Padang –  1965 Baarn), dochter van  de firmant  handelshuis Haacke&Co  Henrich Jan Pieter Haacke ( 1858 Amsterdam – 1916 Padang) en Charlotta Joessuva von Liebenstein (geb en overl in Padang 1863 –  1927). Zij en haar familieleden  waren in de kampen te  Bangkinang , zoals haar zoon uit een eerste huwelijk en diens echtgenote en baby. Zuster Cornelia Haacke  overleed in dit kamp.  Haar broer Heinrich stierf te Padang, nog voordat hij naar  kamp Bangkinang zou gaan. Zijn echtgenote Johanna Augusta  Demmink overleed in het vrouwenkamp.  Anderen uit de familie Haacke overleefden de jappenkampen elders ook niet.

Kreeuseler, Johanna Elisabeth Cornelia, geboren 28 mei 1889 in  Ternate, overleden 10 juni 1945. Dochter van de klerk op het residentiekantoor Ternate Louis Willem Matthias Kreeuseler (1867 Ternate – 1907 Ternate) en Antoinette Elisabeth Geertruida Windhouwer( 1866 Ambon –  1935 Ternate). Ze huwde 25 nov 1908 in Ternate met Henri Schreuel (1867 Batavia –  1915 Soerabaja), beambte bij de in- en uitvoerrechten (douane).  Hij was zoon van Mimi Boelen (1836 Batavia –  1892 Batavia) en Jacobus Hermanus Schreuel (1824 Nijmegen –  1906 Batavia), die als militair naar Indië ging, gageerde ca 1851 , daarna koopman, tokohouder, en regent weeshuis, bode weeskamer te Semarang. Johanna was in het kamp in gezelschap van haar dochter met zoontje. Haar schoonzoon was elders als krijgsgevangene.

Krijgsman, Karel, was geboren 13 jan 1876 in Padang, overleden 27 mei 1944. Hij was zoon van Carolina Anna Krijgsman (1852 Sibolga –  1915 Padang).  Karel was employé van de staatsspoorwegen te West-Sumatra   en woonde lange tijd in Emmahaven bij Padang. In 1906 huwde hij te Padang met Augustine Mathilde Davies (1890 Padang Pandjang – 1938 Soerabaja)/ Dochter van de spoorwegman Alexander Felix Richardson Davies (1866 Padang – 1909 Padang) en Si Rasoati.  Ze kregen vijf kinderen. Karel hertrouwde in 1940 te Padang met de Indonesische vrouw Idja.

Kruithof, Willem Frederik, geboren 3 juni 1863 te Soerabaja, overleed 16 juni 1944. Zoon van  Norbia en de fuselier Fredrik Kruithof (1833 Zaandam –  1903 Padang), sinds 1858 in Indië.  Willem en zijn broer werden door hun vader in het militaire pupillenkorps te Gombong geplaatst. In 1880 ging hij over naar het Oost Indisch leger als fuselier en nam ontslag in 1895. Hij werd employé bij de staatsspoorwegen te West -Sumatra. Woonde als stationschef in de regio  op diverse plaatsen en na zijn pensionering in 1915 naar Java verhuisd.   In 1881 had hij een relatie met Arbia en een dochter werd geboren.   Willem huwde  te Padang Pandjang 9 nov 1895 met Elisabeth Zijselt,  aldaar geboren in  1866 , gestorven in het vrouwenkamp Bangkinang op 13 april 1945. Ook schoonzus Mathilde Pijpers kwam om in dit kamp.

Kuiper, Hendrik Jurriaan Coenraad, geboren 10 jan 1942 te Padang, overleden 13 febr 1944. Zoon van de KNIL-kapitein Jurrien Coenraad Kuiper ( 1909 Oudehakse – ) en Grietje Bakker (1911 Burum, Kollumerland – ) Jurrien werkte aan de birma-siamspoorlijn en Grietje was met een dochter in het vrouwenkamp Bangkinang.

Kulk, Klazina Lijntje, geboren te Leiden 20 maart 1900 en overleden 17 juni 1944. Ouders:  werknemer in een koffiehuis Maarten Kulk (1868 Alkemade –  1936 Leiden)  en   Maria Cornelia van den Oever (1871 Haarlemmermeer –  1917 Leiden). Klazina huwde  2 febr 1924 te Leiden met IJsbrand Paulus Visser (1900 Veere –  1979 Amsterdam). Hij was zoon van bootsman Philippus Pieter Visser (1867 Vlissingen – 1944 Rotterdam)  en  Wilhelmina Catharina Jansen (1866 Vlissingen – 1938 Rotterdam). In 1924 naar Indië gestuurd als  beambte voor het Binnenlands bestuur te Indië.  Hij was krijgsgevangene in 1942–1945. Klazina en IJsbrand  vertrokken  februari 1924 vanaf Rotterdam naar Indië met het stoomschip  Tambora . Er werden in 1928 en 1930 twee dochters geboren die met haar in het vrouwenkamp verbleven.

L

Lange, Johannes Robertus, geboren 9 aug 1889 Padang overleed 2 sept 1945. Zoon van  Fatima en de koffieplanter  Johannes Robertus Lange (1843 Batavia – 1900 Fort de Kock). Hij was architect van de Burgerlijke Openbare Werken (BOW), afdeling waterstaat en huwde met Phoa Kam Nio (1890 Padang – 1966 Rotterdam), dochter van  A Jot Poa en  Oepik Gadang Si. In 1942 was hij gepensioneerd en woonde te Fort de Kock.

Leidelmeijer, Helena, geboren 3 aug 1928 in Ampenan, Lombok, overleed 19 mei 1945. Haar moeder Marie Henriette Eduardine Straube (1907 Soerakarta –  1995 Leidschendam) was te Ampenan klerk bij de PTT. Voorheen was ze klerk in het residentiekantoor van Pasoeroean. Ook Helena’s vader Eugene Leidelmeijer (1904 Soerabaja – 1965 Den Haag ) werkte bij de PTT. Eugene was in 1942 werkmeester telefoondienst PTT  te Padang en kwam terecht in het mannenkamp Bangkinang. Moeder Marie Straube verbleef met 7 kinderen in het vrouwenkamp.

Lichthart, Leendert, geboren 17 maart 1886 Padang Sidempoea, zuidelijk van Sibolga. Hij overleed 27 aug 1945. Zoon van de Javaanse Mina en Pieter Lichthart (1842 Oosterhout – 1923 Padang). Pieter, ca 1872 in Indie komend,  was opzichter van de waterstaat ( Burgerlijke Openbare Werken) tot 1893 en werd daarna aannemer te Padang (genaamd civiel bouwkundige).   Leendert werkte in 1906 –1914  te Padang als hoefsmid en reparateur van metalen huishoudvoorwerpen. Vanaf 1915 tot ca 1934 was hij opzichter van de Waterstaat (BOW).  Leendert huwde  maart 1909 met Cornelia Augustina van Möschel (1886  Padang – 1909 Padang),   dochter van Carl Frederik van Möschel (1851 Padang – ) en Eliza Margaretha Theuvenet (1858 Padang – 1941 Padang). Een neefje van Leendert was met vrouw en 1 kind in kamp Bangkinang en diens oudste dochter overleed in het kamp missiecomplex te Padang. Cornelia’s zus Christina Brouwer von Gonzenbach – van Möschel en nicht Johanna Bijarelle stierven in het kamp Bangkinang.

Liebenstein, Emma Emalia, geboren 31 dec 1867 in Padang, overleed 1 juni 1944. Dochter van Wilhelm Balthasar von Liebenstein (1830 Padang – 1868 Padang) en Sie Roemie Atie, die de christelijke doopnaam Rosalie aannam. Emma huwde in 1908 te Kediri met Charles Pieter Rosenquist (1860 Soerabaja – 1936 Bandoeng) opzichter Burgerlijke Openbare Werken en  ca 1923 gepensioneerd als architect bij de Waterstaat. Hij was sinds 1906 weduwnaar van Rosalie Nix en zoon van Augustina Frederika  Albertina Portier (ca 1827 Soerakarta – 1889 Soerabaja)  en Albertus Levinus Rosenquist (ca 1824 Grissee – 1882 Soerabaja), klerk assistent-residentiekantoor te Madoera, zoutverkooppakhuismeester.

Liebenstein, Ludwig Friedrich Wilhelm Carl, geboren 14 febr 1875 in Padang Pandjang overleed 12 april 1944.
Zoon van Carl Eugenius von Liebenstein (1831–1887 ) en Christina Magdalena Krijgsman (1834–1908), beiden geboren, overleden en gehuwd te Padang.  Carl Eugenius was te Padang boomwachter (douane in haven).  Ludwig was klerk en commies bij  diverse gouvernementskantoren te West-Sumatra   en ging juli 1928 met pensioen als ontvanger te Sibolga. In 1915 huwde hij in Goenoengsitoli met Tio Soen Nio (1885 – 1950). Zij was met twee dochters en een zoon ook te kamp Bangkinang. Tientallen nazaten van de familie von Liebenstein werden geïnterneerd, de meesten in de kampen van Padang en Bangkinang.

Lindsay, Percy,  Brit, geboren ca 1890, overleed 26 febr 1945. Hij was ingenieur van Perak River Hydro-Electric Power Company te Singapore en vluchtte per boot van Singapore met zijn echtgenote. Percy werd in 1950 herbegraven.

Loevendie, Adrianus Jacobus, geboren 1 jan 1888 in Vught, overleden 27 april 1945. Zoon van koperslager/loodgieter Wilhelmus Loevendie (1847 Den Bosch –1898 Utrecht) en Gertrudis Buuts (1857 Oss – 1908 Amsterdam) Adrianus was werkzaam voor de Bataafsche Petroleum Maatschappij te Padang. In 1921 ging hij voor  negen maanden naar Nederland.  Een broer van Adrianus ging eerder als militair naar Indië, nam ontslag en werd cipier te Djokjakarta.

Lokman, Cornelia Maria. Geboren 25 febr 1893 te Amsterdam overleed 19 mei 1944. Ouders: de smid Hendricus Andreas Lokman (1853 – 1933) en Elisabeth Maria  Wognum (1857 – 1937), beiden geboren, gehuwd en overleden in Amsterdam. Ze was van de orde Franciscanessen van Bennebroek die sinds 1925 een convent had te Sawah Lunto. Cornelia nam de kloosternaam Zuster Elisabeth aan en was onderwijzeres namens de orde die scholen beheerden met veel Chinese kinderen. Vier zusters uit haar convent overleden te kamp Bangkinang.

Londt, Albertus Josephus Paulus, geboren 16 april 1888 te Padang overleed 17 juli 1944. Zoon van Andries Londt ( 1849 Padang –1926 Padang) en de Niasse vrouw  Saratima (ca 1863 Nias- ). Albertus werkte te Padang bij de staatsspoorwegen, daarna bij de Electriciteits Centrale en tot 1942 bij een baggerbedrijf als machinist. Hij huwde in 1924 te Padang met Tasia, met haar waren er drie kinderen.  De schoonvader van hun dochter was Hendrik Mully, ook overleden te kamp Bangkinang. Nicht Mathilde Leonie Londt overleefde het vrouwenkamp niet.

Londt, Mathilde Leonie, geboren 7 april 1872 te Padang overleed 16 aug 1944. Ouders: Sarie Ambon en Robbert Hendrik Londt (1883 Padang – 1920 Padang), schrijver in het Militair Hospitaal.  Mathilde huwde in 1896 te Solok (midden Sumatra) met Johan Baptist Gevelhof (1863 Benkoelen – 1941 Padang)  Zoon van  Oepik Ketjil en de militair Johannes Gevelhof (1825 Loon op Zand – ). Johan kwam via het pupillenkorps te Gombong in 1876 bij het Oost Indisch leger als fuselier waar hij in 1885 gegageerd werd. Hij werkte daarna voor de staatsspoorwegen te West-Sumatra  tot aan zijn pensionering in 1914. Neef Albertus Josephus Paulus Londt stierf in Bangkinang.

Lorang, Jan Hugo Gerard, geboren 3 nov 1926 in Banjoemas overleed 17 april 1945. Zoon van deurwaarder Gerardus Lorang (1901 Medan –1981 Zwolle) en Louise Marie Cecile Willems (1897 Banjoemas – 1969 Driebergen).

M

Maarseveen, van, Ernst Rudolf, geboren 18 juni 1874 te Solok, overleden 28 aug 1945. Ernst was planter eerst te Loeboe Sampir en later nabij Padang. Zoon van bestuursambtenaar en planter van koffie en cassia Hendrik  Jillardus Adriaan van Maarseveen (1849 Cheribon – 1921 Loeboe Sampir, Solok).  Zijn moeder was Elise Sophie van Olden (1850 Muntok – 1894 Loeboe Sampir, Solok).

Maenen, van, Hermanus Geert Hendrik , geboren 29 juli 1883 in Amsterdam, overleed 28 april 1945. Ouders:  de Amsterdamse zeeman Alexandre Joseph Charles van Maenen (1858 –1929) en Everdina Alida Reussien (1862 Veendam – ca 1901).   In 1901 naar Indië gegaan voor het leger en in 1907 afgezwaaid. Werd opzichter bij de staatsspoorwegen te West-Sumatra , pensioneerde  in 1932. Hij bleef wonen aan de baai van Padang  en  overleed aan dysenterie in het bijzijn van een geadopteerde stiefzoon.  In 1911 huwde  Hermanus  met Anna Christina Scheurkogel ( 1887 Soemenep – 1921 Padang),  van wie twee kinderen. Haar ouders waren Lambertus Scheurkogel (1856 Schiedam – 1937 Soerabaja) en Anna Christina Tawaris (1866 Soemenep – 1930 Padang) . Met Oepik Ketek  kwamen er nog  twee kinderen en hij adopteerde haar zoon.

Maidman, Eduard , geboren 2 febr 1919 te Muara Aman, Benkoelen overleed 6 oktober 1945. Zoon van Jane Catharina Maidman (1891 Padang – 1935 Padang). Eduard was ambtenaar bij de bevolkingsrubberrestrictie. Zijn oma Nancy Freeth had twee zussen Freeth en een echtgenoot van der Heijde die ook in kamp Bangkinang overleden.

Maidman, Hendrik, geboren 13 nov 1869 in Kajoetanam bij Padang. Overleden 1 mei 1945. Ouders:  douanier te Padang Olivier Maidman (1841 Padang – 1874 Padang) en Tia Henger (1842 Padang –  1878 Padang Pandjang).  Hendrik’s  was wegenopziener. En daarvoor werkzaam op de  koffieplantages in de regio Solok.

Maidman, Nannij, geboren 27 okt 1879 in Padang, overleed 29 mei 1944. Ouders:  Richard Maidman  (1822 – 1885) en Elisabeth Kornmann (1833 – 1855) Beiden geboren en overleden te Padang. Richard was werknemer van een transportbedrijf te West-Sumatra.

