> KLIK OP DE TITEL VAN DIT ARTIKEL OM EEN REACTIE ACHTER TE LATEN <
De residentie Palembang in Oost-Sumatra bestond voor het grootste deel uit vlak laagland. Dit uitgestrekte gebied werd doorsneden door een groot aantal rivieren die in het bergachtige binnenland ontsprongen en bij hun monding brede, moerasvormige en onherbergzame delta’s vormden. De gelijknamige hoofdstad van de residentie werd door de rivier Moesi (Soengei Moesi of Palembangrivier) verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel.
De Moesi was zo’n 600 km. lang en bij Palembang ongeveer 400 meter breed. Zij was de op een na grootste en in de negentiende eeuw best bevaarbare rivier van Sumatra en vormde vanuit zee de toegang tot het ongeveer 90 km. landinwaarts gelegen Palembang. De stroming op de rivier kon door de getijdenwerking sterk zijn. Extra voorzichtigheid was bovendien vereist vanwege de vele eilandjes en zandbanken, terwijl grotere schepen de ondiepten in de monding alleen tijdens vloed konden passeren.
Palembang werd naast enkele tienduizenden inlanders en enkele honderden Europeanen, bevolkt door een paar duizend Chinezen en Arabieren. Aan het hoofd van het Nederlandse bestuursapparaat in de residentie stond de resident. De ambtenaren die hem ter beschikking stonden, waren ter hoofdplaats of in het binnenland gestationeerd. De Chinezen en Arabieren stonden onder hun eigen hoofden, respectievelijk de kapitein der Chinezen en het hoofd der Arabieren.
In 1852 waren in de hoofdplaats Palembang de volgende Europese ambtenaren werkzaam (ontleend aan: Almanak en naamregister van Nederlandsch-Indië voor het schrikkeljaar 1852, waarin we de situatie eind 1851, begin 1852 treffen).
- C.A. de Brauw (+), luitenant-kolonel der infanterie en wnd. resident.
- F.J.P. Storm van ’s‑Gravesande (+), assistent-resident en magistraat.
- E.J. Böckel (*), secretaris, tevens algemeen ontvanger, notaris en vendumeester.
- P.C. Klaus (*), commies-boekhouder, tevens pakhuismeester en agent van de Bataviase wees- en boedelkamers.
- A.F.D. Samuels (+), derde commies en agent van de Bataviase wees- en boedelkamers.
- F.M. van Heijst, ambtenaar ter beschikking.
- L. de Chauvigny de Blot, ambtenaar ter beschikking.
- A.L.P. de Serière (+), controleur 2e klasse.
- D. Fisher,+ commies-ontvanger inkomende en uitgaande rechten, tevens havenmeester.
- C.N.J. von Ochssee (*), zoutpakhuismeester.
- W.F.K. Bisschoff van Heemskerk (*), eerst aanwezend ingenieur belast met het civiel bouwdepartement.
- E.A.R.L. [baron] van Hoëvell, wnd. landmeter en taxateur van vaste goederen.
Verder was Tjoa Kielien kapitein der chinezen en Pangeran Sjarief Alie Bin Aboe Bakar Bin Fsaleh hoofd der Arabieren.
In februari 1852 legden een aantal ambtenaren en officieren van het Oost-Indisch leger ter gelegenheid van het Chinese nieuwjaar een ceremonieel bezoek aan de kapitein der Chinezen af. Tijdens hun terugkeer op de 20ste van die maand voltrok zich bij het oversteken van de rivier Palembang een drama. De boot waarop het gezelschap – negentien man sterk – voer, sloeg door de sterke stroming om, waarbij tien van hen, voornamelijk officieren, verdronken. De ambtenaren onder de slachtoffers zijn in bovenstaande overzicht met (*) aangeduid. Degenen die blijkens de Almanak en naamregister van Nederlandsch-Indië voor het jaar 1853 (dus eind 1852) nog in hun bovengenoemde functie dienst deden, zijn aangeduid met (+) en waren dus gered of maakten geen deel uit van het gezelschap dat zo zwaar getroffen werd. Dit laatste geldt ook voor de overige functionarissen (Van Heijst, De Chauvigny de Blot en Van Hoëvell), die in 1852 (in elk geval na het drama ) werden overgeplaatst. Van de degenen die niet onder de slachtoffers voorkwamen (negen personen), weten we alleen dat de resident en de assistent-resident werden gered. Over wie de zeven overige geredde personen in het gezelschap waren, werd in de kranten niets meegedeeld.
Uit: Leydsche Courant van 19 april 1852 (boven), Middelburgsche Courant van 20 april 1852 (midden), en Nederlandsche Staats-Courant van 18 mei 1852 (onder).
De namen van de ongelukkigen staan vermeld in de opgaven van de burgerlijke stand in Almanak en naamregister van Nederlandsch-Indië voor 1853.
Afsluitend een overzicht van de genealogische gegevens van de slachtoffers en de twee leden van het gezelschap die van de verdrinkingsdood werden gered en van wie de naam bekend is.
Door: Roel de Neve