Home Blog Pagina 27

Vrouwelijke Indische In’tvelds (III)

1

In een reeks artikelen wordt nader ingegaan op de vrouwelijke leden van de Indische familie In’tveld, hun echtgenoten en – met name – hun kinderen.

In de genealogie van Theunis In’tveld (zie: E.M.V. Wethmar-Haverkorn van Rijsewijk en A.P. Intveld, ‘Stamreeks en genealogie van Theunis In’tveld, stamvader van de Indische familie In’tveld’, De Indische Navorscher 2004, pag. 97-121) kwamen de kinderen van vrouwelijke Intvelds uiteraard niet aan bod. Zij dragen immers de familienaam van hun echtgenoot. Toch is dit jammer, want deze kinderen maakten vaak deel uit van de grotere Intveld-‘clan’ en zijn daarom evenzeer een onderdeel van de geschiedenis van deze familie. Ook kwam het meer dan eens voor dat deze kinderen (of hun kinderen) binnen het familienetwerk trouwden.

In deze derde bijdrage wordt het gezin behandeld van Christina Amalia In’tveld, de vierde dochter van de eerste Indische generatie, en haar echtgenoot Adriaan de Nijs van Groll.

Het gezin van Christina Amalia In’tveld en haar echtgenoot Adriaan de Nijs van Groll (.pdf)

Door: Adriaan Intveld

Enkele naamdragers Beets in Nederlandsch-Indië

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

 

Soms kom je een naam tegen die meteen herinneringen los maakt. Voor mij is Beets zo’n naam. Die doet mij namelijk direct denken aan de Camera Obscura, in de jaren zestig van de vorige eeuw en wellicht ook daarna nog verplichte literatuur op de middelbare school. Deze verhalenbundel was geschreven door Hildebrand, het pseudoniem voor Nicolaas Beets. Voluit Prof. dr. Nicolaas Beets (Haarlem 1814-Utrecht 1903), Nederlands-hervormd predikant, hoogleraar godgeleerdheid te Utrecht en beroemd dichter en schrijver. Zijn familienaam kwam ik in eerste instantie tegen in onderstaande twee krantenberichten.

Bataviaasch Nieuwsblad van 22-08-1899

Bataviaasch Nieuwsblad van 22 augustus 1899.

De Locomotief van 12 jan. 1899

De Locomotief van 12 januari 1899.

Uit beide berichten wordt duidelijk dat D. Beets zich tevreden moest stellen met een relatief bescheiden positie op de maatschappelijk ladder en dat zijn moeder een Chinese was. Dit contrasteert nogal met andere naamdragers Beets in Nederlandsch-Indië, zoals Mr. Dirk Beets (1842-1916), president van de weeskamer te Batavia en zoon van Nicolaas Beets (Hildebrand) en een Jonkvrouwe van Foreest; Jacob Beets, majoor der infanterie O.I.L.; en Martinus Nicolaas Beets (1853-1927), majoor-magazijnmeester-tit. O.I.L. en daarna lid van de firma Waltman & Co. Ook latere naamdragers Beets in Nederlandsch-Indië deden het maatschappelijk gezien bovengemiddeld. Dat gold trouwens ook voor de familie in Nederland. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat de familie Beets is opgenomen in Nederland’s Patriciaat (jaargang 50, 1964), het prestigieuze ‘blauwe boekje’.

Het bovenstaande deed mij afvragen of ook D. Beets tot de familie van Hildebrand behoorde. Bestudering van de genealogie Beets in Nederland’s Patriciaat leidde al snel tot de conclusie dat dit niet het geval was. Althans een D. (Daniel, David, Dirk, Derk, Diederik, Douwe) Beets komt met uitzondering van Dirk Beets niet in die genealogie voor. De Dirken Beets die in de genealogie voorkomen, zijn echter duidelijk andere personen dan de D. Beets in de advertenties.