Makkink, Johanna, geboren 27 aug 1881 in Zutphen, overleden 6 aug 1944. Dochter van de steenhouwer en rentmeester Harmen Makkink (1838 Zutphen – 1930 Arnhem) en Geertje Portheine (1857 Kampen – 1925 Arnhem). Johanna huwde in 1903 te Zutphen met de tandarts Willem Kolk (1874 Groningen – 1957 Maarn).  Zijn ouders waren lakenkoper Hero Kolk (1842 Oude Pekela – 1925 Amsterdam) en Beitske Muurling (1850 Aengwirden – 1885 Groningen). Hij opende in 1940 een praktijk te Fort de Kock en ging ook deze  Sumatraanse burgerkampen in.  Hun zoon, wonend te Fort de Kock,  was krijgsgevangene als luitenant.

Margés, Fernando Francisco Marinus, geboren 8 okt 1943 Padang overleed na drie maanden op 24 januari 1944. Hij moet geboren zijn in het jappenkamp missiecomplex te Padang en zo met  de moeder eind 1943 in kamp Bangkinang terechtkwam. Zoon  van Christian  Andreas Franciscus Margés (1913 Sawah Loento – 1943 Fort de Kock) en Johanna Rademaker(1921 Padang – ). Zijn vader en oom Pieter werden wegens verzetsactiviteiten geëxecuteerd door het Japanse leger. Een oom kwam om bij een slag in de Timorzee.  Twee andere broers  van zijn vader overleefden de birmaspoorweg en het mannenkamp Bangkinang.

Matthijsen, Paul Marie, geboren 13 juli 1892 in Amersfoort, overleden 22 sept 1945. Ouders: Johanna Ottolina Hanrath (1862 Amsterdam – 1948 Zeist) en spoorwegingenieur Frederik Jacob Matthijsen (1857 Helmond – 1938 Bilthoven).  Paul huwde in 1919 te Amsterdam met Elisabeth des Amorie van der Hoeven (1894 Batavia – 1983 Heesch) dochter van Jan des Amorie van der Hoeven (1845 Macao – 1921 Weltevreden) en Elizabeth Joostensz. (1863 Soerabaja – 1941 Soerabaja)  In januari 1920 arriveerden ze te Batavia en Paul werd mijningenieur te Weltevreden.  Met 3 kinderen scheiden ze in 1938. Paul was toen hoofdadministrateur mijnbouwmaatschappij Barisan te Painan. 

Meer, van der, Willem, geboren 31 okt 1909 in Velsen, overleden 14 april 1945. Zoon van Geertrui Johanna Hoorn uit Velsen (1886 – ) en de Harlinger Wiebe Hillis van der Meer (1877 – ), commies rijksbelastingen. Willem werd aangesteld als adspirant controleur van het Binnenlands Bestuur en vertrok in maart 1935 naar Indië  met de Sibajak.  In februari 1939 huwde hij met volmacht  Anna Maria Bertha Hellinga (1913 Velsen – 2008 Baarn).  Hij was in Taloek Indragiri en zij in Hilversum. In maart vertrok Ans naar Indië.  Ze kregen twee kinderen die bij Ans in het vrouwenkamp Bangkinang waren.  En vermoedelijk was er een zoontje  Guy Hellinga geboren in  het kamp  te Padang, waar hij overleed. In 1942 was Willem controleur te Penoeba, Lingga, voor de oostkust van Sumatra. Ook overleed in Bangkinang Adriana van Ree, een aangehuwde nicht van Anna Hellinga. Een broer van Willem kwam terug van de birmaspoorweg.

Meijer, Dirk, geboren 16 sept 1887 in Putte,  overleed 8 mei 1945. Hij was sinds 1936 hoofdagent bij de stadspolitie van Padang en gepensioneerd vóór de internering . Zoon van Cornelis Meijer (1834 Schiedam – 1888 Putte) en Dirkje Ruijzendaal (1868 Putte – 1920 Nieuwveen), dienstbode voor haar huwelijk.

Meijer, Dorothea, geboren 7 maart 1888 te Padang, overleden 24 juni 1945. Ze trouwde Henri Adolf Arie van Lakerveld (1875 Soerabaja – 1934 Padang ) zoon van bouwkundig ambtenaar Arie van Lakerveld (1841 Soerabaja – ca 1914 ) en Henriette Adolphine Lion (-1896 Soerabaja).  Henri was tekenaar bij de staatsspoorwegen te West-Sumatra . Hij overleed in het militair hospitaal van Padang. Haar broer Ernst Meijer, gepensioneerd spoorwegman,  kwam ondervoed en met dysenterie uit kamp Bangkinang. Hij overleed  7 september 1945 in het hospitaal van Padang.

Menning, Henri Ferdinand Clemens, geboren 25 april 1866 nabij  Sibolga, overleed 20 febr 1944. Zijn vader was de gouvernementsklerk Carl Gerrit Lodewijk Menning (ca 1840 – 1918 Padang). Henri was opziener bij de Ombilinmijnen en later was hij werkbaas van de waterstaat te Padang. Hij huwde te Padang in 1894 met Johanna Bernardina Hendrika Wilhelmina Smit (1877 Padang – 1932 Padang), dochter van Cornelis Arend Smit (1827 Amsterdam – 1894 Padang) en Adriana van Riel (1845 Benkoelen – 1888 Padang). Schoonzoon Jacob Reedel stierf  in 1943 te kamp Boei in Padang.

Meyke, Albert, geboren 20 mei 1925, overleden 18 april 1945. Zijn ouders waren de Duitser Otto H. Meyke en  de Chinese vrouw Tioeng Hoea. Beiden overleden in mei 1932 te Padang door ziekte en ondervoeding.  Albert werd opgenomen in het R.K. weeshuis ‘Sint Franciscus’  te Belantoeng in Padang.  In werd hij 1938 gelijkgesteld aan Europeanen.  Samen met fraters en andere weesjongens verbleef hij in mannenkamp Bangkinang, waar hij werkte in de timmerwerkplaats.

Mierlo, van, Herman Joseph Marie, geboren in het jappenkamp Missiecomplex te Padang 21 december 1942 , overleden 22 juni 1945. Zoon van de weeskamer beambte Piet Olivier Aloysius Marie van Mierlo (1914 Breda – 1993 Breda) en Theresia Francisca Josepha Maria Smeets ( 1918 Heesch  –1944 kamp Bangkinang).

Millar, John, geboren Dumbarton, Schotland ca 1885 en overleden 12 april 1945. Zoon van James Millar. Gehuwd met Annie die mogelijk met hem vluchtte uit Singapore op het schip Kuala. Het schip werd gebombardeerd en zonk 14 februari 1942 bij Pompongeiland, oostkust Sumatra.  John was  accountant van tinmaatschappij Straits Trading Co.Ltd, Smelting Works te eiland Pulau Brani.

Mondriaan, Albertus Johannes, geboren 2 sept 1899 in Wilsum overleed 3 sept 1945. Ouders:  Nelligje Heetebrij (1868 – 1937) en veldwachter Hendrik Mondriaan (1864 – 1931). In 1927 arriveerde hij te Indië en ging in 1934 voor zes maanden met verlof naar Nederland. Hij was in 1942 inspecteur van politie te Manggar, Billiton.

Morpey, Richard Eric, geboren 5 maart 1936 in Soerakarta overleed 28 juni 1945.
Zoon van Beatrice Louise Julia Hessel (1910 Semarang – ) en de inspecteur van politie Frederik Morpey (1907 Koedoes – 1947 Padang).

Möschel, van, Christina Wilhelmina , geboren  16 dec 1884 in Padang, overleden 20 aug 1945. Dochter van de burgerschrijver bij de militaire administratie te Padang Carl Frederik van Möschel (1851 – ca 1932) en Eliza Margaretha Theuvenet (1858 – 1941), beiden geboren, overleden en gehuwd in Padang. Ze huwde in 1902 te Padang met Otto Brouwer von Gonzenbach (1879 Batavia – 1956 Amsterdam), zoon van Pierre Richard Brouwer (1850 Banjoemas – 1906 Buitenzorg) en Wilhelmina Adriana Lutter (1852 Blora – 1887 Bodjonegoro).   Pierre was in 1881 griffier bij den Landraad te Bodjonegoro en verkreeg permissie zijn moeders naam von Gonzenbach toe te voegen aan de naam Brouwer. Otto ging in december 1931 met pensioen als commies bij de Ombilinmijn.  Daarvoor was hij secretaris van de assistent-resident in de regio. Christina en Otto woonden in 1942 te Padang. In kamp Bangkinang verzorgde Otto een lijst van overledenen, die hij later meenam. Kinderen en kleinkinderen van Christina waren ook te Kamp Bangkinang. Elders hebben vijf zonen van de veertien kinderen van Christina en Otto  de krijgsgevangenschap niet overleefd.

Mulder, Hendrik, geboren 8 sept 1905 in Ter Apelkanaal, Vlagtwedde overleed 8 juli 1945. Ouders: Jacoba Folkers (1871 Odoorn – 1957 Onstwedde) en de koopman, commissionair Hendrik Mulder (1868 Ter Apelkanaal – 1938 Vlagtwedde). Hendrik huwde mei 1928 met Susanne Vegter (1906 Vlagtwedde – 1929 Soekaboemi) dochter van landbouwer  Jan Vegter (1880 Veendam –  1960 Vlagtwedde ) en Roelfina Hommes (1883 Veendam – 1975 Ter Apel). Ze  vertrokken direct naar Soekaboemi, waar Hendrik aangesteld werd als politieman.  Hendrik verloofde september 1930 met Cornelia Dalhuysen uit Utrecht (1891 – 1958), verpleegster in het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam in 1923 . Ca 1930 woonde ze te Sawah Loento en was verpleegster bij de Dienst der Volksgezondheid in het hospitaal van de Ombilinmijn.  Als politieman zou Hendrik in 1942 wonen te  Tandjung Pinang, Riouw.

Muller, Willem Casper Louis Henri, geboren 24 nov 1889 Den Haag, 6 dec 1944. Zoon van Felix Isidorus Muller (1852 Den Haag – 1918 Den Haag), kapitein kwartiermeester dd 1889 en Henriette Elisabeth Sijthoff (1850 Batavia – 1919 Den Haag). Willem huwde in 1913 te Den Haag met Paulina Margaretha Walhain (1889 Den Haag – 1949 Wassenaar). Haar Haagse ouders: Klazina Petronella Bredero (1865 – 1930 ) en gasfitter Johannes Walhain (1865 – 1958). In 1917 voeren ze naar  Indië waar Willem kon werken als scheikundige in de suikerindustrie. Paulina heeft vrouwenkamp Bangkinang overleefd. Een dochter, ook in dit  kamp met een kind, is  in 1954 naar Canada gegaan.  Een zoon was in 1942 brigadeleider rubberrestrictie en  kwam om als  krijgsgevangene bij het zinken van de Junyo Maru in  september 1944.

Müller, Hans Rembrand,  geboren 19 april 1919 in Bandoeng, overleed 14 april 1945. Ouders:  Johan Hendrik Mulle, geboren 1886  a/b  ss Soenda in het suezkanaal, overleden 1935 te Bandoeng en  Elsina Clasina Christina Bakker (1885 Amsterdam –  jappenkamp Makassar 1945). Hans was radiotelegrafist bij de  Luchtbeschermingsdienst.

Mully, Hendrik Frederik James William, geboren 9 juni 1878 in Muara Labu overleed 7 februari 1945. Zoon van opziener der cultures  William Mully ( 1832 Padang – 1917 Fort de Kock) en Si Pa, die bij de christelijke doop  de naam Sophia aannam. Na meer dan 30 jaar in dienst van  de staatsspoorwegen te sumatra pensioneerde Hendrik in 1932 en bleef in Padang wonen. In 1902 huwde hij Frederika Maagdenberg (1883 Demak – 1935 Padang). Dochter van Isabelle Charlotte Mully (1848 Padang – ), mogelijk een tante van Hendrik.  Een zoon kwam om in het jappenkamp te Fort van der  Capellen in 1944.

N

Nederlof, Huibert, geboren 14 mei 1875 in Batavia, overleden 31 mei 1945. Vader: de timmerman te Batavia Marinus Nederlof (1843 Sliedrecht – 1892 Batavia) en moeder : Florina Maria van Halteren (1852 Oud Beijerland – 1916 Leiden). Huibert was werktuigkundige van de staatsspoorwegen te West-Sumatra .  Hij huwde  in 1904 met Adele Johanna Josephine Rijke (1885 Padang Sidempoean – 1975 Beverwijk) dochter van de padangers Julie Victorine Hortense de Torbal (1866 – 1937 Malang) en Pieter Kornelis Jan Rijke (1859 – 1911), via het korps Pupillen gerekruteerd voor het Oost Indisch leger. Later was hij  als burger opziener der wegen, ook aannemer en met Julie beheerder van Pension Rijke te Kampong Djawa, Padang.

Nieuwkerk, Willem Ferdinand, geboren 15 augustus 1892 in Den Haag overleed 13 juni 1945. Hij was zoon van de stenograaf Tweede Kamer Willem Ferdinand Nieuwkerk ( 1856 Amsterdam – 1916 Voorburg) en Antje de Leeuw (1855 Den Haag –  1944 Velp). Hij werd  stuurman van de paketvaart te Indië. Willem junior ontmoette mogelijk in 1914 nog net zijn oom te Palembang, eigenaar van een toko en hotel. Een paar jaar later kwam zijn broer naar Indie als ambtenaar van het binnenlands bestuur en hij werd later stenograaf bij de Volksraad.  In 1923 huwde Willem te Amsterdam met Anthonia Hendrika de Does (1893 Rotterdam –  ) dochter van uitgever  Anthony de Does (1870 Zierikzee –  1860 Bussum)  en Hendrika Coppij (1875 Rotterdam – 1944 Bussum). In 1942 was hij loods met standplaats Emmahaven bij Padang. Zijn echtgenoot  overleefde met twee kinderen het vrouwenkamp Bangkinang.

Nisters, Anna Maria, geboren in Amsterdam dd 10 november 1878 overleed 4 mei 1945. Dochter van Maria Gerardina Bouton (1844 Amsterdam – ) en de schilder Jacobus Johannes Petrus Nisters (1847 Amersfoort – ) Ze werd zuster Agneli genoemd. Lid van de orde Zusters van Liefde. Ook wel genoemd Zusters van Tilburg .  De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon op 12 juli 1885 in Padang en zuster Euphrase was een van de oprichtsters en begon met een taalschool .   De congregatie deed veel onderwijs organiseren, met name voor Chinese en Europese kinderen.  11 zusters van haar orde overleden in de kampen.

Nuesch, Anna, geboren 2 april 1908 in Chur te Zwitserland overleed 25 december 1943. Ze was in 1929 te Den Haag gouvernante in het gezin J.E. van Hoogstraten-Sanders en ging met hen mee naar Indië in 1930. Waar vader Hoogstraten een betrekking had bij het departement van Economische  Zaken, met als woonplaats Buitenzorg in 1930. Ze  huwde in 1933 met  Constant Kahlé (1900 Amsterdam – 1969 Rotterdam) zoon van Amsterdams ouders,  de brandweerman Johannes Philippus Jacobus Kahlé (1865 – 1925) en Aletta  Sebilla Petronella van der Kaaij (1868 – 1928), dienstbode voor haar huwelijk.  Constant was in dienst van Internatio te Pangkalpinang  en verbleef in het mannenkamp te Bangkinang. Anny was met twee kinderen in het vrouwenkamp.

