Anders dan in Nederland zijn de notariële archieven in Nederlands-Indië nooit bij wet in een rijksarchief verzameld. Ze zijn daardoor fragmentarisch bewaard gebleven, en vooral uit de periode 1817-1942 is er weinig bekend. Het notarieel archief van Batavia en Ommelanden uit de periode 1620-1817 is door toevallige omstandigheden grotendeels bewaard gebleven en geeft een uniek beeld van de Europees-Aziatische samenleving uit die tijd.
Door Karel Soeterik en Maarten Fornerod
De grootste verzameling notariële protocollen die bewaard is gebleven uit voormalig Nederlands-Indië is die van Batavia en Ommelanden over de periode 1620-1817. Dit archief werd bewaard in het stadhuis van Batavia en daarna verplaatst naar het Landsarchief aan de Molenvliet, heeft alle oorlogen wonderwel doorstaan en is na de onafhankelijkheid van Indonesië overgedragen aan het Arsip Nasional. De protocollen zijn tot op heden nog niet digitaal ontsloten voor het grote publiek. Een protocol is het archief van een notaris bestaande uit akten (minuten), afschriften die aan de hoofdakte gehecht zijn, en naamregisters en repertoria die toegang geven tot de akten. De eerste notaris in de Indische archipel werd al op 27 augustus 1620 aangesteld in Jaccatra, het latere Batavia, en was Melchior Kerchem. Tot aan 1817 hebben ongeveer 111 Europese notarissen het wel en wee vastgelegd van de Europese en Aziatische bevolking in de stad Batavia en Ommelanden. De meeste notarissen waren geadmitteerd bij de Edele Hoge Regering van Indië, sommigen bij het Hof van Holland of bij het Brits Gouvernement tijdens het Engels tussenbestuur. Personen van hoog tot laag op de sociale ladder bezochten de notaris voor grote en kleine gebeurtenissen. Zo komt Sir Thomas Stamford Raffles luitenant-gouverneur van Java (1811-1816) in het notarieel archief voor, maar ook doorsnee VOC-dienaren en vrijburgers, vrijgemaakte slaven, Njai’s en armen die pro deo akten lieten opmaken. De dagelijkse zaken die bij de notaris konden worden gepasseerd waren bijvoorbeeld huwelijkse beloften en separaties, adopties van weeskinderen en van kinderen uit relaties tussen Europeanen met vrije inlandse vrouwen, benoemingen van universele erfgenamen en executeuren van nalatenschappen, zakelijke machtigingen, schuldbekentenissen, verhuur van land, boedelverkoop inclusief verkoop van lijfeigenen die in die tijd werden beschouwd als onderdeel van de boedel. Veruit de meeste akten hebben betrekking op de slavenhandel, met name door Chinezen en Europeanen. Uit de toegangsbeschrijving van Archives of the Dutch East India Company (VOC) and the local Institutions in Batavia (Jakarta) blijkt dat dit archief uit ruim 8800 inventarissen bestaat die naar schatting een breedte vormen van ongeveer 1,5 kilometer. Een belangrijke aanvullende bron op de notarisprotocollen zijn de notariële akten of brieven die opgesteld werden door de Schepenbank van Batavia. Zij was gemachtigd om naast haar hoofdactiviteit van stadsbestuur en rechtspraak op te treden als notaris van slavenverkoop, van emancipaties van vrijgekochte slaven en van aan- en verkoop van onroerend goed. De notarisprotocollen vormen samen met de notariële akten en brieven van de Schepenbank de grootste notariële bron van Zuidoost Azië over de periode 1620-1817 en geven een unieke en veelzijdige blik op het Europees-Aziatisch leven in voormalig Nederlands-Indië.
Ondanks de inwerking van externe factoren op het archief zoals vocht, inktvraat en insecten hebben veel naamregisters en akteboeken de tand des tijds overleefd en zijn vaak nog goed te lezen. Een klein gedeelte is dermate beschadigd dat het noodzakelijk is dit met voorrang te digitaliseren om het voor de komende generaties veilig te stellen.
Notariële afschriften van transportakten.
Niet altijd zijn de originele akten bewaard gebleven, men is aangewezen op een afschrift of kopie die ooit een keer gemaakt werd door een notaris. De meest voorkomende afschriften zijn die van akten van verkoop (transportakten) van inlandse lijfeigenen die voornamelijk geworven werden in de buitengebieden van de Indische archipel, met name uit Balie en Zuid-Celebes. Bij doorverkoop hechtte de notaris een afschrift van de vorige transportakte aan de nieuwe transportakte, deze bijlage fungeerde dan als bewijs dat de verkoper de rechtmatige eigenaar was.