Verder zoekend in de opgaven van de burgerlijke stand in de Naamlijst der Europesche inwoners van Nederlandsch-Indië kwam ik de geboorteaangiften tegen van drie kinderen, allen erkend te Batavia, de eerste twee vermoedelijk in 1865, het derde in 1866 (zie: Naamlijst 1867), te weten Geertruida Maria Anna Beets, geboren op 10 augustus 1863; Pieter Beets, geboren op 9 oktober 1864; en David Beets, geboren op 21 januari 1866. De geboorteaangifte en erkenning van Pieter Beets werd overigens ook vermeld in de Naamlijst 1866. Dit kind overleed op 10 november 1873 (ingeschreven te Batavia).

Door mij wordt aangenomen dat David Beets de D. Beets is die in bovenstaande krantenberichten werd genoemd en dat hij dus uit een Chinese vrouw werd geboren. Geertruida Maria Anna Beets (ex matre de inlandse vrouw Sidama en erkend door Pieter Beets) trouwde te Batavia op 23 juni 1888 met Victor de Tijssonsk, die als tekenaar 1e klasse bij de Topographische Dienst met pensioen zou gaan. Victor de Tijssonsk was geboren te Krakau in Polen op 24 december 1839 en zoon van Joseph de Tijssonsk en Josephine de Nag. Zie: P.C. Bloys van Treslong Prins, ‘De Indo-Europeesche families in Nederlandsch-Indië’, Ons Nageslacht. Orgaan van de Eugenetische Vereeniging in Nederlandsch-Indië 8 (1935, nr. 3) 87 (lemma De Tyssonsk).

De erkenner van bovengenoemde kinderen, Pieter Beets, was zonder twijfel de P. Beets te Soerabaja die in De Oostpost van 17 september 1857 kennis gaf van het overlijden van zijn vader David Beets in Gelderland op 15 juli 1857. David Beets overleed te Ede op 15 juli 1857, 87 jaar oud, en was een zoon van Pieter Beets (senior) en Rebekka van Heijst en echtgenoot van Regina Magdalena Mensinga (gevonden via wiewaswie). David Beets (geboren 1863) was dus zijn gelijknamige kleinzoon.

Pieter Beets (junior) kreeg begin 1839 als eerste klerk bij de ‘thans gesupprimeerde’ (supprimeren is opheffen) secretarie van de Raad van Nederlandsch-Indië eervol ontslag uit ’s‑lands dienst (Javasche Courant van 19 januari 1839). Hij komt daarna in de Indische almanakken veelvuldig voor. Eerst op de inwonerslijsten van Batavia (1840-1844), Soerabaja (1845-1846), Padang (1847), Soerabaja (1848-1850) en Batavia (1851-). Te Batavia deed hij dienst bij de schutterij als sergeant -1840, tweede luitenant (bevorderd 1840; Javasche Courant van 8 aug. 1840) en eerste luitenant (bevorderd 1843; Javasche Courant van 29 nov. 1843). Te Soerabaja vinden we hem als agent van de Factorij der Nederlandsche Handel-Maatschappij (1851-1859) en commissaris bij het agentschap aldaar van de Javasche Bank (1852-1859). Te Soerabaja was hij tevens majoor-commandant van de schutterij (1852-1856) (eervol ontslagen in 1856; Java-Bode van 16 febr. 1856). Daarna treffen we hem weer te Batavia, als lid van de Factorij der Nederlandsche Handel-Maatschappij (1860-) (benoemd in 1858; De Oostpost van 21 okt. 1858), directielid van de Nederlandsch-Indische Maatschappij van Nijverheid (1860-) en een van de directeuren van het Parapattan wezengesticht (1861-).* Hij was tevens gewoon lid van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (benoemd in 1860; Java-Bode van 3 november 1860).

Als directeur van het Parapattan wezengesticht werd Pieter Beets in 1864 herkozen (Bataviaasch Handelsblad van 22 okt. 1864). Die functie legde hij in 1866 neer wegens vertrek naar Nederland (Java-Bode van 29 dec. 1866). Bovengenoemde kinderen werden dus voor zijn vertrek naar Nederland erkend. Hij vertrok naar patria met achterlating van deze kinderen, in die tijd niet ongebruikelijk. Wel vraag ik mij af of hij ook hun verwekker was en of hij niet gewoon drie weeskinderen uit het Parapattan wezengesticht heeft erkend. Dit om hen als Europeaan een betere uitgangspositie in het leven te verschaffen. Hij kon zonder probleem kinderen erkennen, aangezien hij (bij mijn weten) ongehuwd was. Na terugkeer in Nederland leefde hij nog slechts kort, aangezien hij te Amsterdam op 29 april 1868 plotseling overleed. Het afscheid van zijn erkende kinderen en Nederlandsch-Indië bleek achteraf dus een definitief vaarwel te zijn. Overigens kan hij daarmee dus ook niet de P. Beets zijn die te Patti in de residentie Japara op 16 maart 1881 overleed.

Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 mei 1868

Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 mei 1868.

Over zoon David is verder weinig bekend. Een eventueel huwelijk en zijn overlijden werden in de opgaven van de burgerlijke stand niet aangetroffen. Hij komt in de adresboeken van Nederlandsch-Indië voor als gegageerd kanonnier, zonder vermelding van een echtgenote. Hij leefde dus waarschijnlijk alleen of samen met een inlandse huishoudster. Zijn laatste vermelding is in het adresboek voor 1921-1922. Hij woonde toen te Tjiandjoer (Preanger Regentschappen). David Beets is dus mogelijk omstreeks 1920 overleden.

Het is erg verleidelijk in hem de vader te vermoeden van P. Beets, die commies-stationschef was bij de Atjeh-Stoomtrammaatschappij (kortweg de Atjehtram) en dat met zijn leven moest bekopen. Op 29 juli 1916 werd hij namelijk door een Atjeher aangevallen en vermoord, terwijl zijn vrouw zwaar werd verwond. In het adresboek voor 1916 staat hij vermeld met echtgenote IJ. Bijlsma. Zij hadden kinderen. Namen zijn mij niet bekend. Voordat hij in dienst trad van de Atjehtram, was hij mogelijk onderofficier, aangezien het personeel van die maatschappij grotendeels werd gerecruteerd uit de kring van onderofficieren die in Atjeh dienst hadden gedaan.

Deze Pieter Beets was echter geen zoon van David Beets, maar van Maarten Beets en Aaltje Sanders. Hij was geboren te Oosthuizen en trouwde 40 jaar oud te Amsterdam op 9 juli 1914 met IJfke Bijlsma, 37 jaar oud en dochter van Jan Bijlsma en Antje de Groot. Als beroep gaf de bruidegom commies bij een tramwegmaatschappij op (wiewaswie).

Bataviaasch Nieuwsblad van 10 aug. 1916

Bataviaasch Nieuwsblad van 10 augustus 1916.

Of David Beets kinderen heeft gehad, erkend of niet erkend, weet ik niet. Het is natuurlijk mogelijk. Zij zullen wellicht in of dicht bij de kampong hebben geleefd, mochten zij er inderdaad zijn geweest en naast een Chinese grootmoeder een inlandse moeder hebben gehad. Het is in dat geval niet zo vreemd te veronderstellen dat hun nakomelingen meer en meer het contact met de Europese maatschappij verloren en geleidelijk in de inheemse bevolking opgingen. Maar nogmaals, dit is een veronderstelling, niet meer dan dat.

* De jaartallen tussen haken verwijzen naar de Indische almanakken voor die jaren.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Künke von Steinn

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Zo lang er al mensen bestaan, zo lang doen zij zichzelf graag mooier voor dan zij in werkelijkheid zijn. Men sjoemelt met zijn stamboom om een fraaie afstamming te veinzen, bedient zichzelf van een verzonnen, chique familienaam of voert ten onrechte een schitterend familiewapen of adellijke titel. Zie hier enkele gangbare manieren om het eigen bestaan meer glans te geven. Een verblijf in de Oost bood daartoe overigens een uitgelezen gelegenheid. Men kon in Nederlandsch-Indië over zijn afstamming namelijk van alles beweren, zonder een al te grote kans te lopen als charlatan te worden ontmaskerd. Zij die beter wisten, woonden immers vaak ver weg in Nederland. Een vroeg voorbeeld van iemand met een grotere broek aan dan hem paste, was Carel Willem baron von Smiehl (1763-1803), in werkelijkheid Sproegel geheten. Zie over hem Asal Oesoel, oktober 2012:

Baron von Smiehl met noten

Een voorbeeld van veel recentere datum trof ik aan in onderstaand overlijdensbericht, dat in De Sumatra Post van 18 april 1921 werd geplaatst.