O

Ojemann, Elisabeth Catharina Maria, geboren 31 jan 1891 te Amsterdam overleed 12 juni 1944. Haar kloosternaam was Zuster Ignatina bij de Zusters  Tilburg .  De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) kwam 12 juli 1885 naar Padang.   De congregatie verzorgde  onderwijs voor Chinese en Europese kinderen.  11 zusters van haar orde te Padang overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7). Ouders:  melkslijter Bernardus Johannes Hermanus Ojemann (1863 Nieuwe Amstel – 1897 Amsterdam) en dienstbode Maria Wilhelmina Holla (1867 Amsterdam – 1899 Amsterdam). Na overlijden van  haar moeder werd ze met een zus geplaatst in het R.K. Maagdenhuis aan het Spui, Amsterdam.

Osendarp, Johanna Wilhelmina Maria, geboren 5 augustus 1907 in Warmond overleed 10 augustus 1945.
Dochter van Hendrik Antoon Osendarp (1884 Delft – 1951 Den Haag) en Wilhelmina Maria De Man(1882 Leiden – 1966 Den Haag). Hendrik handelde in sigaren, vis en groentes, maar was ook kapper.  Annie huwde  10 augustus 1926 te Velsen met de onderwijzer Wilhelmus Andreas Lucas  van Doorenmaalen (1899 Haarlem – ), zoon van  de slager Wilhelmus Jacobus Doorenmaalen (1873 – 1908) en de naaister Anna Christina Fictoor (1876 – 1943) Ze arriveerden in september van dat jaar te Indië, waar Willem onderwijzer werd te Semarang.  Willem verkreeg een aanstelling  als hoofd van de MULO te Fort de Kock en daar woonden zij in 1942 . Annie was met 4 kinderen in het vrouwenkamp Bangkinang. Een oudste zoon was in het mannenkamp.  Terwijl Willem aan de Birma-Siamspoorweg werkte.

P

Palings, Marinus Cornelis, geboren 26 december 1894 in Tilburg, overleden 15 januari 1945. Ouders: Johanna Dam (1858 Oud en Nieuw Gastel – 1921 Driebergen-Rijsenburg) en spoorwegemployé Johannes Palings (1860 Roosendaal  –  1940 Driebergen-Rijsenburg). Marinus was politie-inspecteur en huwde in 1921 te Blora met Agatha Evers, aldaar geboren in 1900. Marinus en Agatha waren met vier kinderen  in de kampen van Padang en Bangkinang.

Palm, Jan Mathijs, geboren 11 december 1936 te Soerabaja overleed 7 januari 1945. Hij was met twee oudere zusjes en zijn moeder Wilhelmina Hillegonde Perié (1906 Soerabaja – ) in het vrouwenkamp te Bangkinang. Ze was gehuwd met zijn vader Jan Matthijs Palm, employé van de Javabank (1904 Den Haag – 1963 Amsterdam) die in het mannenkamp was.  Vader was in 1942 door de Javabank gestationeerd te Padang.

Passé, W.L.A., geboren 29 april 1891 overleed 3 mei 1945. Vermoedelijk zoon van scheepsmanager Wilfred Lionel Anthony Passé (1863 – 1891) en  Rosalind Henriette Scharenguivel (1863 – 1939), geboren, gehuwd en overleden op Ceylon. Hij startte  ca 1912 te werken op rubberplantage Tamboenan te Kwala. Waar in 1917 Henry Lion Scharenguivel ook als employé genoteerd stond.  Deze was zoon van Alice, de zus van Rosalind,  sind ca 1900 te Oost-Sumatra wonend.   Later was W.L.A. (vermoedelijk William genoemd) werknemer van oliepalm-onderneming Mata Pao te Rampah (zuidelijk van Medan)  en zou in 1942 Tap. Proef Leider geweest zijn.

Picard, Anna–Maria, geboren 29 augustus 1878 in Atjeh,  overleed 25 maart 1944. Dochter van Magdalena van Afrikaanse afkomst en  de Belgische soldaat Etienne Martin Picard (1847 Antwerpen – 1885 Padang) in 1875 naar Indië, in 1884 als kleermaker  in de rang van korporaal te Padang afgezwaaid. Anna huwde in 1903 met de opzichter bij de ombilinmijnen Alexander Francois Rompis (1872 Semarang – 1957 Jakarta), zoon van Lucas Rompis en de  Javaanse Marianne Saartje Miasah. Ze was in de kampadministratie op de dodenlijst genoteerd met  ‘Rompies’ en in het oorlogsslachtofferregister als Anna Maria Rompis-Picard.

Pijnenburg, Martinus Franciscus, geboren 27 augustus 1897 in Helvoirt en overleden 30 maart 1945. Zoon van boer en boerin Hendrikus Pijnenburg (1855 – 1918) en Cornelia Simons (1861 – 1936) uit Helvoirt. In 1917 werd hij een  der minderbroeders Kapucijnen Den Bosch. Zijn ordenaam was Benitius en men zond hem naar Oost-Sumatra waar hij pastoor werd in  het Chinese vissersdorpje Bagan si-api si-api.  In 1942 werd hij geïnterneerd en overleed daar aan dysenterie.

Pijpers, Christina Helena, geboren 12 juli 1871 te Pajacombo, overleed 19 maart 1944. Ouders: de Javaanse Si Tamboe en Stephanus Engelbertus Pijpers (1825 Nijkerk – 1891 Padang Pandjang).  Stephanus ging via het Koloniaal Werfdepot Harderwijk als militair naar Indië. Hij arriveerde in 1848 en nam ontslag in 1868. November 1871 erkende hij 6 dochters en december 1871 huwde hij met Si Tamboe in Pajacombo. Christina trouwde in 1893 met  gegageerd militair Johannes Gerardus Roks (1861 Utrecht – 1921 Padang Pandjang). Samen hadden ze een toko en een hotel te Padang Pandjang. Een zoon, schoondochter en kleinkinderen waren elders in een kamp vastgezet. Twee zussen overleden ook te Bangkinang.

Pijpers, Louise Leonarda , geboren 12 augustus 1867 te Pajacombo overleed 9 maart 1944. Ouders: de Javaanse Si Tamboe en Stephanus Engelbertus Pijpers (1825 Nijkerk – 1891Padang Pandjang). Stephanus ging via het Koloniaal Werfdepot Harderwijk als militair naar Indië. Hij arriveerde in 1848 en nam ontslag in 1868. November 1871 erkende hij 6 dochters en december 1871 huwde hij met Si Tamboe. Bij de burgerlijke stand vastgelegd te Pajacombo.   Twee zussen overleden ook te Bangkinang.

Pijpers, Mathilde, geboren in Pajacombo dd 12 augustus 1868, overleden 19 mei 1945. Ouders: de Javaanse Si Tamboe en Stephanus Engelbertus Pijpers (1825 Nijkerk – 1891Padang Pandjang). Stephanus ging via het Koloniaal Werfdepot Harderwijk als militair naar Indië. Hij arriveerde in 1848 en nam ontslag in 1868. November 1871 erkende hij 6 dochters en december 1871 huwde hij met Si Tamboe. Bij de burgerlijke stand vastgelegd te Pajacombo.  Twee zussen Christina en Louise, schoonbroer Willem Frederik Kruithof  en schoonzuster Elisabeth Zijselt overleden ook te Bangkinang. Mathilde huwde Herman Kruithof (1866 Padang Pandjang –  ).
Zoon van  Norbia en de fuselier Fredrik Kruithof (1833 Zaandam – 1903 Padang), sinds 1858 in Indië.  Herman en zijn Willem  (overleden in kamp Bangkinang) werden door hun vader in het militaire pupillenkorps te Gombong geplaatst, waarna in 1884 overgang naar het Oost – Indisch Leger volgde.  Hij pensioneerde in 1905 in de rang van onderluitenant. Mathilde  woonde  na 1910 zowat 30 jaar te Java.

Post, Anna Elisabeth Maria, geboren 28 januari 1883 in Amsterdam, overleed 28 juni 1944. Ze was dochter van de koopman, later diamantslijper Cornelius Ludovicus Marie Post (1848 Bodegraven – 1918 Amsterdam) en Johanna Henrietta Kuijper (1857 Amsterdam – ). Met de naam zuster Agneta werd ze uitgezonden door  de  congregatie Franciscanessen van Bennebroek,  vanaf 1925 met kloosters in Indië.  In Sawah Loento verzorgde de orde katholiek onderwijs, veel voor Chinese kinderen. Vier zusters uit haar convent overleden te kamp Bangkinang.

Priegelaar, Christiaan August, geboren 26 december 1906 te Bandoeng, overleed 15 april 1945. Ouders: Alphons Julles Lambert Priegelaar (1881 Tjiandjoer – 1925 Bandoeng)  en Ann Harriet Middleton (1885 Bandoeng –  1970 Baarn).  Alphons was commies van het residentiekantoor in Bandoeng.  Christiaan werkte als  boekhouder van de staatsspoorwegen te Padang.

R

Raedt van Oldenbarnevelt, Eduard Anton, geboren 5 oktober 1903 in Edi, Atjeh. Overleed 13 april 1945.  Zoon van de officier infanterie Rudolf Jan Anton Raedt van Oldenbarnevelt (1867 Willem I – 1933 Den Haag) en Jenny Cornélie Marie Taylor Weber(1877 Solok – 1970 Baarn). Eduard was in 1942 in dienst van rubberonderneming Liki te Moeara Laboeh, West-Sumatra .

Ramaer, Jan Nicolaas, geboren 3 februari 1892 in Den Haag en overleden 17 oktober 1944. In 1942 was hij employé van kinaplantage Taloeg Goenoeng  nabij Padang. Zoon van Johannes Wilhelmus  Ramaer (1856 Zutphen – 1932 Soerabaja)  en  Henriette Elisabeth Johanna Adriana Dorothea Koch (1860 Batavia – 1926 Den Haag) Johannes Wilhelmus was advocaat en bestuurslid van de vereniging van suikerfabrikanten.

Rasker, Henrica Gerharda, geboren 12 februari 1903 in Paramaribo, overleden 23 augustus 1945. Ouders: Elisabeth Helena de Bye (1880 Paramaribo – ) en Abraham Gerardus Rasker (1880 Leeuwarden) Henrica ging met haar broer, moeder en stiefvader Alexander Wesenhagen van Paramaribo naar Weltevreden waar Wesenhagen in 1927 apotheker werd van de Volksapotheek Salemba.  Henrica huwde  aldaar te  1930 met Isaac Godée , in 1942 gevangenisdirecteur te Padang (1903 Den Haag – ). Met haar moeder en  drie dochters kwam ze in het vrouwenkamp waar ze overleed aan beri-beri en uitputting. Isaac verbleef in het mannenkamp. Elders te Java waren haar broers en echtgenotes geïnterneerd.

Rata, Frans Lodewijk, geboren 10 december 1865 in Djokjakarta overleed 17 november 1944. Zoon van Zadrach Rata en Karsina.  Frans werkte voor 1900  als  klerk ter griffie van hooggerechtshof en later  in de opiumregie bij Batavia. Met Maina had hij dochter Julie Francina Sara Rata, die ook stierf in het kamp Bangkinang (1902 Batavia – 1944).

Rata, Julie Francina Sara Rata, geboren 19 november 1902 in Batavia overleed 5 maart 1944. Haar moeder was Maina . Haar vader Frans Lodewijk Rata (1865 Djokjakarta – 1944) overleed in het mannenkamp Bangkinang.  Hij was klerk bij het hooggerechtshof en later beambte in de opiumregie te Batavia.  Julie verbleef in kamp Bangkinang met een dochter en haar man Johannes Wilhelmus Beringer (1896 Semarang – 1956 Rotterdam ) was in het mannenkamp. Hij was belastingcontroleur. Een zoon was krijgsgevangene in Japan.

Ree, van, Adriana Hendrika, geboren 24 december 1904 in Hilversum overleed 26 januari 1945. Ouders waren de makelaar en bouwkundige Hendrik Adriaan van Ree (1860 Amerongen – 1934 Hilversum) en Grietje Drieënhuizen (1858 Hilversum – 1945 Hilversum). Ze huwde Januari 1932 te Hilversum bij  volmacht voor haar echtgenoot Rommert Schoustra die toen te  Pematang Siantar was. Enkele weken later voer ze met de Christiaan Huygens vanuit Amsterdam naar Tandjong Priok, Batavia met als eindbestemming rubberonderneming Dolok Merangir, waar haar man werkte. Deze plantage lag zuidelijk van Medan. In 1942 woonde ze met man en twee kinderen op theeonderneming Kajoe Aro te Soengei Penoeh, ten zuiden van Padang. Het hele gezin werd geïnterneerd. Rommert  (1903 Hilversum  – 1964 Hilversum) was zoon van de timmerman Tjeerd Schoustra (1866 Beers – 1945 Hilversum)  en Martha Maria Hellinga (1867 Leeuwarden – 1935 Hilversum). In 1930 was Adriana’s broer Johannes werkzaam in de rubber te Soebang, Java.   Een nichtje van haar man Rommert Schoustra was Anna Maria Bertha  vd Meer-Hellinga. Zij was ook in de kampen te Padang en Bangkinang en ze verloor daar man en vermoedelijk een zoontje.

Reedel, Elisabeth Wilhelmine, geboren 12 augustus 1885 in Pajacombo overleed 9 juli 1944. Haar ouders, de Niasse vrouw  Si Atie en griffier Willem Frederik Reedel (1842 Padang – 1886 Padang), huwden  vlak voor dat Willem overleed in december 1886 te Payacombo. Elisabeth  was getrouwd te Padang in 1918 met commies bij de staatsspoorwegen  aldaar Jan Albert Reijnst (1888 Loemoet Tapanoeli – 1933 Padang, zoon van opziener (der wegen, cultures, boschwezen)  Bernard Hendrik Jan Willem Reijnst (1862 Sumatra – 1914 Batavia) en de Niasse vrouw Bongsoe. Elisabeth was met een dochter in het kamp. Een broer overleed in het padangkamp.

Reisner, Willem Frederik
, geboren 18 april 1865 in Besoeki, overleed 18 november 1944. Zoon van de griffier van de landraad Carolus Theodorus Reisner ( – 1901 Probolinggo) en Sophia Frederika  Sleebos (1835 Probolinggo –  1868 Probolinggo ). Willem huwde in 1886 met  Anna Margaretha Sleebos (1864 Besoeki – 1918 Soerabaja) Willem was employé van de landbouw – en credietbank te Madioen en na 1924 was hij koopman te Soerabaja.

Roosendaal, Albertje, geboren 15 juli 1898 in Amsterdam overleed 22 september 1944. Dochter van de pakknecht Klaas Roosendaal (1869 Enkhuizen – 1936 Amsterdam) en Johanna Hermina Bregje (1870 – 1931, geboren en overleden in Amsterdam) In 1916 huwde ze Leendert Yfs, toen kraandrijver en ca 1921 gingen ze met de kinderen naar Indië. Waar haar man een betrekking kreeg bij  Bataafse Petroleum MY, handelszaken te Padang. Leendert was geboren te Amsterdam in 1892 en overleed in 1930 te Padang, zoon  van de ambtenaar gemeentelijke waterleiding Pieter Yfs (1865 Zijpe – 1946 Amsterdam) en Elisabeth Broens ( 1864 Schagen – 1956 Amsterdam). Albertje bleef met de kinderen in Padang wonen en begon een pension. Met een dochter verbleef ze in de kampen, een andere dochter was te Java geïnterneerd en haar enigste zoon overleed als krijgsgevangene te Japan.