De meeste transportakten verwijzen naar de voorgaande akte, dus als men dit spoor volgt dan komt men uiteindelijk uit bij de eerstbekende transportakte met in de bijlage een verwijzing naar de eerstbekende locatie waar de lijfeigene was aangekocht. In dit geval kon het om drie soorten herkomsten gaan: een vendutie van bijvoorbeeld een nalatenschap waaronder de lijfeigene viel, een onderhandse verkoop, of een boottransport van een grote groep lijfeigenen die werd aangebracht bij de notaris voor verkoop. Het was gebruikelijk dat de lijfeigene een nieuwe naam kreeg bij overstap naar een nieuwe eigenaar. Een Chinees gaf de lijfeigene altijd een Chinese naam, een Europeaan gebruikte herkomstnamen (Padang, Nias), maand- of dagnamen die naar het tijdstip van aankoop verwezen (December, Maandag), maar ook mythische namen (Cupido, Minerva), bloemennamen (Roosje, Mawar), christennamen of oorspronkelijke namen. De notaris noteerde altijd de naam van de lijfeigene in de transportakte inclusief de eventuele naamsverandering. Als een serie transportakten van een bepaalde lijfeigene bekend is, krijgt men een uniek beeld van de opeenvolgende naamsveranderingen die de lijfeigene in de loop der tijd doormaakte gedurende zijn slavenbestaan in Batavia.
Een bijzondere bijlage van de transportakte is de tolbrief, dit is een brief die werd verstuurd door de sabandhaar (havenmeester) naar de notaris waarop vermeld stond dat de importeur de vereiste invoergelden had betaald en de lijfeigenen die op de brief vermeld stonden via de notaris doorverkocht mochten worden.
De transportakten kunnen vermoedelijk ook meer licht werpen op de oorsprong van Aziatische voormoeders met een slavernijverleden, met name op hun herkomst, loopbaan en originele inlandse naam. Dit is nog een onderbelicht onderzoeksveld, werkgroep bronnenontsluiting van de Indische Genealogische Vereniging (IGV) hoopt in de toekomst deze transportakten digitaal te kunnen ontsluiten via het beschikbaar stellen van naamregisters en repertoria van de Bataviase notarissen.
Notariële afschriften van adoptie-akten
Een ander soort akte waarvan veel afschriften gemaakt zijn is de adoptie-akte. Deze afschriften zijn te vinden in het archief van de retroacta van de burgerlijke stand van Batavia, afkomstig van het College van Huwelijkse- en kleine Gerechtszaken, en bewaard gebleven over de periode 1683-1825. Een statuut van 15 januari 1621 bepaalde dat het trouwen en dopen zonder consent van een gerespecteerde overheid niet toegestaan was. Dit zal de basis hebben gelegd voor het ontstaan van deze serie afschriften want een adoptie werd altijd gevolgd door een doop. Zoals bij trouwen de overheidscommissaris een consent uitvaardigde aan de kerkenraad tot het voltrekken van het huwelijk, zal dat bij dopen ook het geval zijn geweest. De adoptie-akten vermelden altijd de inlandse voormoeder die het kind ter adoptie afstond, wat deze bron een waardevol startpunt voor verder genealogisch onderzoek maakt. Veel van de afschriften van adoptie-akten komen ook voor in de verzameling Familiepapieren (achttiende-twintigste eeuw) van Bloys van Treslong Prins, landsarchivaris van Nederlands-Indië (1925-1931), die in te zien zijn op de website van het CBG.
Kopieën van testamentafschriften
In het Nationaal Archief van Den Haag bevinden zich digitaal raadpleegbare kopieën van testamentafschriften van VOC-dienaren afkomstig uit diverse VOC-vestigingen over de periode 1698-1807, soms aangevuld met onderhandse codicillen. Het archief van de Weeskamer van Batavia in het Arsip Nasional bevat een soortgelijke collectie, maar dan over de periode 1644-1850 en met het belangrijke verschil dat het hier ook kan gaan om testateurs die vrijburger zijn in plaats van Compagnie’s dienaar en dat de testamenten voornamelijk in Batavia zijn opgesteld. De digitale collectie Oost-Indische bronnen van het CBG bevat veel documenten van de Weeskamer van Batavia zoals resoluties, correspondenties en financiële administraties, maar niet volgens de verwachting de collectie testamentenafschriften, daarvoor moet men het Arsip Nasional raadplegen.