Maria Magdalena

Künke von Steinn, een familienaam waarmee je thuis kunt komen en dat zullen de ondertekenaars van het bericht ongetwijfeld ook hebben gedacht. Bovendien een familienaam die ik de moeite waard vond nader te onderzoeken. Dit echter gedaan hebbende, sloeg de teleurstelling toe. Wat bleek namelijk het geval?

Dank zij www.wiewaswie.nl kwam ik er snel achter dat een zekere Mara Magdalena van Stijn, dochter van Leendert Kunke van Stijn en Catharina Rijsewijk te Arnhem op 20 maart 1921 was overleden. Zij was echtgenote of weduwe van Everhardus Bernardus Wilhelmus Rademaker. Ook haar geboorte en trouwen werden mij via wiewaswie in de schoot geworpen. Zij was te Arnhem op 27 mei 1860 geboren. Bij haar geboorteaangifte werd als beroep van haar vader melkboer genoteerd. Zij trouwde te Arnhem op 20 februari 1884 met Everhardus Bernardus Wilhelmus Rademaker, timmerman van beroep. Als beroep van haar vader Leendert Kunke van Stijn werd nu landbouwer opgegeven. Haar vader trouwde (voor de tweede maal) te Arnhem op 28 januari 1857 met Catharina Rijsewijk, een timmermansdochter. De moeder van de bruidegom heette Marijtje van Stijn, van beroep arbeidster. De vader was onbekend.

Kunke van Rijn-Rijsewijk x akte pag. 1 detail

Huwelijksakte van Leendert Kunke van Stijn en Catharina Rijsewijk (detail).

x Rademaker-Van Stijn x pag. 1 detail

Huwelijksakte van Everhardus Bernardus Wilhelmus Rademaker en Maria Magdalena van Stijn (detail).

Leendert Kunke van Rijn komt als kwartier nummer 10 voor in de op internet gepubliceerde kwartierstaat van Bernardus Jacobus Brugman met vermelding dat hij door Marijtje van Stijn, huisvrouw van Jacob van Roode, op 5 juli 1845 als haar natuurlijke zoon was erkend.

Zie: www.ngv.nl/wwwTWE/kwartierstaten/BRUGMAN%20jan%20Harzevoort.pdf.

Het voorgaande laat er geen twijfel over bestaan dat het overlijdensbericht Maria Magdalena Rademaker, geb. Künke von Steinn de zaken mooier voorstellen dan verantwoord is. De overledene was van eenvoudige komaf. Geen schande natuurlijk, maar voor haar zoon en schoondochter ook weer niet iets om mee te koop te lopen. Maatschappelijke positie en status beheersten binnen het Europese deel van de koloniale samenleving nu eenmaal het dagelijkse leven, misschien meer nog dan in Nederland het geval was.

Mevrouw Rademaker (geboren Melanie Agnes Darricarrère, 1883-1946) was dochter van een in Nederlandsch-Indië geboren ambtenaar bij de Post- en Telegraafdienst. Hij bracht het bij die dienst tot kantoorchef 1e klasse en kon daarmee voor iemand die in Nederlandsch-Indië was geboren en opgeleid op een mooie loopbaan terugzien. Haar grootvader Jean Darricarrère (1817-1870) was suikerfabrikant op Java. Haar man Everhardus Johannes Rademaker (1886-1942) was ten tijde van de advertentie employé bij Automobiel Mij. Fuchs & Rens te Medan. Later was hij achtereenvolgens employé bij de firma Lindeteves en burgerambtenaar bij het Marine-Etablissement te Soerabaja. Het lijkt er op dat vooral mevrouw Rademaker een zekere stand had op te houden.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

De Klatense moordzaak

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

‘Naar de centrale gevangenis te Semarang werden gevankelijk overgebragt twee Europeanen B. en D. genaamd. De eerste zoude zich aan vagebondage en opligterij op de Sekatèn en Tjoijoedan hebben schuldig gemaakt, terwijl de tweede – naar ons werd medegedeeld – beschuldigd is van kindermoord.’

