Elk kwartaal spreken we met een ervaren onderzoeker die zich bezighoudt met aspecten van voormalig Nederlands-Indië. Dit maal documentair fotograaf Suzanne Liem, die eerder een boek publiceerde over de Weduwen van Rawagede. Recent verscheen van haar het boek Lain Sayang Lain, dat de verschillende generaties van Molukse Nederlanders in beeld brengt. We vragen haar hoe dit boek tot stand kwam en ook naar haar eigen Indonesische roots.
Suzanne, voel je jezelf een Indische, een Indonesische of een Molukse onderzoeker?
Ik voel mij Nederlands, Chinees, Javaans, in die volgorde. Momenteel werk ik aan een project over Peranakan-Chinezen; Chinese families uit Indonesië die daar eeuwenlang hebben geleefd, en die zich daardoor hebben aangepast aan de Indonesische cultuur. Ik sprak daarover met de voorzitter van het Chinese Indonesian Hertiage Center Patricia Tjook-Liem, die onlangs een boek over de geschiedenis van Chinezen uit Indonesië publiceerde. Ik was opgevoed met het idee dat de familie van mijn vader Chinees is. Maar een familie die zes generaties in Indonesië heeft geleefd kon volgens mij niet zuiver Chinees zijn. Patricia bevestigde dit idee, omdat de Chinese mannen eeuwen geleden zonder vrouwen naar Indonesië kwamen, en zich dus met Indonesische vrouwen vermengden. Omdat, voor zover ik tot nu toe heb onderzocht, mijn familie alleen op Java heeft geleefd, wil ik nu zeggen dat ik gedeeltelijk van Javaanse afkomst ben. Mijn moeder is Nederlandse. Ik vind het eigenlijk best ingewikkeld, maakt dat mij een Indische? Ben ik een Peranakan-Chinees? Ben ik van Chinees-Indische afkomst of van Chinees-Indonesische afkomst?
Wanneer ben je begonnen met het onderzoeken van je Indische geschiedenis?
Pas nadat ik in 2010 naar Indonesië ben geweest om de Weduwen van Rawagede te bezoeken, ben ik mij gaan verdiepen in onze familiegeschiedenis. Mijn Chinese grootmoeder, de moeder van mijn vader, was een paar jaar eerder overleden. In Indonesië zag ik telkens vrouwen die op haar leken, toevallig was ik daar op haar geboortedag. Door het project over deze weduwen, waarvan de mannen in 1947 waren vermoord door Nederlandse militairen, en die een rechtszaak hadden aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, werd ik voor het eerst geconfronteerd met de onafhankelijkheidsoorlog. Pas in 2013 interviewden mijn jongere zus en ik mijn vader erover. Vlak voordat hij overleed. Het heeft daarna nog zes jaar geduurd voordat ik besloot er iets mee te doen. Ik kreeg toen, via mijn moeder, een koffer van mijn opa met daarin foto’s en documenten uit de tijd in Indonesië, de overtocht en daarna. In 2020 deed ik mee aan de online editie van Tracing Your Roots 35+ in samenwerking met het IGV. Erg fijn dat er met Tjabring van Egten ook expertise is op het gebied van Chinezen.
Wat triggerde je destijds? Op welke vragen wilde je een antwoord vinden?
Ik wilde graag weten wie mijn voorouders zijn en wat ze hebben gedaan. Het liefst wil ik weten wanneer ze uit China naar Indonesië zijn gegaan en waar in China ze precies vandaan komen. Ook wilde ik graag weten hoe ze eruitzagen.
Wat is je mooiste ontdekking geweest van je eigen familiegeschiedenis?
Een mooie ontdekking vind ik om te weten dat de moeder van mijn Chinese grootvader een ‘Han’ is en dat van deze familie een stamboom bestaat die teruggaat tot 500 na Christus. Ik behoor volgens deze stamboom tot de 27ste generatie.
En een andere ontdekking is, dat ik zowel in Nederland als in Indonesië, familie van vaders kant heb die ik nog nooit ontmoet had. Inmiddels ontmoette ik een aantal familieleden in Nederland en ook afgelopen zomer in Indonesië. Zij ontvingen mij met open armen. Via een goede vriend van onze familie, kwam ik met hen in contact.