Ros, Anna Elisabeth Carolina, geboren 2 december 1881 in Padang overleed 11 januari 1944. Ouders: Betsy Gomis (1843 Padang – 1903 Padang) en Gilliam Ros(1847 Payacombo – 1925 Solok), commies in gouvernementsdienst.  Gehuwd in 1916 te Padang met de  beambte van de staatsspoorwegen te Padang Eduard Alexander Botellho, geboren 1884 in  Padang en ook overleden in  kamp Bangkinang  in 1945. Zoon van Thima en  Eduard Alexander Botellho (1852 – 1894), deurwaarder bij deRaad van Justitie, commies bij  de assistent-resident. In de kamp-administratie is ze vermeld als Botellho-Ros. De oorlogsgravenstichting heeft haar dossier niet.

Ruseler, Maria Christina, geboren 27 mei 1926  te oliepalmenonderneming Tindjowan, Oostkust Sumatra, overleed 11 februari 1945.  Haar ouders Frans Willem Ruseler (1895 – 1963) en Maria Christina  Frederica Bontenbal ( 1903 –  ) uit Schiedam arriveerden februari 1925 te Indië.  Haar vader  was machinist  bij diverse ondernemingen van de N.V. Handelsvereniging Amsterdam. In 1942 woonde het gezin op het terrein van theeplantage Kajoe Aro bij Soengei Penoeh, 315 km zuidelijk van Padang. Maria was geïnterneerd bij haar moeder en jongere zus en broer. Haar vader overleefde in het mannenkamp.  Zijn neef  was met echtgenote te Java in een jappenkamp.

S

Samuel, Charles Robert, geboren te Wrexham, Wales op 9 februari 1883, overleed 15 dec 1944. Zijn ouders waren Hannah Wilson en aannemer/burgemeester in 1885 William Edge Samuel (1839 – 1917)  Charles huwde Helen Violet Scott (1889 – 1942) die 17 februari 1942 omkwam in de vlucht met het zinken van het schip Tanjung Pinang nabij Banka. Hun twee dochters wisten Australië te bereiken.  Charles was partner in het advocatenkantoor Logan, Ross & Samuel te Penang Hill.

Satina, overleed 7 februari 1944. Ze was geboren 3 maart 1892 te Laubosoaiping, volgens de oorlogsgravenstichting. Mogelijk is de plaatsnaam verkeerd gelezen en gespeld en moet  het zijn Loeboek Sikaping, nabij Fort de Kock.  Ze huwde  aldaar  in 1919 met Peter Johannes Franken (1892 Roggel – 1945 Bangkinang) die in 1945 overleed in het mannenkamp Bangkinang.  Peter, zoon van boer en boerin Joannes Franken (1849 Haelen – ) en Mechtildis Peeters (1854 Roggel –  1909 Tegelen)  was opzichter publieke werken van de gemeente Padang. Satina ging een aantal malen met hem naar Nederland en de twee oudste kinderen bleven in Nederland op een zeker moment. Haar jongste zoon , was onder haar hoede in het kamp.  De kampadministratie en de oorlogsgravenstichting  vermelden haar als Satina Franken.

Scheer, Henri,
geboren 9 november 1887 te Padang, overleed 11 april 1945. Hij werkte als opzichter bij de Ombilinmijnen te Sawah Loento en pensioneerde in 1931. In 1942 woonde hij nog in Sawah Loento.

Scholte, George, geboren 17 februari 1878 te Padang overleed 24 april 1945. Rosalinde Celia Maidman (1844 Padang – 1901 Padang) was zijn moeder en de vader was klerk bij de landraad te Padang Louis Henri Antoine Scholte (1852 Aijer Bangies – 1917 Padang) George was bij zijn huwelijk in  1922 met de Niasse vrouw Amalia werknemer van een bank te Fort van der Capellen. Later bleef hij in het bankwezen bij kantoren van de Algemeene Volkscredietbank.

Scholtens, Willem, was geboren 29 januari 1888 te Groningen en overleed 11 september 1945. Zijn Groningse ouders waren boekhandelaar Willem Scholtens (1846 – 1930) en Cornelia Ida de Visser (1855 – 1895 ). Willem ging in  1910 naar Deli en was daar werkzaam in diverse plantages, oa tabak. In  1942 was hij eigenaar/beheerder van rubber –  en palmolieplantage Pasir Djamboe te Pasir Pengarajan (tussen Sibolga en Fort de Kock), In 1928 huwde hij te Medan met  Pietronella Johanna de Jong (1892 Kralingen –  ), die naar Indië ging met haar eerste echtgenoot Jan Jacobus de Graaf, ook planter te Deli. Pietronella was in het vrouwenkamp Bangkinang.

Schrooyesteyn, Eugene Marinus Jack, geboren  11 januari 1926 te Padang overleed 21 mei 1945. Zoon van de onderopzichter staatsspoorwegen Maurits Schrooyesteyn (1872 Deli – 1936 Padang) en de Niasse vrouw Ini Atie (1896 Padang – 1928 Padang).

Schumacher, Otto, geboren 20 november 1893 in Batavia overleed 3 december 1944. Ouders waren Willem Lodewijk Schumacher (1854 Rotterdam – 1931 Leiden) en Jeanne Emily van Daalen (1865 Singapore – 1897 Batavia). Vader Willem Lodewijk was werktuigkundige oa bij de Bataviasche havenwerken en vertrok ongeveer  in 1908 met de kinderen naar Leiden. Waar Otto in 1917 slaagde voor het  eindexamen Indisch-Nederlandsche administratieve dienst bij de Leidsche universiteit. In mei 1918 huwde hij met Wilhelmina Johanna Voet , dochter van de winkelier Cornelis Voet (1870 – 1922)  en Johanna Carolina Kuhlman (1874 – 1930) Snel daarna reisden ze af naar Indië . Van controleur  Binnenlandse Bestuur (BB) klom Otto op tot assistent-resident en  in die functie  te  Solok sinds december 1941. Wilhelmina Voet (1898 Haarlem – ná 1977 Nederland ) was met de drie jongste kinderen in het vrouwenkamp Bangkinang.

Sengers, Joanna Wilhelmina , geboren 4 september 1906 in Hernen bij Wychen  overleed 8 december 1944.
Dochter uit het boerengezin van Petrus Sengers (1869 Wychen – 1948 Alverna) en Johanna Petronella Broekman (1866 Neerbosch – 1939 Alverna).   Met de kloosternaam zuster Emmanuel  werd ze uitgezonden door  de  congregatie Franciscanessen van Bennebroek,  vanaf 1925 met kloosters in Indië.  In Sawah Loento verzorgde de orde katholiek onderwijs, veel voor Chinese kinderen. Vier zusters uit haar convent overleden te kamp Bangkinang.

Simon, Jules Andries, geboren 28 september 1921 in Padang Pandjang, overleed 23 maart 1944. Klerk bij de Weeskamer te Padang. Zoon van Christina Ripassa (1890 Serang – 1969 Nijmegen) en Andries Simon (1883 Padang – 1936 Padang), beambte bij de posterijen. Ook zijn neefje Peter Clemens overleed in Bangkinang.  Zijn zus Willemien Augustien, gehuwd met Kreeuseler, was in het jappenkamp te Medan en werd met TBC gebracht naar het ziekenhuis te Medan, waar ze overleed.  Een andere zus huwde daarna de weduwnaar Kreeuseler, wiens zus Johanna in 1945 te  Bangkinang overleed.

Simon, Peter Clemens, geboren 20 juli 1941 Padang overleed 16 augustus 1945. Zoon van Stephie Caroline Kautz (1916 Padang –  2001 Zoetermeer) en Johan Willem Simon (1912 Padang –  1980 Den Haag),  werkend bij het Gemeentelijke Electriciteits Bedrijf te Padang. Peters oom Jules, verblijvend in de barak bij zijn broer Johan Willem, stierf in dit kamp Bangkinang.

Smeets, van, Theresia Josepha Francisca Maria, geboren 13 maart 1918 in Heesch overlijdt 8 mei 1944. Ouders: de politieinspecteur Petrus Cornelis Maria Smeets (1891 Tilburg – )  en Carolina Wilhelmina Poos (1895 Nijmegen –  1981) Theresia beviel in december 1942 in het jappenkamp te Padang van zoon Herman die in juni 1945 te kamp Bangkinang zou overlijden. Ze was in het kamp met nog een zoontje. Haar echtgenoot Piet Olivier Aloysius Marie van  Mierlo (1914 Breda –  1994 Breda) huwde ze met een volmacht in 1939. Zij te Heumen. Hij was in Batavia als procureur van het hooggerechtshof , daarna adjunctlid van de weeskamer te Padang in 1942, zoon van Hermanus van Mierlo en Anna Sassen.

Smith, Wilhelmina I. , overleed 12 januari 1944. Volgens de oorlogsgravenstichting was ze  geboren 31 augustus 1943. De kampadministratie noteerde haar geboorte op 4 jaar en 2 maanden voor het overlijden . Dan moet ze circa november 1939 geboren zijn. Ze was niet opgenomen in de lijst van geborenen als in kamp missiecomplex te Padang.

Snackey, Laura Orlandine, was geboren te Padang te 8 november 1904. Ze overleed 25 sept 1945. Ouders: klerk te diverse gouvernementsbureau’s  Joseph Gregorius Snackey (1874 Ajer Hadji – 1937 Padang) en Geertruida Christine Davies (1878 Padang – ). Laura huwde in 1922  Hermanus Hendrik Vermeer (1895 Utrecht – ) in dienst van de rubbercompagny Dunlop. Van hem een zoon in 1926.  Later hertrouwde ze met Hakim en werd onder die naam geïnterneerd. Per abuis kwam ze op de dodenlijst voor mannen in de kampadministratie. De oorlogsgravenstichting  achterhaalde haar voornamen en geboortedata.

Sorgedrager, Catherine Elisabeth, geboren 25 december 1941 te Padang, overleed 13 maart 1944. Dochter van Johanna Paulina Blomhert (1914 Singapore –  1997 Zoetermeer) en gezagvoerder van de KPM , Cornelis Paulus Sorgedrager(1909 Vlissingen – 1984 Voorschoten) Een zusje stierf juni 1942 in de internering te Padang. Haar vader verbleef in het mannenkamp Bangkinang.

Stegehuis, Abraham, geboren in Blerick 11 april 1906 en overleden 20 mei 1945. Zijn ouders waren de spoorwegbeambte Gerrit Stegehuis (1881 Amersfoort – 1970 Eindhoven) en Johanna Veenendaal (1884 Amersfoort – 1956 Eindhoven) . Abraham was onderwijzer en werd aangesteld in 1929 bij een Europeesche Lagere School te Indië. Maar eerst huwde hij Hermina Kooij (1907 Arnhem – 1998 Rijswijk) in februari 1929 te Arnhem. Met twee kinderen scheidden zij in 1934 te Batavia. Abraham hertrouwde te Magelang met Anna Geertruida van Mourik (1904 Soerabaja – 1998 Den Haag).  In 1942 woonden zij  te Payacombo. Ook  Anna en 3 kinderen kwamen om in de Sumatraanse kampen.

Steins Bisschop, Gijsbertha Maria geboren 11 juli 1874 in Amsterdam, ze overleed 11 februari 1944 .
Zuster Ignatius van Loyola werd haar  kloosternaam bij de Zusters van Tilburg. Mogelijk vaak afgekort tot Ignatius of  Ignatia. De Congregatie van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (SCMM) begon op 12 juli 1885 in Padang.   De congregatie deed veel onderwijs organiseren, met name voor Chinese en Europese kinderen. 11 zusters van haar orde te Padang overleden in de kampen te Padang (4) en kamp Bangkinang (7). Ouders: Elisabeth Maria Bonnike (1848 – 1925) en Johannes Reijnerus Maria Steins Bisschop (1839 – 1917), beiden geboren, gehuwd en overleden in Amsterdam. Haar vader was wijnkoper en regent van het katholieke meisjesweeshuis  het Maagdenhuis.

Stemberg, Cornelia Johanna Jacoba, geboren 28 februari 1883 in Brielle overleed 17 juni 1944
Cornelia  arriveerde juli 1930 met de Sibajak te Batavia. Op Java was ze maatschappelijk werkster.  Begin 1942 woonde ze in het Parkhotel te Fort de Kock.   Ouders: de kantonrechter te Delft Coenraad Stemberg (1842 Rotterdam – 1929 Den Haag) en Alida Elisabeth Jolles (1855 Amsterdam – 1895 Delft).

Strik, Peter Wilhelmus, geboren 27 juli 1942 in het jappenkamp in Padang overleed 25 februari 1944.
Zoon van Wilhelmina Hendrina Scheers (1905 Nijmegen – ), die met vijf kinderen in dit kamp was en de politieman Theodorus Joseph Strik (1901 Geffen – ). Zijn ouders huwden in 1928 te Nijmegen, vermoedelijk met de wetenschap dat Theodorus aangesteld was als adspirant-politieopziener bij de algemeene politie te Indië . Hij startte aan de politieschool in Soekaboemi.

Swan, Evelyn Amanda, geboren 12 februari 1871 in Colombo, overleed 1 januari 1944. Ouders: Joseph Swan (1831 Colombo – ) en  Charlotte Antoinetta de Boer (1840 Colombo –  ). Haar woonplaats was Hutan Melintang te Malakka.  Ze was  weduwe van Frank Reginald Jones en  overleefde 14 februari 1942  het zinken van ss Kuala met een dochter en twee kleinzoons. Haar dochter kwam om bij het zinken van de volgende vluchtboot Tanjung Pinang 17 febr 1942.

Swildens, Johannes Hermanus, geboren 23 juni 1884 te Semarang, overleden 29 september 1945. Ouders:  Koe Toeloesnio in 1889 gehuwd met Petrus Swildens (1842 Leeuwarden – 1893 Semarang), die na een paar jaar militaire dienst in Nederland maart  1865 naar Indië ging in de rang van sergeant. Johannes was commies bij de Posterijen en Telegrafie toen hij huwde in 1914 te Zaandam met Anna Catharina Rosalina Jansen (1895 Zaandam – ). Dochter van de houtzaagmolenaars Pieter Johannes Jansen (ca. 1862 – 1923) en Catharina Bluekens (1879 – 1957).  Hun scheiding was voor aug 1922.  Hij pensioneerde ca. 1929.