Zo maar een berichtje in De Locomotief en het Soerabaiasch-Handelsblad, beide van 29 januari 1883, dat hoewel klein van omvang door de beschuldiging van kindermoord groot nieuws was. De zaak van Europeaan D. zou dan ook uitgroeien tot de geruchtmakende ‘Klatensche moordzaak’ die de gemoederen gedurende een jaar behoorlijk bezig hield en uiteindelijk een vonnis opleverde dat ‘nog al sensatie’ veroorzaakte.

In De Locomotief van 25 augustus 1883 werd het publiek onder de kop Kindermoord nader geïnformeerd. De kern van het verhaal was als volgt: ‘In het Solosche woonde op een land een gehuwd paar. De schoonzuster van den heer des huizes kwam nogal dikwijls haar zuster bezoeken en onaangenaame huwelijksomstandigheden waren oorzaak dat zij soms weken lang in de woning van haar zwager bleef logeren. Op zekeren dag werd zij moeder en nu wordt haar zwager beschuldigd dat kind onmiddelijk na de geboorte gewurgd en vervolgens begraven te hebben.’

Op 21 december 1883 berichte De Locomotief haar lezers dat deze zaak de vorige dag door de Raad van Justitie [te Semarang] achter gesloten deuren was behandeld. De beklaagde werd nu met naam en toenaam genoemd (over privacy maakte men zich destijds nog geen zorgen). Hij heette Ferdinandus Deuning en was, zo berichtte de krant, door het Openbaar Ministerie officieel in staat van beschuldiging gesteld. Hij zou in de avond van 23 augustus 1882 het kindje van zijn ongehuwde schoonzuster Dientje van der Heijde direct na de geboorte ‘door wurging moedwillig … hebben gedood en vervolgens het lijkje in een doek gewikkeld, door zijn staljongen Kahidjojo bij den pagger van zijn erf … hebben doen begraven.’ Vandaar zou het lijkje later naar een ‘meer verwijderde plek’ zijn overgebracht.

De zaak van het OM rustte in belangrijke mate op de getuigenverklaringen van Nini Soentie, de vroedvrouw, en Mbok Wongsowidjojo (ook Sarinem geheten), kokkin van de familie Deuning en bij de bevalling aanwezig om de vroedvrouw te assisteren (De Locomotief van 31 december 1883). Beide getuigen verklaarden eensluidend dat ‘na den eersten schreeuw dien het kind gaf de heer Deuning op het kind toeschoot, het zijn hand op den mond legde en het met de andere hand wurgde, waarna Nini Soentie een oude, tot bleek toe verschoten kain van mejuffrouw Dientje over het kind wierp …’. Mbok Wongsowidjojo legde haar verklaring pas na grote aarzeling af uit angst voor de heer Deuning die haar zou hebben verboden iets van het voorgevallene aan anderen te vertellen. Dientje van der Heijde zou daaraan hebben toegevoegd dat zij ‘in den ketting’ zou gaan (gevangen zou worden gezet, RdN) als zij niet zou zwijgen. Bovendien zou Mbok Wongsowidjojo in het vooruitzicht zijn gesteld dat Dientje haar ‘in de kleêren [zal] steken’, zodra zij (Dientje) getrouwd was. Ook Nini Soentie zweeg aanvankelijk. Dit op aanraden van de door haar in vertrouwen genomen panewoe (een inheems ambtenaar in dienst van de Midden-Javaanse vorsten) van Djenon (een district in de assistent-residentie Klaten), die haar waarschuwde dat zij door te praten in ‘moeilijkheden’ zou komen.

De beklaagde ontkende, daarin gesteund door zijn vrouw, Charlotte van der Heijde, en zijn schoonzuster Dientje van der Heijde, dat er op het bewuste tijdstip in zijn woning een bevalling had plaatsgevonden en stelde dat zijn vrouw die avond een ‘fausse couche’ had. Bovendien overlegde hij een kwitantie, waaruit moest blijken dat hij op 24 augustus te Solo geld had ontvangen en dus niet bij de bevalling, zo die al had plaatsgehad, aanwezig kon zijn geweest. Laboratoriumonderzoek wees echter uit dat de datum op de kwitantie vervalst was. Zijn schoonzuster Dientje bleek bovendien niet standvastig. Na haar aanvankelijke ontkenning (zij zou op de avond van de 23ste zelfs niet eens te Kaliwingko zijn geweest), verklaarde zij uiteindelijk ‘ dat zoodra het kind geboren was Nini Soenti het in een oude verbleekte sarong … gewikkeld, aan den beklaagde overgaf, die daarop het kind op den grond op een matje legde en het doodde door den strot toe te knijpen en op de hersens te drukken.’ Mbok Wongsowidjojo verliet de kamer omdat zij ‘de mishandeling van het kind niet kon aanzien’ (De Locomotief van 22 februari 1884).