Een derde ontdekking: in Semarang kwam onderzoeker Oktoriza Dia er voor mij achter dat de vader van mijn Chinese oma, samen met een Chinese zakenpartner, in de jaren veertig de eerste busonderneming tussen Semarang, Yogyakarta en Surabaya startte. Ik had van mijn vader wel eens over een busonderneming gehoord maar ik kende het verhaal niet precies.
Je bent bekend als fotograaf, hoe verhoudt dat zich tot het doen van onderzoek?
Ik ben inderdaad allereerst documentair fotograaf. Om mijn projecten goed te kunnen starten en uitvoeren is onderzoek nodig: waar moet het project over gaan? Wat wil ik bereiken met een project? Wat wil ik laten zien, letterlijk en figuurlijk?
Je hebt onlangs het prachtige fotoboek uitgebracht Lain Sayang Lain, wat een beeld geeft van de Molukse gemeenschap in Nederland. Hoe is dit boek tot stand gekomen?
Dank je wel Maarten! Verhalen over de Molukse gemeenschap kwam ik al tegen toen ik aan mijn andere projecten over voormalig Nederlands-Indië/Indonesië werkte. In 2018 vroeg mijn uitgever of ik een project over de Molukse gemeenschap wilde maken. In eerste instantie werd ik getriggerd door de rechtszaak die de nabestaanden van de gijzelnemers van de trein in De Punt voerden tegen de Staat der Nederlanden. Advocaat in deze zaak was Liesbeth Zegveld, dezelfde advocaat die de Weduwen van Rawagede vertegenwoordigde, en met wie ik contact had voor mijn eerdere project over deze weduwen. Nadat ik mij daarin had verdiept, leek het mij niet goed als het project alleen over de ‘acties’ zou gaan. Ik wist te weinig van de geschiedenis van de Molukkers in Nederland. Ik vroeg mij af: ‘Wie zijn de Molukkers?’ Dat was de vraag die ik wilde beantwoorden.
Om daarachter te komen was het belangrijk om goede contacten te vinden binnen de gemeenschap die mij konden helpen verder te komen. Via contacten met het Indisch Moluks Netwerk Politie, kreeg ik in 2019 toegang tot de jaarlijkse viering van de proclamatie van de RMS (Republik Selatan Maluku, Republiek der Zuid-Molukken) in Apeldoorn. Daar trof ik 1.200 Molukkers die samen het RMS-volkslied zongen en een regering in ballingschap. Daar ontmoette ik Molukkers die mij verder wilden helpen. Ook ontmoette ik de Molukse schrijfster Sylvia Pessireron en samen zochten we naar een kapstok waaraan we alles wat de vier generaties Molukkers kwijt wilden, konden ophangen. Lain Sayang Lain, vrij vertaald ‘we zijn er voor elkaar, we kijken naar elkaar om’, een adagium dat alle Molukkers kennen, bleek een goede kapstok te zijn.
Mijn onderzoeken starten dus altijd met een idee, waarna ik vooronderzoek doe op internet en in de literatuur, en bezoeken breng aan lezingen en netwerkbijeenkomsten. Verder ontrolt zich het onderzoek tijdens het maakproces waarbij er meestal een sneeuwbal-effect ontstaat; van de één naar de ander. Al doende leer ik en weet ik steeds beter waar het project over moet gaan. Zoals bij alle onderwerpen over de koloniale tijd en daarna zijn er veel verschillende invalshoeken en verhalen te vertellen, waardoor het ondoenlijk is om een compleet verhaal te vertellen. Mijn projecten zijn geslaagd als ik kan laten zien dat er mensen zijn die verhalen te vertellen hebben en wanneer deze verhalen gezien en gehoord worden door mensen die actie ondernemen om, indien nodig, situaties te verbeteren.