T

Theuvenet, Alfred Bernard Christoffel geboren 28 januari 1880 in Padang, overleed 29 april 1944. Ouders: Henri Theuvenet (1840 Padang – 1898 Fort de Kock) en Mathilda Louise Josephine Schönherr (1853 Padangse Bovenlanden – 1932 Medan). Henri was transportaannemer en later burgerschrijver bij de artillerie. Alfred werkt o.m. voor de waterstaat te Benkoelen, firma Schreuder te Olehleh, was daar koopman en aannemer en ca 1925 na 20 jaar Olehleh verhuisde hij naar Padang voor de functie van opziener bij het gevangeniswezen, aldus gepensioneerd ca 1930 en in 1942 zou hij als muziekleraar werken te Padang. In 1902 huwde hij Sophia Frederika Winter ( ca 1883 –  1917 Kota Radja) en kort na de scheiding in 1916  huwde Alfred met Elisabeth Margaretha Krijgsman (1894 Benkoelen – 1975 Wageningen), ook vast in burgerkampen. Ze was  dochter van Karel Hendrik Krijgsman (1856 Makassar – 1933 Padang) en Maria Carolina Winter (1873 Riouw – 1946 Batavia). Karel Krijgsman was 26 jaar in het leger tot 1893, waarna hij gevangeniscipier was oa te Benkoelen en ca 1918 te Padang ging wonen als deurwaarder en in die plaats pensioneerde . Tientallen Theuvenetnazaten waren in de jappenkampen. Alfred was een neef van Marguerite Francine Theuvenet, oom van Ernst William Th. en Constance Marie Th. ook in kamp Bangkinang overleden.

Theuvenet, Constance Marie, geboren 8 september 1888 in Padang, overleed 20 augustus 1945. Ouders:  Emile Ernest Theuvenet(1848 Padang –  1915 Padang) en Maria Elisabeth Deonisa Kornmann (1861 Riouw – 1895 Padang). Emile Ernest was opziener der wegen te West-Sumatra en later deurwaarder te Padang.   Ook in  Bangkinang stierven  haar broer Ernest William, neef Gustaaf Körnmann, oom Alfred Th. en tante Marguerite Th. Tientallen theuvenetnazaten waren geïnterneerd.

Theuvenet, Ernest William, geboren 26 november 1889 te Padang, overleden 1 maart 1945. Zoon van Emile Ernest Theuvenet(1848 Padang –  1915 Padang) en Maria Elisabeth Deonisa Kornmann (1861 Riouw – 1895 Padang). Emile Ernest was opziener der wegen te West-Sumatra   en later deurwaarder te Padang. Ernest William was spoorwegbeambte. Ook omgekomen te Bangkinang waren zijn zus Constance,  neef Gustaaf Körnmann, oom Alfred Th. en tante Marguerite Th. Tientallen theuvenetnazaten waren in de kampen van Bangkinang of elders.

Theuvenet, Marguerite Francine, geboren 5 augustus 1873 in Padang, overleed 8 juni 1944. Dochter van de koopman Wilson Theuvenet (1822 Padang – 1975 Padang) en Nuradjie, geboren in Benkoelen. Nicht van Alfred Bernard Christoffel Theuvenet , tante van Ernst William Th,  en Constance Marie Th. ook in kamp Bangkinang overleden. Ze was kraamverpleegster en woonde in 1942 Damar 5 te Padang.  Tientallen theuvenetnazaten waren in de kampen van Bangkinang of elders.

Thomas, Elisabeth, geboren 5 september 1902 in Kerkrade, overleed 17 juni 1945. Haar ouders waren de mijnwerker Winand Joseph Thomas (1875 – 1936) en Anna Maria Krewinkel (1880 – 1942), geboren en overleden in Kerkrade.  Ze huwde te Kerkrade in 1929 de opzichter van de ombilinmijn  Emile Joseph Adrien Cosijn , geboren in 1903 te  Breda, geëxecuteerd door het Japanse leger 28 oktober 1943 in Tandjoeng Gadang (het overakkercomplot). Zijn ouders waren de fabrikant ijzer en metaalgieterij Eugene Pierre Cosijn (1867 Bergen op Zoom –  1929 Breda) en Ernestine Marie Clotilde Adant (1874 Marcinelle, België –  1957 Breda). Met man en twee kinderen arriveerde Elisabeth januari 1938 te Sumatra, waar ook de kinderen mee het kamp in moesten.

Tielman, Liek Singh, geboren 10 aug 1945 in vrouwenkamp Bangkinang  en diezelfde dag overleden. Haar moeder  was Margaretha Nelly Leopolda Tielman.

Tijn, van, Maurits Arie, geboren 27 november 1861 te Amersfoort overleed 14 november 1944. Zoon van de winkelier Arie Van Tijn (1822 Hilversum –  1892 Amersfoort) en Carolina Bendix (1825 Munster – 1911 Zierikzee). Maurits ging als militair naar Sumatra in 1887 en verliet daar het leger in 1901. Hij werd boekbinder en eigenaar van drukkerij de Volharding.  Met Dalinem had hij een eerste zoon, onderwijzer  van beroep en overleden in het krijgsgevangenkamp Tjimahi. Een andere krijgsgevangene zoon kwam om  in Japan. Zijn moeder was Christina Frederika Krijgsman ( 1882 Solok –  1953 Jakarta) die Maurits huwde in 1903. Dochter van Gerrit Eduard Krijgsman en Si Ratia.

Timomor, Jozef Eduard , geboren 13 oktober 1908 in Padang overleed 2 september 1945. Was Rooms Katholiek , van Menadonese afkomst en tot 1934 soldaat bij het KNIL  in een inlandsche eenheid.  In 1935 gelijkgesteld aan Europeanen. In 1942 sergeant bij de stadswacht van Padang.

Tjetie, geboren 1874 in Keboemen, overleed 7 augustus 1944. Ze huwde in 1921 te Fort de Kock met Pieter Jozef Senden (1871 Voerendaal – 1936 Fort de Kock) waarbij vijf kinderen werden geëcht. Pieter ging in 1892 als militair naar Indië en verliet het leger in 1904 als sergeant bij de infanterie. Hij begon te Fort de Kock een groentekwekerij. Ze werd  ingeschreven als Johanna Tjetie Senden in de kamplijsten en bij  de oorlogsgravenstichting.

Townsend, Gibson Edward, geboren in Padang op 22 dec 1885, overleden 9 november 1944, verloor zijn tweelingbroer toen hij  4 maanden was. Hij was zoon van Thomas James Townsend (1858 – 1890), geboren en overleden in Padang, deurwaarder te Pajacombo bij de Raad van Justitie te Padang (1885 – 1886), agent te Pajacombo van de wees –  en boedelkamer te Padang (1885 – 1886), substituut – griffier bij de rapat te Rau (onderafdeling Ommelanden van Padang) . Gibson werkte eerst bij de staatsspoorwegen, regio Padang en werd later  opziener in het havenbedrijf Emmahaven van Verkeer en Waterstaat. Hij pensioneerde ca 1933. Meer familieleden Townsend  waren in de sumatraanse kampen.

Townsend, Suze, geboren 1 september 1913 in Padang, overleed 1 augustus 1945. Ouders:  Robert James Townsend (1871 Priaman – 1929 Padang), werkzaam bij de Javasche Bank, en Eugenie Helene Holtzapffel, geboren 1876 , overleden 1942 in het  ziekenhuis van het interneringskamp te Padang. Suze huwde de kapper  Charles van Meurs (1910 Batavia – ), zoon van de gouvernementsklerk/griffier Gerardus Hendrikus Josephus van Meurs (1882 Padang –  ) en Maria Megchelina Marij Townsend (1870 Padang –  1940 Soekaboemi), haar tante . Suze was met twee kinderen geïnterneerd. Enige tientallen familieleden Townsend en Holtzapffel waren ook in Bangkinang, waar drie ooms Holtzapffel van Suze stierven.

V

Vaags, Petrus Gerhardus was geboren 1 juni 1908 in Veendam, overleden 30 juni 1945. Ouders: de onderwijzer Petrus Gerhardus Vaags (1866 Borculo – 1935 Arnhem) en Maria Johanna van Elst (1875 Ijsselstein – 1959 Woerden).  Petrus arriveerde juni 1937 te Batavia en ging direct daar als onderwijzer werken . In 1940 werd hij in Padang onderwijzer aan de gouvernements Mulo. Zijn broer was mulo-onderwijzer  in Makassar.  Er waren ook twee zusters te Indië ca 1939.

Valk, Antoinette, geboren 10 juni 1900 in Telok Betong, overleed 11 augustus 1945. Dochter van de onderwijzer Lucas Valk (1859 Loosduinen – 1918 Batavia) en Louisa Johanna van der Valk (1867 Kediri –  1955 Apeldoorn). Ze huwde in 1929 met Albert Godefredus van Rhee (1901 Padang –  1951 Apeldoorn). Zoon van de belastingcontroleur Jean Antoine Henri van Rhee (1871 Makassar –  1944 Tjimahi)  en Julie van der Valk (1877 Toeloengagoen, Kediri –  ), tante van Antoinette. Met drie kinderen van Rhee was ze in de burgerkampen,  terwijl haar man als krijgsgevangene elders was. Hij was ijker, aanvankelijk te Java, maar in 1942 te Padang.

Verrijk, Louise Maria, in Kota Radja geboren  9 juli 1908, overleden 13 juli 1945. Ouders: de KNIL adjudant onderofficier  Sibbele Hendrik Verrijk (1876 Haarlem –  1945 Ambarawa)  en Louisa Strüder (1889 Meester Cornelis –  1965 Rotterdam). Ze huwde in 1931 met  de onderwijzer gouvernements-ambachtsschool Gustave van Haver (1906 Ambon –  1994 Vlijmen), zoon van Jan Theodoor Maria Gustaaf van Haver (1877 Brussel – 1945 Ambarawa) als militair in 1899 gearriveerd en Martha Tampi (1887 Menado –  1948 Jakarta). Louise  was met vier kinderen in het jappenkamp. Echtgenoot Gustave was met zijn broer krijgsgevangene in Japan. Haar vader en schoonvader overleden in een burgerkamp te Ambarawa.

Versteegh, Adriane Henriette, geboren 30 juni 1902 in Den Haag, overleed 30 juni 1945. Didi (was haar roepnaam)  was dochter van de kantoorbediende Ferdinand Versteegh (1877 Soerabaja – 1945 Rotterdam) en Frederika Johanna van Hamel (1874 Leiden –  1954 Den Haag). Ze huwde in 1927 te Den Haag met de militaire arts Johannes Bernardus Wilhelmus Steen (1900 Den Haag – 1991 Amsterdam) Zoon van de huisschilder Bernardus Hendricus Steen (1871 – 1945) en Elsje Wilhelmina Arendse (1875 – 1960) naaister voor haar huwelijk  in 1898. Kort  na het huwelijk vertrokken ze naar Indië .  Met twee kinderen ging Didi de internering in. Haar man Jan overleefde de birma-siamspoorweg.

Viersen, Emile, geboren 5 november 1891 in Menado overleed 9 april 1945. Zijn ouders waren de onderwijzer Tjerk Feddes Viersen (1861 Franekerdeel –  1924 Den Haag ) en Alexandrine Johanna Annette Wilhelmina Enserinck (1867 Semarang – 1908 Menado). Emile had diverse beroepen en laatstelijk was hij ambtenaar van de gemeente Padang. Aldaar huwde hij in 1920 met Elisabeth Victoria Boon (1890 Padang – 1942 Padang), dochter van Oepie Bongsoe (ca 1879 Nias – 1939 Padang) en Jasper Boon (1860 Padang – 1928 Padang), eigenaar van toko’s en een ijsfabriek.

Völke, Wilhelm Christiaan, geboren 6 mei 1886 in Fort de Kock overleed 18 februari 1945. Ouders: de gouvernementsklerk en koffieplanter Christiaan Wilhelm Völke (1859 Fort de Kock – 1915 Fort de Kock) en Bertha Wilhelmina Catharina Schmelzeisen (1862 Semarang – 1943 kamp te Padang). Hij was werkzaam in de branche van drogisterij en apotheek in de regio Salatiga/Semarang en later vanaf ca 1932  was hij bedrijfsleider mineraalwaterfabriek Centraal in Buitenzorg. Gehuwd in 1910 met Francisca Hubeek (1891 Semarang – 1943 Salatiga), dochter van Elisabeth Henriette  Clarenbach (1867 Salatiga – 1940 Semarang) en Gustaaf Paul Alexander Hubeek (ca 1865 – 1939 Semarang),werkzaam in de handel en later bij Posterijen en Telegrafie . Zijn moeder stierf in het kamp te Padang voordat ze naar Bangkinang gedeporteerd zou worden. Meerdere  mensen van de familie Völke waren gevangen .Een broer overleed in een kamp vanTjimahi.

Völke, Frederik Wilhelm, geboren 4 december 1895 in Fort de Kock, overleden 24 april 1945. Gegageerd sergeant – geweermaker, instrumentenmaker en badmeester. In een relatie met Sajang (1899 Padang –  1980 Kerkrade ) was er in 1922 geboren een zoon Frederik Johannes,  die overleed 1944  in een jappenkamp te Fort van der Capellen. Familieden Völke waren geïnterneerd in Bangkinang of elders en enkelen overleden daar.

Voogd, Janke, geboren 16 april 1891 in Harlingen overleed 14 mei 1945. Ze was dochter van de kachelmaker  Harm Dirk Voogd (1855 Leeuwarden – 1909 Harlingen ) en Eeke Steenstra (1854 Harlingen – 1932 Bloemendaal), dienstbode voor haar huwelijk en later winkelierster te Harlingen. Janke huwde in 1915 met Teunis de Waard (1889 Harlingen – 1973 Rozenburg)  Zoon van Bastiaantje den Hartog (1853 – 1944) en Jacob de Waard (1851 – 1930),  zeeman in 1873. Janke en echtgenoot gingen naar Painan, West-Sumatra   waar Teunis een betrekking kreeg bij de salidamijnbouw. Aldaar twee zonen geboren.  Teunis werd employé bij de Gebroeders de Veth Handelmaatschappij te Padang en was hij verbonden aan het consulaat van Oostenrijk te Padang.

W

Waal van Ackeveen, de, Johan Christiaan, geboren 18 sept 1891 in Soekaboemi, overleed 7 mei 1945. In 1895 werd zijn naam de Waal gewijzigd met de toevoeging ‘van Anckeveen’ . Dit was door zijn vader de controleur van het Binnenlands Bestuur Gerard de Waal van Anckeveen (1859 Batavia – 1931 Padang) aangevraagd.  Johan was opzichter van de gevangenis te Padang. En in die stad met een zoon in hechtenis  genomen. Een andere zoon werd krijgsgevangene en overleefde het jappenkamp niet te Koealasimpang in Atjeh. Johan had kinderen met Marjam.

Waanders, Antje, geboren 5 augustus 1904 te Groningen, overleed 20 maart 1944. Ouders: de schipper Willem Waanders (1862 Zweelo – 1945 Haarlem) en Wiebergje Kramer (1870 Groningen – 1940 Beverwijk) In mei 1927 vertrok ze per ss Tabanan naar Indië met haar echtgenoot de politieman Johannes Martinus Beumer (1899 Druten –  >1975 Nederland). Er werden kinderen geboren en via standplaatsen Semarang, Japara, Payacombo  kwam  het gezin te Padang waar Johannes inspecteur van Politie was in 1942.   Antje was in dat jaar verpleegster in het militair ziekenhuis van Padang. Twee kinderen waren bij haar in het begin van de internering. Haar zoon ging daarna naar het mannenkamp, bij zijn vader.