1

2

De Locomotief van 22 februari 1884.

Het eerste onderzoek in deze zaak werd gedaan door de assistent-resident van Klaten. Hij deed dit naar aanleiding van een anoniem schrijven en in zijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie. Via de djaksa vernam hij waar het lijkje was begraven. Inderdaad werden op de aangewezen plaats in een doek gewikkelde overblijfselen van een pasgeboren baby opgegraven. De bij de opgraving aanwezige arts opperde overigens dat het ook om de overblijfselen zou kunnen gaan van een ‘antromophorphen aap’ (lees: antropomorfe aap, ofwel een op een mens lijkende aap, RdN). Vroedvrouw Nini Soentie overleed, toeval of niet, uitgerekend op de dag dat het lijkje gevonden werd. Daarmee verdween een belangrijke getuige à charge van het toneel. Wel was haar eerdere, ten overstaan van de assistent-resident van Klaten afgelegde verklaring door laatstgenoemde op schrift gesteld.

De Locomotief van 22 februari 1884 berichtte ten slotte dat de rechtbank in deze zaak tot vrijspraak had geconcludeerd. Het enige dat volgens de rechtbank uit de getuigenverklaringen was komen vast te staan, was dat ‘de beklaagde het kind van Dientje van der Heyde kort na zijn geboorte en nadat het geschreeuwd had op gewelddadige wijze bij den hals heeft gegrepen en dat onderhuidsche bloeduitstorting daarvan het gevolg is geweest’. Niet wettig en overtuigend was bewezen dat het kind nog leefde toen het ‘geweld op hetzelve gepleegd werd’ en dat er een causaal verband bestond tussen de gewelddadige handeling en de dood van het kind. Twee voor de rechtbank belangrijke factoren waren het ontbreken van het lichaam van het kind en de afwezigheid van vroedvrouw Nini Soentie. De rechtbank kon daardoor niet vaststellen hoe aannemelijk de getuigenverklaringen waren. Bovendien kon Nini Soentie niet nader worden gehoord. In het oordeel van de rechtbank woog verder mee het medische feit dat levend geboren kinderen in sommige gevallen enkele ogenblikken na hun geboorte als gevolg van ‘organische gebreken’ plotseling overleden. Het kindje dat maar enkele ogenblikken leefde, was overigens een meisje.

De Klatense moordzaak was juridisch gezien dusdanig exemplarisch dat zij slechts enkele jaren later al tot in het kleinste detail werd beschreven in een rechtskundig handboek, getiteld De Nederlandsch-Indische strafvordering voor Europeanen en met hen gelijkgestelden (Leiden 1886) en samengesteld door Mr. Jacobus Lion. Hierdoor weten we bijvoorbeeld dat Charlotte en Dientje van der Heijde uitgebreid medisch werden onderzocht, waarbij de resultaten eveneens tot in detail werden beschreven. Met betrekking tot Dientje was volgens de artsen duidelijk aangetoond dat zij kort geleden was bevallen, aangezien er zich rond de baarmoedermond littekens bevonden en de areola om haar tepels zeer sterk gepigmenteerd waren. Bovendien heeft er een ‘verscheuring van de bilnaad plaatsgehad’, wat op een bijna voldragen vrucht zou wijzen (pagina 169, rechter kolom). Bij mevrouw Deuning werd een rond, bewegelijk gezwel in de buik en een gezwollen baarmoedermond geconstateerd. Zij was, zo luidde de conclusie, ten minste vier maanden zwanger en kon op 23 augustus onmogelijk een miskraam hebben gehad (pagina 170, linker en rechter kolom).