Zo is in 2021 een deel van de foto’s en teksten uit mijn boek Lain Sayang Lain in Barak 1B in museum Nationaal Monument Kamp Vught geëxposeerd. Molukkers hebben toen de burgemeester van Den Bosch uitgenodigd om hem voor te lichten over hun geschiedenis. Voor mij is het geweldig om te weten dat de Molukse gemeenschap het werk heeft gebruikt om de buitenwereld en in dit geval een invloedrijk persoon, uit te leggen wat hun achtergrond is en wat ze willen bereiken.
Vergeleken met Indische Nederlanders en Chinees-Indonesische Nederlanders waren Molukse Nederlanders minder goed in de samenleving geïntegreerd. Je hebt nu verschillende generaties kunnen spreken en in beeld kunnen brengen. Hoe kijken de verschillende generaties hier nu tegenaan? Heb jij hier een mening over of zie je jezelf meer als observator?
De mensen die ik heb ontmoet in woonoord Lunetten zijn gewoon geïntegreerd in de samenleving; de kinderen gaan buiten de wijk naar school, en de volwassenen werken net als andere Nederlanders bij Nederlandse bedrijven of organisaties. Hanna Manuputty die al haar hele leven in Lunetten woont, zegt daarover: integreren ‘Ja’, maar met behoud van de eigen taal en cultuur’. Zo trouwde ze op traditioneel Molukse wijze. Vroeger, toen ze nog niet zo goed Nederlands sprak, werd ze snel boos als ze niet werd begrepen. Sinds ze wel goed Nederlands spreekt, weet ze dat je moet leren de mensen te vertellen wie de Molukkers zijn en waarom ze in Nederland zijn. Misschien zien sommige andere Nederlanders Molukkers als mensen die niet integreren, omdat velen nog in Molukse woonwijken wonen, waar ze hun eigen kerken hebben en eigen buurtgebouwen. Maar er zijn ook heel veel Molukkers die buiten de wijken wonen en met Nederlandse partners samenleven. Ik merkte eens in Vught dat sommige mensen bang zijn om naar de Molukse wijk Lunetten te gaan. En zelf kreeg ik ook een keer een negatieve reactie van iemand in de wijk toen hij dacht dat ik ‘aapjes’ kwam kijken, maar toen we rustig kennis maakten was dat idee snel verdwenen.
Rustig kennismaken met de Molukse gemeenschap dat is wat ik met mijn boek beoog, waardoor Molukkers begrepen zullen worden door mensen buiten de Molukse gemeenschap. Met hun bijdrage aan dit boek hebben deze Molukkers zich kwetsbaar opgesteld en bieden ze een handreiking voor deze kennismaking. Door alle generaties heen zag ik de trots om Molukker te zijn. En ook zag ik dat ze de eerste generatie, die meer dan zeventig jaar geleden naar Nederland kwam, altijd zullen blijven eren.
Met mijn fotografie vraag ik aandacht voor de verhalen achter de foto’s. De Molukkers die aan het boek en de tentoonstellingen Lain Sayang Lain hebben meegewerkt (in 2021 in Vught en op de Lloydkade in Rotterdam) hebben ons allen iets te vertellen. Ik hoop dat mensen zich willen verdiepen in hun soms emotionele en openhartige verhalen; over de aankomst van hun ouders op de Loydkade, over hun harde opvoeding en desondanks de liefde voor en dankbaarheid aan hun ouders, over de moeite die ze doen om de buitenwereld hun verhalen te vertellen, telkens maar weer en met alle geduld van de wereld.
Over welk onderwerp wordt er in de Molukse gemeenschap te weinig gesproken?
De Molukkers die ik heb gefotografeerd en gesproken zijn bereid om telkens maar weer hun verhaal te vertellen en uit te leggen aan iedereen die het maar horen wil, wat hun geschiedenis en die van hun voorouders is. Ik merk dat deze verhalen nog te weinig ingang vinden in de Nederlandse maatschappij en hoop dat mijn boek en de bijbehorende tentoonstellingen op de juiste plekken terecht zullen komen waardoor de Molukkers gezien en gehoord worden door mensen die, net zoals ik eerder, nog té weinig weten over de geschiedenis van Molukkers in Nederland.
Lain Sayang Lain van Suzanne Liem is uitgegeven bij Walburg Pers, en kost €19,90. Haar website is suzanneliem.com.