Wal, van der, Andries Cornelis, geboren 12 februari 1941 in Padang, overleed 16 oktober 1944. Hij was met 2 broers en 2 zussen bij hun moeder in het vrouwenkamp. Moeder was Erna von Liebenstein (1913 Padang – 1975 Rotterdam) De vader was Johan van der Wal (1894 Gorinchem – 1964 Rotterdam) politieman en later opzichter van de gemeentelijke begraafplaats te Padang. Tientallen nazaten von Liebenstein waren geïnterneerd en velen te Bangkinang.

Waltho, Sidney Charles, geboren 7 maart 1897 West Bromwich, UK overleed 18 april 1945. Zoon van Thomas Waltho en Martha Edith Vaughan. Hij was verbonden aan de  tinmaatschappij Straits Trading Co.Ltd, Smelting Works te eiland Pulau Brani, Malakka. Zijn echtgenote Bessie kon naar Engeland uitwijken. Sidney probeerde per  SS Kuala te ontkomen. Op 14 februari 1942 vertrok SS Kuala met honderden vluchtelingen. Japanse vliegtuigen vielen het schip aan en beschoten ook de drenkelingen. Het schip zonk 12 uur later bij het eiland Pom Pong tussen Singapore en Sumatra. Sydney bereikte Sumatra en werd later door het binnenvallende Japanse leger geïnterneerd.

Weerdt, van der, Bernardus,
geboren 6 mei 1898 in Amsterdam overleed 30 juni 1945. Ouders: de onderwijzer Jan Atus van der Weerdt (1860 Edam – 1940 Amsterdam)  en Catharina Dorothea Koper (1868 Amsterdam – 1943 jappenkamp Padang) Hij arriveerde in 1918 te Indië voor een betrekking als electrotechnicus bij de  Post -, Telegraaf – en Telefoondienst. Later was hij employé van een electriciteitsbedrijf te Fort de Kock en in 1942 was hij directeur van het gemeentelijke electriciteitsbedrijf in Padang.  In 1920 huwde hij met Johanna  Antonia  Alberdina Lorentzen te Djokjakarta, aldaar geboren in 1898. Ze overleed in het kraambed in 1931 te Padang. Vijf kinderen nalatend. Ze was dochter van  Eathe Elzinga (1872 Beesterzwaag – 1942 Soekaboemi) en  John Lorentzen (1875 Semarang – 1964 de Bilt) werkzaam in de suikerindustrie. Bernardus hertrouwde in 1933 met Jeanne Kamsma (1900 Batavia – 1984 Heemstede), dochter van Frederik Jacob Daniel Kamsma (1864 Padang – 1944 jappenkamp Bangkinang) en Janette Vetter (1868 Makassar – 1952 Haarlem)  Bernardus drie jongste kinderen waren bij hun stiefmoeder Jeanne Kamsma in het  kamp. Zijn moeder Koper, schoonbroer Lorentzen en schoonvader Kamsma overleden in de kampen.

Wessels, John,  was geboren 15 januari 1891 in Medan, overleden 24 april 1945. Hij was ambtenaar te Padang bij de rubberrestrictie.

Wieringen, van, Arie, geboren 9 februari 1878 te Nieuwkoop overleed 10 april 1945. Zoon van  kleermaker Evert Van Wieringen (1853 Kamerik – 1910 Vrijenban ) en Jacomijntje van der Graaf (1852 Bodegraven – 1882 Woerden).  Hij huwde in 1902 te Padang met Eugenie Louise Mathilde Boeger (1873 Asahan -1939 Padang), dochter van de klerk op gouvernementskantoren Rudolph Willem Cornelius Boeger (1842 – 1889) en Mathilde Theuvenet(1846 – 1930 )beiden geboren, overleden en gehuwd te Padang. Arie was opzichter bij de ombilinmijnen te Sawah Loento, pensioneerde ca 1928 en verhuisde naar Padang . Een maand na hem overleed zijn zoon Wilhelm Jacobus in kamp Bangkinang.

Wieringen, van, Wilhelmus Jacobus, geboren 25 november 1902 in Padang overleed 25 mei 1945. Wilhelmus was werknemer bij  de  ombilinmijn.  Ouders: Eugenie Louise Mathilde Boeger (1873 Asahan – 1939 Padang) en Arie van Wieringen (1878 Nieuwkoop – 1945 Bangkinang) opzichter ombilinmijn te Sawah Loento, ook in kamp Bangkinang omgekomen.

Wijck, van der, Alexander Leopold, geboren 9 november 1891 te Padang overleden 17 mei 1945. Zoon van Johan van der Wijck (ca 1860 – 1936 Padang), employé van een handelsmaatschappij te Padang. Alexander werkte als  machinist bij de mijnbouwmaatschappij  Mangani.  Gehuwd met Martha Sukinum (1916 Telawa – 1993 Susteren).

Wijnholt, Bouwina Geertruida , geboren 26 mei 1903 in Nieuwolda overleed 19 december 1943. Ouders: de grofsmid Meindert Rutgert Wijnholt (1874 Nieuwolda – 1959 Haren) en Anje Klein (1870 Nieuwolda – 1935 Groningen). Bouwina was voor haar huwelijk te Haren in 1935 onderwijzeres. Ze huwde met de onderwijzer  Nammen Jan Nammensma (1904 IJzendijke – 1973 Heerenveen), die toen al 7 jaar les gaf op lagere scholen te  Indië. In 1941 was hij schoolhoofd van de Hollandse Indische School te Fort de Kock. Hij overleefde de birma-siamspoorweg.

Wijshijer, Julia, geboren ca 1883 in Gunung Sitoli, overleed 7 juli 1945. Ze huwde met TanTek Hong en  verbleef met haar dochter en kleinkinderen in het vrouwenkamp.  Ze groeide op in het gezin van de pleegouders  Johan Wilhelm  Wijshijer (1857 Priaman – 1933 Padang) en Georgiana Freeth (1847 Padang – 1908 Padang), maar de achternaam Wijshijer die ze gebruikte was niet wettelijk aan haar toegewezen. ( bron is een familielid in een dossier van de oorlogsgravenstiching). Haar meisjesnaam was in de kampadministratie foutief genoteerd als Verbaarschott. Dat was de gehuwde naam van haar dochter met wie ze in het kamp was. Pleegvader Wijshijer was burgerschrijver bij het magazijn van oorlog te Padang.

Willigen, van, Willy, geboren 1 januari 1914 te Den Haag, overleed 45 augustus 1945. Haar ouders:  de juwelier Willem Romans van Willigen (1888 Schoonhoven – 1958 Wassenaar) en Cornelia Lips (1891 Delft – 1937 Den Haag). Ze was geïnterneerd met twee kinderen van Gijsbert Gerard Pancras de Reuver (1910 Batavia – ), die Willy huwde  in 1936 te Batavia.   Hij was werknemer van Borsumij. Zijn ouders  waren Johanna Klazina Sterk (1883 Batavia – ) en Gijsbert Gerard Pancras de Reuver (1882 – 1940 ) kapitein  en beheerder van het militair hospitaal te Weltevreden.

Wiselius, Carolina, geboren 5 maart 1878 Ploso, Tegal overleed 15 september 1945. Dochter van Johan Ludolph Wiselius (1851 Santpoort – 1900 Amsterdam), werkzaam in de suikerindustrie rond Tegal. Carolina was in 1904 – 1907 verpleegster in het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam. Ze huwde 1911 te Medan met Walter Hubert Albert Somer (1881 Bandjar) o.m werkend bij  palmboomplantages en sinds 1932 beheerder van  Tandikat in Kajoetanam, zuidelijk van Padang Pandjang. Een onderneming met rubber- en koffieplantages. Zijn ouders waren het Rotterdamse echtpaar Cornelis Johannes Albert Somer (1853 – 1898) en Maria Burgmans (1856 – 1930).

Wortel, Johanna Pieternella, geboren 11 november 1899 in Alkmaar overleed 21 juli 1944. Dochter van Alida de Jong (1866 Heiloo – 1944  Alkmaar) en Pieter Wortel (1862 Niedorp – 1934 Alkmaar) paardenknecht in 1888 , verkoper in 1921. Zij huwde in 1921 te Alkmaar met  de onderwijzer Hendrik Anthonius Willebaldus Nijsen (1897 Nibbixwoud – 1979 Amstelveen). Enkele weken later gingen ze met ss Insulinde naar Indië waar Hendrik aangesteld werd als onderwijzer te Buitenzorg. In 1937 kwamen ze terug van verlof in Nederland met een pleegdochter, die later met Johanna het kamp inging. Hendrik was geplaatst als schoolhoofd van een OWLO te Sibolga. (Openbaar Westersch Lager Onderwijs)  Hij  werd krijgsgevangen gemaakt in 1942 en overleefde de birma-siamspoorweg. Twee broers en een neefje van Hendrik  waren evenzo  in de jappenkampen.

Z

Zijselt, Elisabeth, geboren 10 oktober 1866 Padang Pandjang, overleed 13 april 1945. Ze huwde in 1895 te Padang Pandjang met Willem Frederik Kruithof (1863 Soerabaja – 1944 Bangkinang), zoon van de soldaat Fredrik Kruithof (1833 Zaandam –  1903 Padang) en Norbia. Willem werd employé van de staatsspoorwegen te  West-Sumatra    en overleed in kamp Bangkinang. Schoonzus Mathilde Kruithof -Pijpers stierf in Bangkinang, met nog twee zussen. Vermoedelijk was haar vader de Zwitserse soldaat Johannes Zijsset/Zijsselt, geboren 1837,  in 1858 naar Indië, afgezwaaid in 1878 te Padang Pandjang en in 1885 naar Amsterdam vertrokken.

Lezingen Philip Dröge en Bob Coret op ALV in Bronbeek

2

Op 19 maart 2022 houdt de IGV haar jaarlijkste algemene ledenvergadering, dit jaar voor het eerst in twee jaar live.

Naast het officiële gedeelte hebben we twee zeer interessante lezingen die na elkaar worden gehouden vanaf 15:00 uur.

De eerste is van schrijver Philip Dröge (foto), die zal vertellen over zijn recente boek Moederstad en over de praktijk van het volgen van een familiegeschiedenis in Indonesië.

De tweede spreker is Bob Coret, oprichter van Genealogie Online, die u zal laten zien hoe u uw stamboom eenvoudig op het internet kunt delen. De IGV heeft sinds kort haar eigen collectie, waar u uw Indische stamboom aan toe kunt voegen.

De middag zal worden afgesloten met een gezellige borrel en aansluitend een Indisch buffet.

Het complete programma ziet u hieronder.

Aanmelden

U kunt zich aanmelden per email met deze makkelijke e-mail link. Als u geen IGV lid bent, bent u welkom vanaf 15:00 uur.

Mocht de makkelijke link niet werken, meld u dan aan bij secretaris@igv.nl, op deze manier:

Ik wil mij graag aanmelden voor (graag aangeven):
[ ] De ALV en/of Lezingen (gratis)
[  ] Indisch buffet + 2 drankjes (€30 per persoon)
Na(a)m(en):
Aantal personen Indisch buffet:

De lezingen zijn voor iedereen gratis, de Indische maaltijd (incl. twee drankjes) kost €30 p.p.

Maak het eventuele bedrag voor het Indisch buffet/drankjes over op IBAN NL47INGB0000146032 ten name van de Indische Genealogische Vereniging o.v.v. Indisch buffet.

Graag aanmelden vóór 10 maart. Het officiële gedeelte (13:00-14:30) is in principe alleen voor leden, maar museum Bronbeek is vlakbij om eventueel te verpozen.

Datum: Zaterdag 19 maart 2022, 13:00-18:30
Plaats: Sumatrazaal, Kumpulan, Bronbeek | Velperweg 147, 6824 MB Arnhem

Programma

Als u zich opgeeft voor de ALV ontvangt u uiterlijk drie weken van te voren de vergaderstukken.

13:00 – 14:30 Algemene ledenvergadering
1. Welkom, agenda, ingekomen stukken en in memoriam
2. Notulen ALV 19 juni 2021
3. Gevoerde beleid afgelopen jaar en plannen voor 2022 / 2023.
4. Herverkiezing bestuursleden Dennis van der Jagt, Renée Lok-Wortman, Walter Roelofsen
5. Eerste stemming over voorstel aanpassing statuten
6. Rapportages vanuit de werkgroepen en preview van het Jaarboek 2022 en presentatie Bronnenpublikatie 32: Het Rooms-Katholieke doopregister van Semarang III 1840-1853, door Kees Takkenberg. Deze BRP/32 zal verkrijgbaar zijn.
7. Verslag kascommissie, voorstel tot décharge en benoeming nieuwe kascommissie (kandidaten welkom)
8. Definitieve begroting 2022, voorlopige begroting 2023 en contributies 2023
9. Rondvraag en sluiting.
15:00 – 16:00 Philip Dröge, Moederstad, gevolgd door vragen / discussie.
16:30 – 17:00 Bob Coret, Uw Genealogie On-line?!, gevolgd door vragen / discussie.
17:00 – 18:30 Borrel (ook alcoholvrij) en  Indisch buffet (met uitloop)

Mayor Thoeng: Pahlawan perlawanan di Indonesia dan Tiongkok. Dan di Belanda?

0

English: click here.

Pada tanggal 19 April 1942, di Gowa, tidak jauh di luar Makassar, pemimpin komunitas Tionghoa-Indonesia di Sulawesi, Mayor Thoeng Liong Hoei (湯龍飛, dalam bahasa Mandarin: Tang Longfei) dan empat anak laki-lakinya serta dua menantunya, tewas dipenggal oleh orang Jepang. Alasannya adalah perlawanan mereka terhadap pendudukan Jepang di Sulawesi Selatan dan penolakan mereka untuk berkolaborasi. Banyak orang lainnya dari komunitas Tionghoa-Indonesia di Makassar juga ditangkap dan dibunuh. Mayor Thoeng sekarang menjadi pahlawan perlawanan tidak hanya di Indonesia, tetapi juga di Tiongkok, karena sebagai seorang pemimpin di tanah perantauan ia melawan orang Jepang . Di Belanda ia menghilang dari ingatan setelah Perang Dunia Kedua. Namanya hanya muncul sekali di dalam sebuah artikel surat kabar kecil, pada tanggal 10 Oktober 1948, di mana dilaporkan bahwa Wakil Laksamana Jepang Mori telah memerintahkan eksekusinya.

Sebelum perang, semuanya berbeda.

Mayor Thoeng lahir pada tahun 1872 di Makassar, Celebes Selatan (sekarang: Sulawesi Selatan). Ayahnya, Thoeng Tjam (1845-1910, atau Tang Heqing) adalah seorang imigran dari provinsi Fujian, Tiongkok, tempat mayoritas penduduk Tionghoa-Indonesia berasal. Thoeng Tjam meniti karir klasik dari tukang loper koran menjadi jutawan di Makassar. Pada usia 13 tahun, ia menjual tembakau dan kemudian bekerja di toko ikan, yang lalu ia ambil alih. Di akhir hayatnya ia adalah seorang multijutawan, pemilik perusahaan besar, dengan kapal dan properti di Surabaya, Sulawesi, dan Singapura.