Ook in deze publicatie was privacy dus nog geen item, aangezien alle dramatis personae met naam en toenam staan vermeld. Wie googled met de zoektermen Deuning en Heijde komt dit werk op internet vanzelf tegen. Vanuit genealogisch oogpunt bezien, is de publicatie van mr. Lion een geschenk, aangezien daarin diverse familierelaties werden genoemd. Zo bleken mevrouw Deuning en haar zuster dochters te zijn van Barend Frederik van der Heijde. Hun vader leefde samen met een huishoudster (mogelijk dus de moeder van de beide zusters). Bovendien hadden zij een broer Louis Frederik en een zuster Christine. Verder worden twee broers van Ferdinandus Deuning genoemd, Frans Frederik en Casper Frederik Deuning, alsmede de huishoudster van eerstgenoemde, genaamd Oerip, bijgenaamd Njai Deuning. Een aardig inkijkje in het familieleven werd geboden door de vermelding dat Ferdinandus Deuning, de beklaagde dus, op zijn vrouw, schoonzuster, schoonvader Barend Frederik van der Heijde en diens njai een ‘zedelijk overwicht’ uitoefende en dat zij hem allen vreesden. Charlotte (mevrouw Deuning) en Dientje van der Heijde waren overigens familie van mijn betbetovergrootmoeder Johanna Philippina van der Heijde (1817-1915).

Er leek destijds geen enkele twijfel over te bestaan dat de tot in al haar gruwelijke details geschetste gebeurtenis daadwerkelijk had plaatsgehad. Degenen die het proces op de voet volgden, zullen dan ook geschokt hebben gereageerd toen de rechtbank tot de slotsom kwam dat er te weinig bewijs was om verdachte te veroordelen en tot kindermoordenaar te bestempelen. En ook nu nog bekruipt je na lezing van de gedetailleerde aanklacht het akelige gevoel dat daarmee het kwaad de winnaar was. De rechter heeft echter gesproken en eigenlijk resteert slechts de vraag of en in hoeverre deze afschuwelijke gebeurtenis in het collectieve geheugen van verdachtes nakomelingen, zo die er nog zijn, is blijven hangen. Wie weet, zullen we dit ooit nog eens weten.

Klik hier voor genealogische fragmenten en aantekeningen betreffende de familie Deuning. Opvallend bij deze familie is het grote aantal erkende kinderen dat zij telt. Aanvullingen zijn overigens van harte welkom.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Indische families met von in hun naam (IV)

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Zoeken op de niet alledaagse naam Mauw via www.telefoonboek.nl leverde zeven treffers op (van en von Mauw). Of deze personen behoren tot de Indische of de Nederlandse tak van de familie Von Mauw is mij niet bekend. Tot de Indische tak behoorden onder andere Victor Alexander Adolf von Mauw (Batavia 1865-Soerabaja 1906) en Alexander Karel Lodewijk von Mauw (Toeban 1874-Pasoeroean 1909). Een huwelijk en kinderen heb ik van hen niet gevonden, dus als zij toch kinderen hebben gehad, zijn die wellicht geboren uit een relatie met een inlandse vrouw. Hun broers Karel Willem Alexander (Soerabaja 1858-overlijden onbekend) en George Clement Adolph (Martapoera 1864-overlijden onbekend) waren getrouwd en hadden kinderen. Maar van hen zijn bij mijn weten geen naamdragers Von Mauw meer in leven.

De stamvader van de Indische tak en vader van bovengenoemde broers, Georg Karl (George Karel), werd te Maastricht geboren op 3 januari 1823 als zoon van Carl Ludwig (of Lodewijk) Adolph von Mauw en Titie van der Veen (ook Feen). De Nederlandse tak stamt af van zijn jongere broer Alexander Carl Reindert (Heer en Keer 1829-Beek 1877).