Notariële archieven 1817-1942
In het Nederlands-Indië van na de Franse en Engelse periode was er, anders dan in Nederland, geen wetgeving die ervoor zorgde dat notariële archieven in een rijksarchief werden ondergebracht. Ze bleven daardoor bij de notariskantoren. Wel was bepaald dat het archief na opheffing van het notariaat bij de Raad van Justitie of het Residentiekantoor kwam te liggen. Of dit altijd is gebeurd is ons momenteel niet bekend. De Genealogical Society Utah (verbonden aan de Latter Day Saints (LDS) kerk) heeft in de vorige eeuw verschillende archieven van de Raden van Justitie gefotografeerd en ontsloten, daar zijn echter maar zeer beperkt notariële archieven te vinden. Uit heel Batavia is maar één notarisarchief verfilmd, dat van notaris Adriaan Hendrik van Ophuijsen uit de periode 1929-1932. De werkgroep bronnenontsluiting van de IGV onderzoekt momenteel of er bij de oudste notariskantoren in Indonesië nog archieven uit de koloniale tijd aanwezig zijn. Van de bovenlaag van de Europese bevolking van Nederlands-Indië is wellicht nog notarismateriaal te vinden bij Nederlandse gemeenten, omdat die bij een bezoek/verlof aan Nederland vaak notariële akten lieten opmaken.
Het Indisch notarieel archief bestaat uit unieke en gevarieerde bronnen, waarvan het meeste nog niet ontsloten en bestudeerd is. Het bevat veel gegevens die licht werpen op de Aziatische voorouders van Indische / Chinees-Indonesische / Molukse Nederlanders, zeker ook van hun Aziatische voormoeders. Vanwege de kwetsbare staat van de notariële archieven in het Arsip Nasional raden wij af om deze te raadplegen, tenzij alle mogelijke bronnen in de Nederlandse archieven al zijn bestudeerd. Het is vooralsnog onbekend hoe het gesteld is met de notarisprotocollen van Nederlands-Indië uit de periode 1817-1942, die slechts zeer fragmentarisch zijn ontsloten.
Geraadpleegde literatuur en website-verwijzingen
- Archives of the Dutch East India Company (VOC) and the Local Institutions in Batavia (Jakarta) (Brill, 2007);
- Familiepapieren Bloys van Treslong Prins (18e-20e eeuw), deelbibliotheek Oost-Indische bronnen van het CBG (https://cbg.nl/bronnen/cbg-verzamelingen/oost-indische-bronnen);
- Inventaris van de notariële archieven van Batavia en Ommelanden (ANRI / Nat. Archief Den Haag, 2004);
- Naamboek van de Wel-Edele Heeren der Hooge Indiasche Regeering zoo tot , als buiten, Batavia, etc., Jaargangen 1785-1789 (Pieter van Geemen, Batavia z.j.);
- Notarisboeken Adriaan Hendrik van Ophuijsen 1929-1932, verfilmd in Pengadilan Negeri Jakarta Pusat door Genealogical Society Utah, 2003 (familysearch.org/search/catalog/1188788);
- Oud Batavia, gedenkboek naar aanleiding van het driehonderdjarig bestaan der stad in 1919, Deel 1 (G. Kolff & Co., Batavia 1922);
- Plakaatboek, 1602-1811, eerste deel 1601-1642 door Mr. J.A. van der Chijs (Landsdrukkerij Batavia / M. Nijhoff ’s Hage, 1885);
- VOC: Oost-Indische Testamenten (1698-1807) (nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/voc-oost-indische-testamenten);
- Weeskamer van Batavia (1629-1847), deelbibliotheek Oost-Indische bronnen van het CBG (website idem als bij Familiepapieren Bloys van Treslong Prins).
Dit artikel is eerder in iets andere vorm gepubliceerd in Gen.magazine (03-22), het tijdschrift van het CBG | Centrum voor Familiegeschiedenis.
Zelfs tegenwoordig worden de meeste notariële akten lokaal bewaard. Denk bijvoorbeeld aan de zgn. perjanjian pranikah (prenup / huwelijkse voorwaarden) die men zelf bij de burgerlijke stand (Catatan Sipil of Islamitische KUA) dient te registreren. En zo zijn er veel voorbeelden.