Keberhasilannya tidak hilang dari ingatan komunitas Tionghoa-Indonesia, dan pada tahun 1893 ia diangkat menjadi Kapten Cina. Dalam sistem kolonial Belanda, ini bukanlah jabatan militer, melainkan gelar kepemimpinan. Kapten diharapkan untuk memimpin masyarakat Tionghoa, dan untuk menjamin ketertiban dan ketenangan. Ada peran dalam administrasi peradilan, status sipil, dan pembayaran pajak kepada pemerintah kolonial. Thoeng Tjam meninggal pada tahun 1910 setelah sakit singkat pada usia 65 tahun

Artikel di majalah mingguan Panorama, 17 Juli 1916, p.7. Sumber.

Anak lelakinya, Thoeng Liong Hoei, mengikuti jejak ayahnya. Dia juga menjadi Kapten Cina, mewarisi kekayaannya tetapi juga kemurahan hatinya untuk beramal. Pada tahun 1916 misalnya, ia menyumbangkan seribu gulden kepada para korban banjir Zuiderzee yang melanda Belanda pada bulan Januari tahun itu. Pada tahun 1923, pada peringatan 25 tahun pemerintahan Ratu Wilhelmina, ia juga menyumbangkan meubel mewah. Meubelnya terbuat dari kayu sanakeling berwarna cokelat tua – berkilau merah – dengan permukaan marmer berurat biru dan hijau yang halus serta detail bertatahkan mutiara. Semuanya terdiri dari delapan kursi, dua belas kursi kecil, lima sofa, termasuk satu yang besar, dua meja besar, dan delapan meja samping. Kebetulan atau tidak, tidak lama kemudian ia diangkat menjadi Ksatria Orde Singa Belanda. Pada tahun 1926 ia dipromosikan menjadi Mayor Cina, gelar yang diperuntukkan bagi para pemimpin kota-kota terbesar di Hindia-Belanda, seperti Batavia dan Surabaya.

Dia juga menyumbangkan sejumlah besar uang ke Negeri Tiongkok, misalnya untuk membantu pengungsi dalam negeri. Sementara itu, kerajaan bisnisnya tumbuh dengan mantap. Asetnya termasuk properti besar dan berlokasi wahid di Makassar, di antaranya hotel Empress yang mewah dan sebagian besar area komersial di utara Makassar. Dia juga memiliki perkebunan kopra besar untuk memproduksi minyak kelapa di Selayar, sebuah pulau memanjang di selatan Makassar. Saat itu, Hindia Belanda menguasai 30-40% produksi dan perdagangan kopra dunia. Di rumahnya yang terletak di Boekekang 1 (sekarang Jl. Bacan 5), diadakan pesta besar-besaran, misalnya untuk membuat peninjauan seorang inspektur senyaman mungkin (Soerabaijasch Handelsblad, 27-3-1933).

Pada tahun 1942 segalanya berubah.

Dampak pengeboman kawasan Pecinan di Makassar, Januari-Februari 1942. Sin Po, edisi khusus, 10-10-1946. Judulnya berbunyi: Jika tidak melihat dengan mata kepala sendiri, orang tidak dapat membayangkan berapa banyak yang telah dihancurkan oleh pengeboman Jepang di kawasan Pecinan Makassar.

Setelah pernyataan perang oleh Belanda terhadap Jepang pada bulan Desember 1941, angkatan udara Jepang mulai menyerang Makassar pada bulan Januari 1942. Kawasan Pecinan juga dibom secara besar-besaran. Pada malam 8-9 Februari, pasukan Jepang mendarat dan memasuki kota. Penduduk kawasan Pecinan, beberapa sumber mengatakan ribuan jiwa, bersembunyi atau melarikan diri ke pedesaan, di mana mereka ditolong oleh penduduk setempat. Mayor Thoeng dan keluarganya juga melarikan diri dari kota. Namun, ia ditangkap dan dipenjarakan tidak jauh di luar Makassar bersama empat anak laki-lakinya dan dua menantunya. Menurut keluarga di Indonesia, orang Jepang mencoba untuk membujuknya supaya berpihak kepada mereka dengan uang dan ancaman, tetapi ia menolak untuk bekerja sama. Akhirnya, mereka membunuhnya bersama anak dan menantunya, atas perintah, seperti yang kita ketahui, dari Wakil Laksamana Mori. Mereka dimakamkan di tempat di sebuah kuburan tak bertanda dekat Desa Sungguminasa di Gowa.

Tiga istri Mayor dapat melarikan diri ke pedesaan, dan empat anak laki dan perempuannya juga melarikan diri dari orang Jepang. Menurut keluarganya di Makassar, mereka bersembunyi selama perang di suatu tempat di pedesaan di daerah seperti di Camba dekat Maros dan Pangkep atau Malino. Sudah menjadi kebiasaan bagi orang Tionghoa kaya untuk memiliki dua atau tiga istri. Dua di antaranya berasal dari Tiongkok dan Singapura. Yang ketiga adalah orang Indonesia, yang menurut riwayat keluarga adalah keturunan pangeran Gowa dan pangeran Diponegoro dari Jawa. Secara total, Mayor memiliki 10 anak, delapan laki dan dua perempuan. Dua cucunya masih tinggal di rumah leluhur di Jl. Bacan, yang juga menyimpan lukisan sang Mayor yang mengesankan, mengenakan seragam dan dihiasi dengan medali dari Belanda, Tiongkok, dan Taiwan.

Makam Mayor Thoeng Liong Hoei di pemakaman Tionghoa di Bolangi, 2021, Sulawesi. “Dianugerahi dengan medali oleh pemerintah pusah di Tiongkok, dianugerahi dengan istimewa oleh pemerintah Belanda, anggota kehormatan dari Palang Merah Tiongkok.” Foto: Adil Nurimba.

Setelah kapitulasi Jepang pada tahun 1945, keluarganya mencari makam Mayor dan menantu laki-lakinya di Gowa dan menguburkan mereka kembali di Jl. Irian. Kuburan mereka sejak saat itu telah dipindahkan dua kali karena perluasan kota yang senantiasa berjalan terus. Setelah beberapa penelitian ternyata makam tersebut masih bisa disaksikan di pemakaman Tionghoa Bolangi, setengah jam di luar Kota Makassar. Monumen yang didirikan di Makassar pada tahun 1949/1967 sebagai penghormatan kepada orang Tionghoa-Indonesia, yang menjadi korban pendudukan Jepang di Sulawesi dan Maluku juga telah ditempatkan di sana (Foto 4). Teks tersebut membicarakan pengeboman dan ribuan kematian di antara anggota komunitas Tionghoa. Tujuh belas disebutkan namanya, termasuk Mayor dan keluarganya.

Monumen untuk orang Tionghoa-Indonesia, yang menjadi korban pendudukan Jepang di Sulawesi dan Maluku. Bunyinya, antara lain, bahwa “banyak anggota komunitas Tionghoa ditangkap berdasarkan daftar dan dibunuh” dan “mati secara tak gentar saat melarikan diri di bawah pengeboman, ribuan dibunuh dengan eksekusi.” Sebuah puisi berbunyi: Nyala api orang mati cukup terang untuk menerangi negeri itu, dan darah orang-orang tak berdosa telah berdarah di atasnya. Kebencian saya tidak akan pudar sampai tanah itu direbut kembali. Hanya dengan begitu jutaan jiwa akan dapat beristirahat dengan tenang. Foto Freddy Thoenger. Lihat lampiran untuk terjemahan lengkapnya.

Selain di Indonesia, Mayor Thoeng juga dipandang sebagai pahlawan perlawanan di Tiongkok. Seorang pemimpin Tionghoa di luar negeri yang melawan Jepang, yang membayar harga tertinggi untuk perlawanannya. Ini paling jelas terlihat di desa leluhurnya Xinchun (鄉新春村) di Provinsi Fujian. Ayahnya, Thoeng Tjam, mendapatkan posisi penting di desa setelah sumbangan makanannya selama kelaparan tahun 1880 dan membangun sebuah rumah leluhur di sana.

Rumah leluhur di Xinchun, Fujian, Tiongkok. Sumber.

Dan di Belanda?

Sam Tjioe (Amsterdam, 1952), cucu Thoeng Soat Kie, salah satu anak perempuan Mayor, ingat bahwa setelah perang ayahnya dan kerabat lainnya mencoba untuk melanjutkan usaha mereka, tetapi mereka melihat bahwa modal keluarganya menguap karena pengambilalihan oleh negara dan devaluasi rupiah. Mayor dikenang dalam keluarga karena kesetiaannya kepada Belanda dan Ratu. Cerita mengisahkan bahwa – di bawah ancaman kematian sekalian pun – ia menolak untuk bersumpah setia kepada Kaisar Jepang karena sumpah setianya kepada Ratu Wilhelmina. Pada akhirnya, baik Belanda maupun keluarga kerajaan tidak terlalu tertarik dengan kesetiaan pemimpin Tionghoa-Indonesia itu. Mayor Thoeng sepertinya sudah hilang dari sejarah Belanda. Mungkin meubel berharganya masih ada di suatu tempat di dalam istana, atau hadiah pernikahan yang diberikan Mayor kepada Putri Juliana dan Pangeran Bernhard pada tahun 1936. Sebuah kotak perhiasan yang terbuat dari cangkang kura-kura, dengan peta Sulawesi di atasnya, dibuat dari platina dan emas. Namun itu saja. Oleh karena itu, bukankah sudah waktunya untuk memberi Thoeng Lioeng Hoei, dan bersamanya banyak orang Tionghoa-Indonesia yang menjadi korban pendudukan Jepang, pengakuan yang layak mereka dapatkan di Belanda?

Ini adalah terjemahan dari versi penulis dari artikel yang aslinya muncul dalam bahasa Belanda di Indies Tijdschrift 2021 #2, p16-17. Terjemahan: Revo Arka Giri Soekatno

Ucapan terima kasih

Saya berterima kasih kepada Adil Nurimba dan Freddy Thoenger untuk penelitian di Indonesia, Hauw Ming, Zhang Din dan Huihan Lie (Chinese Roots) untuk terjemahan bahasa Mandarin, Sam Tjioe untuk informasi dari Belanda, dan Frans dan Johan Helling atas koneksi dan bantuannya dalam meneliti sejarah ini.

Sumber

  • Sejarah lisan dari Belanda dan Makassar
  • Monumen korban Tionghoa pada Perang Dunia II, Bolangi, Indonesia
  • Epitaf (tulisan singkat pada batu nisan) Thoeng Lioeng Hoei, Bolangi, Indonesia
  • Sin Po, Edisi Khusus, 10-10-1946
  • Yerry Wirawan. Sejarah Masyarakat Tionghoa Makassar. Jakarta, 2013.

Lampiran

Terjemahan lengkap pada monumen Perang Dunia II. Terjemahan disediakan oleh My China Roots (mychinaroots.com).

Prasasti:

Jepang menginvasi Tiongkok pada tahun 1937[1]. Setelah mereka memulai Insiden Jembatan Marko Polo, mereka menghadapi perlawanan, yang mengakibatkan terkurasnya keuangan dan kemiskinan rakyat. Mereka memorak-poranda negeri selama empat tahun tanpa hasil. Kemudian, mereka beralih target dan menyerbu selatan, terlibat dalam perampokan tak terkendali dan mencuri makanan. Pertumpahan darah mengikuti kemanapun pasukan mereka pergi. Ribuan keluarga hancur, dan banyak orang diperbudak. Kami daftar di sini nama-nama orang Tionghoa di perantauan yang ditangkap dan dibunuh di Negara Indonesia Timur.

Orang-orang yang terbunuh di Makassar antara lain: Li Muqing / 李慕青, Li Zhihong / 李志宏, Tang Longfei / 汤龙飞, Tang Guoliang / 汤国梁, Tang guoshan / 汤国山, Tang Guozhen / 汤国振, Tang Guozheng / 汤国政, Chen Hongdeng / 陈鸿登, Chen Xianzhang / 陈咸章;

Di Manado, mereka yang tewas antara lain Li Zenglu / 李增禄, Li Yuanyuan / 李源远, Li Deren  / 李德仁, Tang Jinjue / 汤金珏, and Huang Zongying / 黄宗英;

Di Ambon, mereka yang tewas antara lain Li Kehai / 李克海 and Qiu Jiezhong / 邱捷中.

Ribuan orang terbunuh tanpa sepengetahuan kita, baik karena peluru nyasar, atau dengan tuduhan yang tidak benar dan penyiksaan di penjara di mana mereka akhirnya mati sendirian. Orang Tionghoa percaya bahwa hantu para korban malang ini berkeliaran di bumi dengan dendam di hati mereka. Setelah tentara Jepang menyerah dan kami memulihkan wilayah yang hilang, kami menyarankan agar kami mengumpulkan dana untuk membangun monumen berprasasti demi mengenang para pahlawan setia Tiongkok kami. Itu akan merekam kisah mereka untuk dipelajari generasi mendatang. Para dermawan Tionghoa kami di perantauan membantu mewujudkan hal ini setelah setengah tahun perencanaan. Pada bulan Oktober 1949, kami mengungkapkan cerita di balik hantu-hantu itu dan mengukirnya di prasasti ini sebagai tanda penghormatan. Berikut adalah kata pengantar.

Persiapan pembangunan tugu peringatan bagi orang Tionghoa di perantauan yang tewas dalam Perang Dunia II saat bertugas di komite Negara Indonesia Timor

Puisi:

Nyala api orang mati cukup terang untuk menerangi negeri itu, dan darah orang-orang tak berdosa telah mengalir di atasnya. Kebencian saya tidak akan pudar sampai tanah itu direbut kembali. Hanya dengan begitu jutaan jiwa akan dapat beristirahat dengan tenang.

Huang Suwu menulis ini dengan hormat. 


[1] Teks aslinya adalah 1947 tetapi tanggal yang benar adalah 1937.

Indische Salon KNIL Militairen: Waar vind ik wat?

0

Hier vindt u de presentatie van donderdag 2 december 2021: ‘Een duik in de archieven: waar vind ik wat?’ over het vinden van een militaire KNIL voorvader. De presentatie was onderdeel van De Indische Salon, een programma van het Indisch herinneringscentrum. Indische Salons zijn bijeenkomsten door het hele land (of digitaal) gekoppeld aan een Indisch thema dat aansluit bij de kerntaken – en doelstellingen van het IHC. Een Indische Salon is een samenwerking tussen het IHC en een (Indische) organisatie of particulier. Het IHC ondersteunt inhoudelijk en met de productie.

Niet genoemd, maar wel interessant, een overzicht van garnizoensplaatsten.

En ook: een overzicht van alle oorlogen in de Indonesische archipel, 1509 – 2002 is hier te vinden.

Indo’s met rood haar?

0

Rood haar, sproeten en een lichte huid is hoogstwaarschijnlijk het laatste waar je aan denkt bij Indische mensen. Probeer je echter te doorgronden wat zowel roodharigheid als de Indische etniciteit inhouden, dan is die combinatie zo gek nog niet. Hoogstens zeldzaam. En hoe is dat, om een uiterlijk te bezitten dat in eerste instantie totaal niet overeen lijkt te komen met je afkomst?

In Ramboet Djagoeng zijn de persoonlijk verhalen en portretten van 65 roodharige Indo’s vastgelegd. Deze unieke individuen delen met de wereld niet alleen hoe divers de Indische etniciteit is, maar ook wat voor invloed de meningen over hun uiterlijk op hun eigen culturele identiteit hebben gehad.