Genealogie van de Indische tak van de familie Von Mauw (.pdf)

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Familiewapen Munniks de Jongh

0
> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Munniks de Jong

Doorsneden: A op blauw twee gekroonde, horizontaal en boven elkaar geplaatste, kronkelende slangen met een rode tong en een staart, beide in de vorm van een pijlpunt, alles van goud; B gedeeld: 1 op zilver een en profiel geplaatste, uitkomende monnik van natuurlijke kleur, het hoofd ontbloot, gekleed in een bruine pij, met gebogen linkerarm, houdende in de linkerhand een recht naar beneden hangende rozenkrans; 2 op zilver een lage, versmalde keper met over het linkerbeen gaande een verlaagde, versmalde keper, en het rechterbeen gesteund door een schuinlinks geplaatste, versmalde balk, op zijn beurt ondersteund door een smalle, schuinlinks geplaatste staander, alles van groen en overtopt door een blauwe lelie. Twee helmen. Wrong: rechts goud en blauw, links groen en zilver. Helmteken: rechts twee uitkomende, om elkaar naar boven kronkelende gouden slangen met rode pijltongen, de koppen toegewend en getopt door een kroon; links de monnik op buikhoogte uitkomend. Dekkleden: links blauw, gevoerd van goud, rechts groen, gevoerd van zilver.

Bron: Nederland’s Patriciaat 1919, pag. 161 (waar sprake is van palingen i.p.v. slangen en in het rechter helmteken van overtopt i.p.v. getopt); heraldische databank van het Centraal Bureau voor Genealogie.

De familie Munniks de Jongh stamt af van Jan Jacobus de Jongh (R.N.L.) (1808-1890), die bij Koninklijk Besluit van 21 febr. 1870, nr. 10 vergunning verkreeg de naam Munniks voor de zijne te plaatsen. Vijf zoons werden officier in het Oost-Indisch leger, waarvan vier met nakomelingen in Nederlandsch-Indië.

Door: Roel de Neve

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Boek: Gepeperd verleden

0

Bron: Rijksmuseum Amsterdam & Uitgeverij Prometheus

Gepeperd verleden. Indië, Indonesië en Nederland 1595-2000.

Tussen 2015 en 2017 verschijnt de Rijksmuseum Landenreeks, een serie boeken die het gedeelde verleden van acht verschillende landen met Nederland tot onderwerp hebben: Indonesië, China, Ghana, Japan, Sri Lanka, Suriname & Brazilië, Zuid-Afrika en India. 

Vorige week verscheen als tweede in de reeks: Gepeperd verleden. Indië, Indonesië en Nederland sinds 1595-2000. Geschreven door Harm Stevens, conservator afdeling geschiedenis.

Een witte bestuurspet, een vuurtoren, een krijgsbanier, een staatsieportret, een ambtskostuum, foto’s en nog veel meer. Wie deze sporen van de gedeelde en omstreden geschiedenis van Indië/Indonesië en Nederland in het Rijksmuseum volgt, maakt een tijdreis die weidse uitzichten en intieme inkijkjes biedt. Thema’s als koloniale repressie, geweld, Indonesisch nationalisme, dekolonisatie en de infrastructuur en bureaucratie van het imperialisme passeren de revue. Grote geschiedenis, weerspiegeld in de tastbare relicten van een bewogen verleden dat wordt getekend door eerzucht, gezichtsbedrog, winzucht, idealisme en avontuur.
Indische geschiedenissen biedt een onthullende kijk op het verleden van twee door geschiedenis verbonden landen. Door goed te kijken, krijgen de kleine dingen die voorbij gaan grote betekenis. Staat het er echt, op die aquarel: ‘Afgekapte hoofden van muitelingen?’

Gepeperd-verleden-Indië-Indonesië-en-Nederland-1595-2000-e1444844188470

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Live Workshop tijdens INDOroutes 2015

0

Aanstaande zondag, 15 november, vindt INDOroutes 2015 plaats in Muziekcentrum BeneVia, Dordrecht. 

INDOroutes is een event voor en door jongeren die meer willen weten over hun Indische achtergrond, georganiseerd door het Indisch Herinneringscentrum in samenwerking met Stichting Indisch Dordrecht.

Het bestuur van de Indische Genealogische Vereniging, de redactie van De Indische Navorscher, alsmede de redactie van Asal Oesoel, zijn deze dag aanwezig om een live workshop te geven over hoe een begin te maken met jouw Indisch stamboomonderzoek.

12190084_443615819175609_4633137609972849621_n

19926_443615825842275_6339790459532056933_n

> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN OF OM EERDERE REACTIES TE LEZEN <

Recent Nieuws