Ramboet Djagoeng is een waarheidsgetrouwe dwarsdoorsnede van de Indische cultuur van nu. Het geeft een veelzijdig beeld van de nazaten van de Indo-Europese bevolking uit voorheen Nederlands-Indië, hoe zij met hun culturele erfenis omgaan en hoe hun leefwereld hierop reageert.

Het boek met verhalen en portretten is prachtig uitgegeven, het ideale eindejaarscadeau voor jezelf of een geliefde. Het is hier te bestellen.

Index op de Burgerlijke Stand compleet

3

De burgerlijke stand voor Europeanen en daaraan gelijkgestelden werd in 1828 in Nederlands-Indië ingevoerd. Deze burgerlijke stand is gelijkwaardig aan die van Nederland. Ons geluk is dat de Mormoonse kerk in de jaren tachtig door heel Indonesië zoveel mogelijk van deze registers bij diverse archieven op microfilm heeft gezet. De kerk is nu bezig om deze te digitaliseren en daar zijn ze behoorlijk ver mee. Deze zijn gratis in te zien en te downloaden bij één van hun centra. Meer informatie vindt u op deze pagina.


Er is aanzienlijk meer overgebleven van de burgerlijke stand dan we denken. Bestuurslid Dennis van der Jagt heeft alle registers die digitaal beschikbaar zijn op de microfilms geïndexeerd, duizenden registers. Met deze index bij de hand kunt u redelijk snel een akte opzoeken. U moet daarvoor wel fysiek naar een LDS centrum. De index staat op onze website, deze is alleen voor IGV leden in te zien.


Overigens wordt er geen onderscheid gemaakt tussen Europeanen en Indo-Europeanen. Als het kind uit een gemengde relatie erkend wordt door de Europese vader dan is het kind Europeaan voor de wet, indien niet dan niet. In latere periode konden ook Indonesiërs, Chinezen en anderen juridisch gelijkgesteld worden aan een Europeaan waardoor zij ook in de burgerlijke stand voor Europeanen en daaraan gelijkgestelden terechtkwamen.

In het voetspoor van mijn oervader

0
Adrianus Schenk, ca. 19 jaar oud

Onlangs vond ik het militaire stamboek van mijn overgrootvader Adrianus Schenk (Piershil 1864-Semarang 1920) bij het Nationaal Archief. Al drie jaar ben ik intensief bezig met mijn stamboom maar nooit bedacht dat hij wel eens een stamboek kon hebben. In een brief met als titel “verleden tijd” die zijn jongste dochter Neeltje (1910-2006) schreef voor de nakomelingen van hem, stond het slechts terloops vermeld. ‘Als militair kwam Papa op jonge leeftijd in Nederlands-Indië. Mama vertelde me,  dat hij i.v.m. zijn werk, erg onderhevig was aan overplaatsingen, met gevolg dat de kinderen op verschillende plaatsen op Java geboren waren en wel vrij kort na elkaar. Dat verplaatsen van woonplaats gebeurde grotendeels per trein en bij aankomst op het station telde Papa het aantal kinderen om er zeker van te zijn dat de familie compleet was. Het militaire leven beviel hem helemaal niet; zelfs zei hij tegen zijn zonen: “Jongens, jullie mogen later worden wat jullie willen, maar wordt nooit militair”. Dat “ja en amen” moeten zeggen tegen de meerderen stuitte hem tegen de borst.’

Stamboek uit het Nationaal Archief

Vijfentwintig was hij  toen hij op 23 november 1889 naar de Oost trok. In het stamboek lees ik een verrassende aantekening bij ‘uiterlijk kenmerken’: een litteken boven zijn linker wenkbrauw en ‘getatoueerd linkervoorarm en rechterhand’. Een tatoeage in een tijd dat dit nog totaal niet maatschappelijk aanvaard was! Was de tatoeage een rebelse daad van een nozem avant la lettre? Was zijn inschrijving als militair een vlucht uit een verstikkend gezin van negen kinderen waarvan er vier vóór hun tiende waren overleden? Wist hij niet hoe snel hij weg moest vluchten uit dit gehucht in Zuid Holland dat destijds ruim 700 bewoners telde? In december 1964 publiceerde het Neerlands Volksleven het artikel ‘Volkskunde van Oud-Beierland’ dat de periode 1900-1920 besloeg: Het eten werd sober gehouden. Zelfs bij boeren en renteniers werd er op het brood slechts kaas of boter gegeten. Suiker over zoetemelkse pap en kaas op boter werden als grove verkwistingen beschouwd. Buitendijkse huizen werden vaak tegen de dijk aangebouwd. Op gelijke hoogte met de dijkkruin lag de voorkamer, door een trapje van enkele treden op te gaan bereikte men de opkamer of achterkamer. Vanuit de gang via de trap kwam men in de woonkeuken (‘ik ga naar ondere’). Als er hoog water was moesten er vloedborden geplaats worden. Voor vloed werd de klok geklept, bij nacht werd daarbij ook door de nachtwaker op de ramen gebonsd. Op school zaten de leerlingen op volgorde van knapheid; de domsten achteraan. Omstreeks 1870 werd de onderwijzer nog aangesproken als monsieur (‘mesjeu’). Eens per week gingen de mannen naar de barbier, scheren kostte drie cent. Er werd nog met de hand ingezeept, waarbij de klant het zeepbekken zelf moest vasthouden. De Hoeksche Waard kende een ruim aantal bezitters van grote fortuinen en daarmee een hoog welvaartspeil. Er werd op zaterdag weinig gewerkt, op maandag helemaal niet. In de overige vier dagen verdiende men voldoende. Vooral schoenmakers, sigarenmakers en vlassers waren fervente ‘maandaghouders’, hetgeen met veel drankmisbruik gepaard ging. Men noemde maandag wel de ‘schoenmakerszondag’. Veel begrip voor hygiëne had men nog niet. Gordijnen werden geel gemaakt met urine. Had men alle gordijnen gewassen en was er niet voldoende ‘kleurstof’ aanwezig, dan belde men bij de buren aan. ,,Buurvrouw, mag ik je pis?”

Waarschijnlijk was de reden een stuk minder spannend: Adrianus had vermoedelijk geen zin om ook timmerman te worden, een beroep dat al generaties lang van vader op zoon werd uitgeoefend in het geslacht Schenk. In 1881, hij was toen zeventien, meldde hij zich aan bij de Instructie-Compagnie in Schoonhoven die net dat jaar gereorganiseerd was. Adrianus behoorde dus tot de eerste lichting van deze nieuwe opleiding. De Artillerie-Instructie-Compagnie zoals het toen heette, ontstond in 1862. Het bleek namelijk noodzakelijk om maatregelen te nemen om in de toekomst aan de behoefte aan onderofficieren en korporaals te voldoen. Door het gemeente-bestuur van Schoonhoven werd de Minister van Oorlog te kennen gegeven, dat het prijs zou stellen op vestiging van een op te richten opleidingsschool in hun gemeente. Een voormalig arsenaal werd vergroot en tot kazerne ingericht en de nodige oefenterreinen gereed gemaakt. Onder de naam van Artillerie-instructie-compagnie was zij een zelfstandig korps. “Bij de reorganisatie van het Wapen den Artillerie in 1881 werd naast de Artillerie-Instructie Compagnie, die toen de naam kreeg van Instructie-Compagnie, een Instructie-Batterij opgericht, ten einde te voorzien in de behoefte aan kader, uitsluitend bij de bereden artillerie.  Hiermede ging een verandering van bestemming der Instructie-Compagnie gepaard, die nu niet moest dienen tot aankweking en opleiding van onder-officieren en korporaals voor het gehele wapen, maar uitsluitend strekken zou tot voorziening in kader voor de Vesting-Artillerie, Ponteniers en Torpedisten”(bron: Nationaal Archief).

Hij begon het eerste jaar van zijn loopbaan als kanonnier om een jaar later torpedist te worden. In 1889 meldde hij zich vrijwillig aan voor een periode van zes jaar als soldaat schrijver, de laagste rang. In dat zelfde jaar vertrok hij naar Indië en nam in 1891 1892 en 1893 deel aan krijgsverrichtingen op Atjeh. Sergeant-majoor kwartiermeester/schrijver was uiteindelijk zijn hoogste- en eindrang. Toen had hij genoeg van het militaire leven en werd hij ‘handelsemploye’ zoals op zijn overlijdensakte te lezen is.

Adianus Schenk, zijn echtgenote Johanna en 4 kinderen, ca. 1905.

Adrianus kreeg negen kinderen met zijn Indische vrouw Johanna. En opvallend: in al de namen van zijn kinderen is een verwijzing terug te vinden naar zijn ouders en zijn broers en zussen in Nederland die hij nooit meer terug heeft gezien. Van die negen kinderen hingen er altijd wel een paar om hem heen wanneer hij in zijn rotan leunstoel in de achtergalerij lag. De kinderen hingen aan zijn lippen  wanneer hun vader verhalen begon te vertellen over dat verre Nederland. Over sneeuw die uit de lucht viel, witte wolkjes die uit je mond kwamen als het koud was, en hoe spannend: een vijver die zo koud werd dat je eroverheen kon lopen zonder dat je nat werd. Maleis had hij nooit goed leren spreken herinnerde zijn dochter Neeltje zich in de brief. “In de achtergalerij stond  Papa’s boekenkast, waarin onder andere een complete encyclopdie, waar hij erg trots op was. Regelmatig nam hij de hele serie uit de kast en kreeg de boel een schoonmaakbeurt. Bij het terugzetten van de boeken, probeerde hij in het Maleis te tellen. Met z’n Hollandse accent zei hij dan: “satoe, doewa, tiga enz.” Ik luisterde er met plezier naar. Het Maleis, nee, dat had hij nooit kunnen spreken.”

Adrianus Schenk overleed in 1920 op 56-jarige leeftijd in Semarang, zijn vrouw in 1936. Van hun negen kinderen overleden twee zonen in 1944 en één dochter in 1949. De andere zes repatrieerden in de jaren vijftig naar Nederland. Dochter Neeltje bezocht begin jaren zeventig het dorpje Piershil en ontmoette daar een volle neef.  Diens vader, Bastiaan Schenk, was een oudere broer van Adrianus. Er bestaat één foto waarop Neeltje en haar Indische echtgenoot Dick te zien zijn met in hun midden de neef. Het zal waarschijnlijk een zondag zijn geweest want de neef draagt zijn mooie pak, misschien kwam hij zelfs net uit de kerk en had hij nog geen tijd om zich om te kleden. Het drietal zit gemoedelijk op een bankje voor zijn huis. In uiterlijk zo verschillend: hij met zijn markante, stoere boerenkop, zij met haar getinte uiterlijk die haar Indische roots verraden. Twee werelden die zo ver van elkaar af staan en toch in bloedlijn verbonden zijn door dezelfde opa en oma: Tobias Schenk en Marrigje Ouwens. Hoe het Neeltje lukte om deze man te vinden is niet bekend. En ook de naam van deze neef is niet bewaard gebleven. Wel het verhaal waarmee ze terug kwam:  tot haar verbazing was ze niet met open armen ontvangen maar had de man gebromd dat oom Adrianus nooit meer iets van zich had laten horen.

Ik besluit een zoektocht naar deze neef te ondernemen. Uiteraard is hij inmiddels allang overleden maar er is een besloten FB groep van Piershilbewoners met 869 leden. Ik plaats de foto van de onbekende man op FB met de vraag: wie herkent deze meneer? Binnen een mum van tijd komen de reacties binnen en heb ik zijn naam: Jan Schenk. Het ontroert me, het is ook de naam van mijn moeders broer. “Ik herken er Jan Schenk in. Hij woonde destijds aan de Oudendijk in Piershil”. “Jan Schenk heb ik nog gekend, woonde in de bocht naast Greijn en repareerde zijn klompen door er stukjes blik op te spijkeren.” ”Bij hem kon je kolen bestellen, voor de rest was het een rustige onopvallende man.” “Ik kwam vroeger bij ome Jan en tante Jannie met mijn oma. Waren hele lieve mensen. Ze hadden altijd een pot met snoep klaar staan voor de kinderen uit de buurt.” Dit laatste is interessant want iedereen kende Jan als vrijgezel. Maar een trouwfoto die ik opgestuurd krijg is het bewijs dat Jan wel degelijk getrouwd is geweest met een mevrouw J. Kleinsmit. Jan en Jannie leerden elkaar heel laat in hun leven kennen waardoor ze geen nakomelingen hebben. Heel lang mocht hun huwelijksgeluk niet duren want Jannie overleed al na een paar jaar. Hilda Meeldijk-Greijn werd in 1957 geboren en was tot 1974 het buurmeisje van Jan Schenk, daarna verhuisde ze met haar ouders uit het dorp. Ook zij kan zich niet herinneren ooit een buurvrouw daar te hebben gezien. Wel dat Jan Schenk een schat van een man was. Lachend: “We hadden een kat die, net zoals alle katten, zijn behoefte in de tuin van anderen deed. Onze kat poepte altijd bij Jan in de tuin. En dan zei Jan tegen mijn moeder: “Kijk Pimmetje ‘ns lekker poepen Nel”.

Neeltje Schenk met haar echtgenoot Dick en tussen hen in neef Jan ergens begin jaren zeventig in Piershil

Al die reacties zorgen er wel voor dat ik mijn beeld over Adrianus en zijn geboortedorp moet bijstellen. Dat hij Piershil wilde ontvluchten vanwege de verstikkende sfeer kan niet kloppen. Een inwoner schrijft: “De hele Hoeksche Waard is zeer christelijk, in alle andere kernen is de kerk zeer nadrukkelijk aanwezig. Behalve in Piershil. Het heeft zelfs als bijnaam ‘het rooie dorp’.” De reis van mijn overgrootvader naar Indië zal hoogstwaarschijnlijk eerder ingegeven zijn door een hang naar het grote avontuur dan dat hij wegvluchtte van een strenge vader. Adrianus zelf was in ieder geval, net zoals zijn neef Jan, een goedmoedig man. Die weliswaar driftig kon worden wanneer zijn zonen hun kleine zusje Neeltje weer eens plaagden maar die nooit vloekte en nooit sloeg. Een unicum in Indië waar de rotanstok nooit ver weg was. Die een liefdevolle vader voor zijn negen kinderen was. Of zoals Neeltje zich in de brief herinnert: “Iedere ochtend, als ik opstond, zat hij al aan het ontbijt, strijk en zet, pakte hij me dan beet en knuffelde me helemaal af, wat ik helemaal niet leuk vond, want zijn snor kriebelde zo. Vaak plofte ik ’s avonds zo maar ergens in slaap. Ik vond het machtig als Papa me dan naar bed droeg.” Adrianus zag zijn geboortedorp nooit meer terug. Uit zijn stamboek wordt duidelijk dat hij met zijn gezin graag naar Holland was teruggekeerd. Aan Justitie schreef hij een brief waarin hij aangaf voor een functie als politiefunctionaris in Holland in aanmerking te willen komen. Dat verzoek werd afgewezen. Met zijn veertig jaar werd hij te oud bevonden.

Meer informatie over Piershil: www.piershil.com

Recent Nieuws